Geef ’m de ruimte
De Pontiac Bonneville uit 1960 heeft veel ruimte nodig, desnoods een hele zoutvlakte. Dat is echter niet de reden dat hij werd vernoemd naar de Bonneville Salt Flats in Utah.
Al sinds mensenheugenis wordt elk jaar in augustus de zoutvlakte van Bonneville in de Amerikaanse staat Utah overspoeld door pick-uptrucks en motor homes. Achter de meeste van deze voertuigen hangt een oplegger, waarop een vreemdsoortig projectiel is vastgesjord. Dan houdt het konvooi ergens midden op de eindeloze, sneeuwwitte zoutvlakte halt, om onder de verschroeiende zon voor een hele week zijn kampement op te slaan. De projectielen verdwijnen onder tenten en worden ontdaan van hun kleurrijke plaatwerk, zodat er de laatste hand kan worden gelegd aan hun fors opgevoerde motoren. Wanneer de afstellingen kloppen, wurmen de sleutelaars zich in het krappe projectiel, dat bijkans nóg minder ruimte biedt dan de strakke brandwerende overall die ze dragen. Bij het starten van de eerste motoren is de Bonneville Speed Week begonnen.
In 1954 werd een studiemodel van Pontiac vernoemd naar de unieke locatie van dit jaarlijks terugkerende snelheidsspektakel. Pontiacs hoofdontwerper Harley Earl, die later vicepresident van General Motors werd, vond tijdens een bezoekje aan de illustere zoutvlakte de inspiratie voor de Bonneville Special. Dit studiemodel was een sportieve tweezitter met vleugeldeuren en een dak van plexiglas. Maar zoals het vaak met concept cars gaat, verdween ook de Bonneville Special spoedig weer uit beeld. Drie jaar later keerde de naam Bonneville echter terug, op de meest luxe versie van de Star Chief-modelreeks. De Amerikaanse merken hadden de goede gewoonte hun modellen elk jaar ingrijpend te veranderen, waarbij de Star Chief Custom Bonneville Convertible voor modeljaar 1958 als een op zichzelf staand model werd geïntroduceerd. De naam Bonneville bleef vervolgens bijna vijftig jaar lang in gebruik.
Spiekbriefje
De late jaren vijftig waren een spannende periode voor Pontiac. Aan het roer van General Motors stonden drie ambitieuze managers, die flink de bezem door de winkel haalden. Het eerste wapenfeit van general manager Semon ‘Bunkie’ Knudsen en zijn ontwikkelingschefs E.M. Estes en John DeLorean, was het afscheid van het aloude Pontiac-logo met het indianenhoofd. Dit werd vervangen door een nieuw embleem met een slanke rode pijl, de Arrowhead. Vervolgens ontwikkelden ze voor modeljaar 1959 een geheel nieuwe vormtaal, waarbij de Pontiac-modellen een veel beter herkenbaar eigen gezicht kregen met een in tweeën gedeelde grille. Ook waren de auto’s duidelijk lager en breder gebouwd dan hun voorgangers. Om dit mogelijk te maken, was een chassis ontwikkeld met een grotere spoorbreedte. Dit chassis kreeg de welluidende naam Wide Track en zorgde voor beduidend betere rijeigenschappen – hoewel bij Amerikaanse auto’s uit deze tijd natuurlijk alles relatief was ...
De nieuwe Pontiacs voor 1959 waren een schot in de roos. Met een lengte van 5,60 meter en een breedte van meer dan twee meter, spraken de auto’s zelfs de Amerikaan aan die gewend was zich voort te bewegen in een luxe limousine. De spoorbreedte van de auto’s bedroeg 1,63 meter. Dat is zelfs voor een hedendaagse suv nog een indrukwekkende maatvoering.
Voor modeljaar 1960 keerde Pontiac echter terug naar een wat meer ingetogen stijl. De gedeelde grille werd vervangen door een verchroomd rooster over de gehele wagenbreedte – om vervolgens voor 1961 weer plaats te maken voor een gedeelde grille. Liefhebbers van het merk herkennen zo het bouwjaar van de auto, zonder daarvoor een spiekbriefje nodig te hebben. Ons fotomodel, een Bonneville Vista, rolde in 1960 als 778ste auto van de band in de Pontiac-fabriek in Kansas City. Bijna de helft van alle Bonnevilles uit 1960 was een vierdeurs Vista, de meest zeldzame exemplaren zijn de Convertible (17.062 stuks) en de Station Wagon (slechts 5163).
Wellness-ruimte
Na bijna vijftig jaar door ene Mister Douglas uit Santa Rosa, Californië vertroeteld te zijn,
werd de auto verscheept naar Europa. De Bonneville liet zijn formaat op de Amerikaanse highways al gelden, de huidige eigenaar moest de garage naast zijn huis zelfs verbouwen om de Bonneville erin te kunnen zetten. Onder de motorkap ligt een V8 met een inhoud van 6,4 liter, die een vermogen levert van 303 zeer optimistische SAE-pk’s. Dit is de standaardmotor van de Bonneville, destijds werd ook nog de TriPowerversie met een vermogen tot 348 pk geleverd.
Wanneer je het portier opent, heb je toegang tot een typische wellness-ruimte uit de jaren zestig. Menige voorziening waarover de Bonneville standaard beschikte, kostte bij de concurrerende merken een meerprijs. Voor de kettingrokende mad men die voor een pitch onderweg zijn naar een potentiële klant, is er voorin zelfs voorzien in twee riante asbakken – bij die keuze heeft de breedte van de auto ongetwijfeld een grote rol gespeeld. Maar nu er toch bijna niemand meer rookt, is de Sportable Transistor Radio een veel interessanter accessoire: je kunt ’m uit het dashboard halen om buiten de auto te gebruiken.
De Pontiac Bonneville uit 1960 is een koppendraaier van de eerste orde, wanneer je op laag tempo door een willekeurige dorpskern of stadscentrum rolt. Dat valt met name vanaf de bijrijdersstoel op, aangezien je vanachter het stuur alle concentratie nodig hebt om de auto binnen de lijntjes te houden. De brede Bonneville voelt zich in Europa duidelijk minder thuis dan in zijn thuisland. Maar zodra de bebouwde kom achter je ligt en de wegen wat breder worden, kan het gaspedaal rustig worden ingetrapt. Met de Hydra-Matic automaat in de sportstand reageert de Pontiac, onder begeleiding van de luid gorgelende 4-barrel carburateur, verrassend snel. Maar daar staat wel een grote dorst tegenover: gemiddeld is 1 op 5 à 6 al heel gewoon, bij dit soort exercities stroomt er alleen nog maar meer benzine richting de V8motor. Niet alleen het formaat van de Pontiac Bonneville is grensoverschrijdend, zijn verbruik is dat evenzeer ...