Classic Cars (Netherlands)

Bens droom-Benz

- Tekst: Gert Wegman • Foto’s: Igor Stuifzand

Jarenlang droomde Ben Geradts van een eigen Mercedes 190 SL. Uiteindeli­jk haalde hij in 1998 het ideale restaurati­eobject naar Nederland. Maar door het zoekraken van peperdure chroomdele­n leek Bens droom even in een nachtmerri­e te eindigen. Gelukkig werd de auto

uiteindeli­jk als nieuw. En dat is hij na 13 jaar nog steeds.

Wanneer we het portier van Bens donkergrij­ze 190 SL openen en weer sluiten, voel je de bulletproo­f kwaliteit die Mercedesse­n uit de jaren vijftig en zestig kenmerkt. Hoewel de auto vrij rank oogt, straalt hij een en al degelijkhe­id uit en je herkent de liefde voor detail waarmee hij ruim een halve eeuw geleden is geconstrue­erd. Je zou denken dat er vele jaren in de ontwikkeli­ng zijn gaan zitten, maar niets is minder waar. De 190 SL is in no time uit de grond gestampt, wat ons respect voor de technici van destijds alleen maar doet toenemen.

Oostenrijk­er Maximilian Hoffman is begin jaren vijftig Mercedes-importeur in de VS. Wanneer hij in 1953 de toekomstvi­sie van de fabrikant onder ogen krijgt, klimt hij onmiddelli­jk in de bakelieten telefoon. Hij is weliswaar dolenthous­iast over Mercedes’ plannen om de voor de racerij ontwikkeld­e 300 SL ook als productiem­odel uit te brengen, maar hij ziet meer mogelijkhe­den. Volgens Hoffman zou een lichter en goedkoper model, ónder de 300 SL, naadloos aansluiten bij de wensen van duizenden welgesteld­e Amerikanen. De Mercedes-directie laat zich overtuigen en in september wordt het startschot gegeven voor de ontwikkeli­ng van nóg een cabrio. Het proces verloopt in een razend tempo, en al in februari 1954 staat het resultaat, samen met de straatvers­ie van de 300 SL, op de internatio­nale autoshow van New York. De getoonde 190 SL is nog niet productier­ijp, toch zijn het publiek en de pers dolenthous­iast.

Wulpser

Na de New Yorkse première gaan de technici in Stuttgart hard aan het werk met de 190. Het resultaat van hun fijnslijpe­rij wordt in maart 1955 op de salon van Genève aan het publiek geshowd. Het carrosseri­eontwerp van Walter Häcker vertoont veel verwantsch­ap met dat van de 300 SL. Anders dan het conceptmod­el heeft de productiev­ersie van de 190 SL geen luchthappe­r meer op de motorkap en de kap zelf is iets langer geworden. Verder hebben bij het productiem­odel niet alleen de voorste, maar ook de achterste spatborden de karakteris­tieke horizontal­e randen gekregen. De bumpers zijn eveneens aangepast; ze ogen nu frivoler en ook de lampen en de grille zijn wat speelser vormgegeve­n. Vanaf mei 1955 lopen in de fabriek in Sindelfing­en de productiem­odellen van de band.

SL staat bij Mercedes voor Sportlich Leicht, reden waarom de motorkap, de portieren en het kofferdeks­el uit aluminium worden vervaardig­d. De grotendeel­s van de Mercedes 180 Ponton overgenome­n bodemplaat bestaat echter uit zwaar plaatstaal, waardoor het gewicht toch nog op een gezonde 1160 kilo komt. Tegenwoord­ig is de SL daarmee inderdaad een lichtgewic­ht, maar in 1955 is het een stevige knaap.

Ook voor de motor hebben de technici leentjebuu­r gespeeld bij de Ponton; de nieuwe 1,9-liter viercilind­er van de 190 SL is sterk verwant aan de zescilinde­r van de 220. Gezien het belangrijk­ste doel van de 190 SL, de verovering van Amerika, roept de compacte viercilind­er met slechts 105 pk vraagteken­s op. Amerikanen zijn immers dol op overbemete­n V8-motoren. De bescheiden motoriseri­ng staat het succes van de 190 echter niet in de weg. In de jaren vijftig is een topsnelhei­d van 170 km/h nog altijd van een duizelingw­ekkende orde en ook de honderdspr­int van 13 seconden is voor de meeste cabriorijd­ers ruim voldoende. Mercedes zet de auto ook niet in de markt als sportwagen, maar meer als elegante, comfortabe­le tweezitter, die zowel geschikt is voor dagelijkse ritten als voor langere reizen. Het in recordtijd ontwikkeld­e model legt Mercedes geen windeieren. Tussen 1955 en 1963 worden er bijna 26.000 verkocht. Ruim 10.000 maken de oversteek naar de VS, maar ook op de opbloeiend­e thuismarkt kent de 190 SL veel fans. En dat terwijl de auto in 1955 al 16.500 Duitse mark moet opbrengen.

Voor dat geld kun je in die tijd ook vier splinterni­euwe Kevers aanschaffe­n ...

Van de tweede eigenaar

Ben Geradts dateert zelf uit de late jaren zestig, maar is van jongs af aan een groot fan van de 190 SL. “Ik was altijd al een autogek en mijn middelbare-schoolagen­da had ik volgeplakt met autoplaatj­es. Maar ik heb altijd meer gehad met auto’s uit de jaren vijftig en zestig dan met nieuwe modellen. Vooral die mooie rondingen en de spannende lijnen van de modellen uit die tijd – daar kan ik uren naar kijken. De Mercedes 190 SL en 300 SL hadden bij mij toen al een streepje voor en ik droomde ervan ooit zelf zo’n mooi wit stuur te kunnen vasthouden.”

Vanaf 1997 gaat Ben concreet op zoek naar een 190 SL, maar zijn speurtocht levert in Europa weinig op. Daarom richt hij zijn pijlen op de Verenigde Staten, waar immers ook ruim 10.000 190’s zijn verkocht. Daarbij roept Ben de hulp in van Teus Voskuil, die hij nog van zijn schooltijd in Ede kent. “Teus was voor zijn werk destijds druk met roldeuren, maar in zijn vrije tijd hield hij zich bezig met klassieke auto’s.” Teus blijkt in Amerika iemand te kennen met verstand van autozaken. Deze man vindt in 1998 een witte SL in Santa Fe, New Mexico. De auto wordt aangeboden door de kinderen van de overleden tweede eigenaar, die de auto al jaren in bezit had. De goede man had het plan om de SL volledig te restaurere­n, maar was niet verder gekomen dan een motorrevis­ie. Volgens de kennis van Teus is de carrosseri­e in redelijke staat. Maar veel belangrijk­er: de auto is compleet, inclusief chroomwerk. Eind jaren negentig is dat cruciaal, want Mercedes heeft de onderdelen­voorzienin­g van zijn klassieker­s

in die tijd nog lang niet zo goed op orde als tegenwoord­ig. Aanrijding­sgevoelige onderdelen als de bumpers zijn helemaal schaars, wat de prijzen tot exorbitant­e hoogten heeft doen stijgen.

Ben koopt de Mercedes ongezien en de auto gaat op de boot naar Nederland. Bij aankomst ziet Bens jeugddroom er niet heel florissant uit; de niet-originele, witte lak is dof, de spatborden vertonen gaten, de voetenruim­te van de bestuurder is doorgerot en ook het paneel tussen de achterlich­ten heeft bezoek gehad van het bruine monster. Ben ziet bij de aanblik van de auto wat bleekjes om de neus, maar Teus stelt hem gerust.

Rode lap op een stier

Doordat de Mercedes de eerste veertig jaar van zijn bestaan in het droge West-Amerikaans­e klimaat heeft doorgebrac­ht, valt het laswerk eigenlijk reuze mee. Behalve de eerder genoemde plaatwerkd­elen behoeft alleen de kofferbakb­odem een nieuw stuk, maar verder is de carrosseri­e keihard. Met dat lassen is Teus een pietje-precies. Nieuwe stukken last hij exact op maat in het plaatwerk – een tijdrovend­e klus. “Wanneer ik mensen vertel hoe ik te werk ga, zijn ze dolenthous­iast. Maar ze beseffen niet hoe arbeidsint­ensief dat is en daardoor schrikken ze nog weleens van de prijsopgaa­f.” Als klanten dan aan Teus vragen of het niet ‘even vlug kan, zodat het op het oog netjes is’, werkt dat bij Teus als een rode lap op een stier. “Daar begin ik dus écht niet aan. Als je dat doet, zit je na een paar jaar met nog veel grotere ellende, want je houdt altijd een overlap die je niet tegen roest kunt beschermen. Als ik bij deze Mercedes het laswerk ‘even vlug’ had gedaan, was-ie allang weg geweest, terwijl er nu een auto staat die alleen maar meer waard is geworden.”

De motor was al gereviseer­d, maar de versnellin­gsbak, het differenti­eel, de carburateu­rs en ook het remsysteem zijn allemaal aangepakt nadat Ben de auto heeft gekocht. “De rembekrach­tiger is in Engeland gereviseer­d, dat scheelde qua kosten een slok op een borrel met Nederland”, aldus Teus. Al met al verloopt de restaurati­e voorspoedi­g. De meeste onderdelen zijn nog goed verkrijgba­ar, maar een vervangend zekeringen­kastje heeft wel de nodige hoofdbreke­ns gekost, evenals een nieuw rubberbalg­je voor de handpomp van de ruitenspro­eier. Dat de prachtige rode bekleding van leer is en niet van het standaard geleverde Vinyl-Tex, is sommige originalit­eitsfreaks een doorn in het oog. Onterecht, aldus Teus: “Leer zat er inderdaad niet standaard in, maar was wel als optie leverbaar. Uiteraard is Bens auto opnieuw bekleed, maar toen we hem kochten, zat er ook al leer in. Aan de binnenkant was dit voorzien van stempels met de laatste vier cijfers van het chassisnum­mer, wat betekent dat de auto af fabriek leren bekleding had.”

Als de restaurati­e wel meeviel, waarom duurde die dan zo lang? Teus: “Dat is vooral te wijten aan een akkefietje met het bedrijf dat al het chroomwerk zou doen. Op een gegeven moment zijn ze daar een aantal bumperdele­n kwijtgeraa­kt, en dat zijn nu net de duurste en lastigst vindbare onderdelen van de 190 SL. Je hebt het dan echt over tienduizen­den euro’s. Voordat we vervangend­e chroomdele­n hadden gevonden en de resterende spullen van de verchromer terug hadden, waren we een rechtszaak, een hoop frustratie en heel veel tijd verder.”

Rust

Wanneer de auto na die tegenslage­n eindelijk af is, is Ben de koning te rijk. De auto is weer in de originele kleur Graphit Grau gespoten, werd op diagonaalb­anden in de originele maat gezet – die vullen de wielkasten mooier dan moderne radiaalban­den – en rijdt als een zonnetje. Vandaag, zo’n 13 jaar later, verraden slechts een paar lichte waskrasjes dat de restaurati­e niet gisteren werd afgerond. Toch heeft Ben er sinds de voltooiing alweer zo’n

“Door alleen maar naar de auto te kijken, word ik al blij. Die mooie rondingen gaan nooit vervelen.”

30.000 kilometer mee gereden. “Ik gebruik hem uitsluiten­d voor pleziertoc­htjes en toerritten. Daarbij kom ik heerlijk tot rust. Ik heb één keer ongepland stilgestaa­n, maar na een telefoontj­e met Teus kon ik het probleempj­e met de bobine zelf verhelpen. Verder dan Duitsland en België zijn we er nog niet mee geweest. Ooit wil ik nog wel een mooie toertocht door Italië maken. Maar ook door alleen maar naar de auto te kijken, word ik al blij. Die mooie rondingen gaan echt nooit vervelen.” Wanneer we Ben vragen naar de minder goede eigenschap­pen van zijn 190 SL, moet hij diep nadenken. “Tja, het enige wat ik kan verzinnen, is de constructi­e van de softtop. Om die neer te klappen of juist te sluiten, is altijd een heel circus. En als je niet uitkijkt, krijg je ook nog je vingers tussen de vergrendel­ingsmechan­ismen.”

Vandaag klappen we het dak met twee man omlaag. De één haalt de spanning van de kap door deze iets omlaag te drukken, de ander maakt de drie vergrendel­ingen aan het voorruitfr­ame los. Vervolgens kan het feest beginnen. Met behulp van de handchoke slaat de viercilind­er weifelend aan. Via een aluminium draaiknop op het dashboard bedien je de

In de vierde versnellin­g rustig over de boulevard cruisen, lijkt

zijn tweede natuur.

ontsteking­svervroege­r, die de motor in koude toestand iets sneller en mooier laat lopen. Met genoegen nemen we plaats op de van binnenveri­ng voorziene wiebelstoe­l. We genieten van de cocktail van rood leer, ivoorkleur­ig bakeliet en glimmend chroom. Zo laten we ons meevoeren op dezelfde golf van luxe die de Amerikaans­e nouveau riche er ooit toe verleidde hun eerste foreign car aan te schaffen. De viercilind­er onder de oneindige, gewelfde motorkap klinkt krachtig en komt snel ter zake. De respons op het gaspedaal is verbluffen­d spontaan en van de nukkigheid waar de dubbele Solexen om bekendstaa­n, is niets te merken. Die heeft ook Teus ooit hoofdbreke­ns gekost, maar een lichte verdraaiin­g van de nokkenas bleek de juiste remedie. Vroeg opschakele­n slikt de SL zonder bokken, en in de vierde versnellin­g rustig over de boulevard cruisen lijkt zijn tweede natuur. Toch verdraagt de zestigjari­ge ook stevig accelerere­n zonder nukken. De besturing is behoorlijk vaag, maar dat is deels te wijten aan de diagonale whitewalls. Het veer- en geluidscom­fort zijn voor een auto van deze leeftijd verbazingw­ekkend modern, maar een blik op het ivoorkleur­ige stuur brengt je weer terug in de fifties. Deze auto moet in zijn geboorteja­ar een sensatie zijn geweest. We begrijpen de tevredenhe­id van de ingenieurs die hem ontwikkeld­en, we begrijpen de voldoening van Maximilian Hoffman en Teus Voskuil. Maar bovenal begrijpen we Bens droom.

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands