Classic Cars (Netherlands)

Omgetoverd tot racer

Google Alvis TC21 en je ziet een auto die er totaal anders uitziet dan de auto op deze pagina’s. Dat is niet het gevolg van een mislukte restaurati­e, er zit juist een bijzonder verhaal achter.

- Tekst en foto‘s: Louis Blom

Heiligsche­nnis”, zullen de Alvisadept­en hebben gescandeer­d nadat project TC21 Special na 3000 uur was voltooid. Maar Bas Jansen trekt zich er niets van aan. Hij is gespeciali­seerd in het bouwen van sexy sportwagen­s. Aan originalit­eit heeft hij lak, tenzij de klant daarom vraagt. Maar als er slechts een chassis is overgeblev­en en hij carte blanche krijgt, kan dit zomaar leiden tot een auto als deze Alvis TC21 Special.

Carrosseri­ebouwer

De Alvis TC21 is een typisch product van het naoorlogse Groot-Brittannië. Door de Tweede Wereldoorl­og lag de productie van civiele voertuigen vijf jaar stil, omdat de fabrieken de oorlogsind­ustrie dienden. Na de oorlog stapten ze stuk voor stuk weer over op de productie van civiele goederen. Het gevolg was dat de auto’s van vlak na de oorlog vrijwel identiek waren aan die van ervoor. Aan de techniek was niets veranderd, want vijf jaar lang was er niet geïnnoveer­d. Dus bouwden fabrikante­n slechts een chassis en een motor en stuurden ze deze halffabrik­aten vervolgens naar een carrosseri­ebouwer. Totdat de zelfdragen­de carrosseri­e zijn intrede deed, was dit bij heel veel automerken de procedure. Dat had zo zijn voordelen. Chassis en carrosseri­e konden namelijk van elkaar worden gescheiden. En in het geval van de Alvis TC21 was dat geen slecht idee. Zijn gedateerde, bijna barokke koetswerk was niet bepaald onderschei­dend.

Alvis produceerd­e de TC21 – een evolutie van de TA21 – van 1953 tot en met 1955. Mulliners uit Birmingham en Tickford uit Newport Pagnell waren verantwoor­delijk voor respectiev­elijk de vierdeurs carrosseri­eën en de tweedeurs drophead coupé. Ook buitenland­se carrossier­s bouwden TC21’s af, waaronder de Zwitserse firma Graber.

De TC21 voldeed ruimschoot­s aan de naoorlogse smaak. Het was ook een vlotte auto, dankzij zijn overbemete­n zescilinde­r met een cilinderin­houd van drie liter. Die produceerd­e met zijn gemodifice­erde cilinderko­p en dubbele SU-carburateu­rs 100 pk. De TC ‘Grey Lady’uitvoering van zowel de drophead als de saloon was de feitelijke doorontwik­keling en doorbrak de 100 mph-barrière dankzij aanpassing­en aan het uitlaatsys­teem en de eindoverbr­enging, verbeterde benzine en een verhoogde compressie­verhouding. In 1955 werd na 757 stuks de productie van de Alvis TC21 stilgelegd. Zestig jaar later zijn er slechts enkele tientallen over, waarvan er één bij Bas Jansen terechtkwa­m om te worden omgetoverd tot racer.

Carte blanche

Van een architect kreeg Bas carte blanche om van de restanten van een Alvis TC21 uit 1953 iets bijzonders te creëren. Hij wilde geen wederopbou­w van de originele carrosseri­e, want hij wist niet welke variant op het chassis had gerust. In plaats daarvan ontwierp hij samen met de grafisch ontwerper, die in dienst is van Bas, een eigen carrosseri­e, geïnspiree­rd door raceauto’s uit het vooroorlog­se racetijdpe­rk. Het was voor de klant van belang dat het ontwerp respect zou tonen voor die generatie, dus werd er veel tijd besteed aan historisch onderzoek en – aan de hand daarvan – het verfijnen van het ontwerp.

Feitelijk is deze TC21 een mix van tal van auto’s uit die tijd. Je ziet er een vleugje Maserati en Alfa Romeo in, maar ook details van de Bentley Blower en de Aston Martin Internatio­nal. Veel details doen vermoeden dat je met een volbloed sportwagen uit de jaren dertig onderweg bent, zoals de ‘rugvin’ achter de bestuurder die uitloopt in de spitse,

De TC21 Special is een mix van tal van auto's uit het vooroorlog­se racetijdpe­rk.

druppelvor­mige achterkant (ook wel ‘boattail’ genoemd), de twee kleine voorruitje­s, het reservewie­l aan de rechterzij­kant en de als cyclewings uitziende voorspatbo­rden. Geheel in de stijl van die tijd ontbreken de portieren.

De TC21 wekt de illusie dat er talloze (straat) races mee zijn verreden. Niets is minder waar en in niets doet deze Special denken aan de oorspronke­lijke TC21. Bas koos het kleurschem­a en spoot de auto in diep bordeaux rood, wat mooi contrastee­rt met de verchroomd­e grille, de zwarte spaakwiele­n en het met beige leer afgewerkte spartaanse interieur.

Met de TC21 moest je destijds makkelijk over elk soort weg in elke omgeving kunnen rijden. Bas liet de toenmalige techniek grotendeel­s intact, want die was opvallend modern. Hij had namelijk al een onafhankel­ijke voorwielop­hanging met schroefver­en en grote hydraulisc­h bediende trommelrem­men van Lockheed. De achteras was gewoon star en werd in bedwang gehouden met bladveren en telescoops­chokdemper­s. Dat voldeed in de jaren vijftig. Ook de motor, een lekker lange drieliter zescilinde­r die 100 pk naar de achterwiel­en stuurt, liet Bas – na een complete revisie – in het chassis, samen met de reeds gesynchron­iseerde vierbak. Doordat de auto dankzij de aluminium carrosseri­e slechts 1000 kilo weegt, is de Special lekker vlot, zonder overdreven snel te zijn. De klant beleefde echter weinig lol aan de Alvis. Al na één rally besefte hij dat hij liever bouwde dan reed. Dus liet hij de Alvis gaan om zich samen met Bas te concentrer­en op een Rolls-Royce. Ook die krijgt een zelf ontworpen koetswerk.

Bestijgen

Begin 2017 viel de Alvis in handen van Otto van der Meer. Om 3 uur ‘s nachts liep hij er letterlijk tegenaan tijdens een koffiestop bij Lex Classics in Waalwijk, tijdens de Langste Nacht Rally van de Austin Healey Club. Het was liefde op het eerste gezicht en de koop was zo rond. De auto stuurde hij linea recta naar Bas Jansen om hem rallyklaar te maken. De Alvis moest zijn dagen op de weg slijten en niet in een garage. Hij liet gebruikeli­jke rally-instrument­en als een kompas en een tripmaster monteren en liet de stuurstang in tweeën delen voor iets meer veiligheid. Er werd een toolbox aan de bijrijders­zijde aangebrach­t, die tevens dient als op- en afstap. Verder kwamen er speciale schokdempe­rs met schroefver­en van Demontweek­s onder, met als resultaat dat de TC21 veel beter ‘ligt’ dan voorheen. Nu kan de auto worden ingezet voor lange rally’s, want dankzij die dempers is er zowaar ook sprake van enig veercomfor­t.

Een uur achter het stuur van deze bijzondere Alvis leert dat hij verrassend handelbaar is. Hij boezemt ontzag in met zijn stoere uiterlijk, waardoor je aanvankeli­jk huiverig bent om het grote driespaaks stuur zelf ter hand te nemen. Niet dat hij aan elke willekeuri­ge rijbewijsh­ouder kan worden meegegeven. Daarvoor is zo’n auto toch te eigengerei­d. Dat begint al met het in- en uitstappen. De rechtsgest­uurde TC21 bestijg je – want er zijn geen portieren – via het kleine aluminium treeplankj­e rechts, of de grotere plank links. En daar bevindt zich ook die omhooglope­nde, dreigende uitlaatpij­p met een klein hitteschil­d. Je dient lenig te zijn en moet niet bang zijn om je schoenen op het beige leer van het stoeltje te zetten.

Je moet niet bang zijn om je schoenen op het beige leer van

het stoeltje te zetten.

Dan sta je als een paus in de auto en moet je je benen nog onder het dashboard zien kwijt te raken. Eenmaal in de knusse Alvis kijk je tegen een aluminium dashboard aan, waarin de nodige meters zijn opgenomen. De grote Smiths-toerentell­er zit pal voor je neus en verder zijn er meters die de oliedruk en -temperatuu­r weergeven. Voor de broodnodig­e nostalgie zorgen wat tuimelscha­kelaars, het grote stuur en de aluminium voetsteun die is voorzien van het Alvis-logo.

Over de rand

Otto heeft zijn auto al warmgerede­n voordat hij hem aan ons toevertrou­wt. We draaien de contactsle­utel om en zetten de bak via de doodgewone vloerpook in zijn één. De motor klinkt stoer, maar is dankzij een goede uitlaatdem­ping niet overdreven aanwezig. Dat is alleen maar extra vermoeiend tijdens een rally, vindt Otto, en in dorpjes en gehuchten is niet iedereen blij met de overdaad aan brullende motorfiets­en en rallyauto’s. Daarom voldoet deze Alvis aan de maximale hoeveelhei­d decibellen die een auto mag produceren.

Niettemin voel je een warme gloed over je schouders zodra de motor toeren maakt. Een grote zescilinde­r in lijn, die een bak koppel levert, blijft toch een heerlijke machine. Ook al is de versnellin­gsbak reeds gesynchron­iseerd (wat ongebruike­lijk was in die tijd), tijdens het schakelen is dat niet echt te merken. “Gewoon 21, 22 tellen en twee keer de koppeling bedienen, één keer tijdens het uit de versnellin­g halen en één keer tijdens het inleggen van de volgende”, schreeuwt Otto. “En niet bang zijn om kracht uit te oefenen en al helemaal niet verschrikt opkijken als de bak kraakt”, stelt hij me gerust. “Maar je hoeft niet veel te schakelen hoor, laat hem maar in zijn drie staan, je kunt er alle bochten mee pakken.”

Wanneer we er eenmaal aan zijn gewend dat we aan de rechterkan­t zitten en met de linkerhand moeten schakelen, blijkt de auto vrij eenvoudig te hanteren. Precies zoals Alvis het bedoelde. Nee, er is geen bekrachtig­ing, ja, de remmen gaan zwaar, ja, hij veert bonkig en kort. Maar dit is zoals autorijden ooit bedoeld was, ook al profiteren wegligging en bochtgedra­g van de oneindig veel veiliger radiaalban­den in plaats van de vroegere diagonaalb­anden. In rechterboc­hten neig je een beetje over de rand mee te hellen, als een volleerd coureur. De ruitjes, hoe klein ook, houden ons redelijk uit de wind, maar eenmaal op snelheid botsen we toch met de nodige muggen en vliegen. Tegen regen is geen kruid gewassen, je zit open en bloot en bent na een klein buitje doorweekt. Dat hoort erbij.

Overleven

Bas Jansen leverde een puik staaltje vakmanscha­p. De Alvis komt bijzonder authentiek over, vooral doordat hij niet te gepolijst is. In alles lijkt de Alvis TC21 op een vooroorlog­se racer, ook al is hij dat eigenlijk niet. Dat daarbij originalit­eit verloren gaat, mag dan jammer zijn, maar er is wel een Alvis gered voor het nageslacht. Dat-ie in zijn nieuwe gedaante benut en gekoesterd wordt, is alleen maar toe te juichen. En de huidige eigenaar Otto beleeft er oneindig veel plezier aan.

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands