De ambities van Alvis
Alvis is een minder bekende naam in de lange lijst van verdwenen Britse autoproducenten. Het merk werd in 1919 opgericht in Coventry door ondernemer Thomas John. In 1920 bouwde de machinefabriek zijn eerste personenauto. Deze 10/20 werd geprezen om zijn kwaliteit en zijn prestaties. Alvis fabriceerde in kleine aantallen en was niet vies van experimenten, waarvan voorwielaandrijving het meest in het oog springt. Miniontwerper Alec Issigonis, die er enkele jaren in dienst was, ontwikkelde voor Alvis een motor met uitschakelbare cilinders. De bekendste vooroorlogse auto was de Speed 20, een elegante en sportieve tweezitter.
De Tweede Wereldoorlog maakte een eind aan de ambities van Alvis als gespecialiseerd sportwagenmerk. Weliswaar bleef de fabriek op een laag pitje draaien, totdat een bombardement op Coventry daar een eind aan maakte. Na de oorlog pakte Alvis zijn autoproductie weer op met de TA21, later gevolgd door de TC21. Maar dat waren niet de auto’s waaraan Alvis zijn bekendheid dankte, dat waren de relatief sobere doch betrouwbare gezinsauto’s.
Alvis bouwde ook legervoertuigen. Die brachten de nodige financiële middelen in het laatje, waardoor de verliesgevende personenautotak kon blijven bestaan. Totdat Rover de autodivisie in 1965 overnam, om even later zelf op te gaan in British Leyland Motor Company. Alvis legde zich vanaf dat moment toe op zijn specialiteit, de legervoertuigen. Het is tot op de dag van vandaag actief in deze branche, zij het niet onder dezelfde naam. In 2004 nam BAE Systems Alvis over, waardoor de naam verloren ging.