Auto Union 1000 Sp Roadster
Ruim vijftig jaar geleden waren we in Europa nog idolaat van de Amerikanen, die we vooral zagen als onze bevrijders. We omarmden hun culturele en industriële producten en neigden naar kopieergedrag. Dat leverde af en toe ware schoonheden op, zoals de Auto
Sla er een willekeurig fotoboek van een dikke halve eeuw geleden op na, en je zult zien dat ook Europese jongemannen massaal met een vetkuif à la Elvis Presley zijn getooid. Jonge vrouwen dragen het liefst pettycoats en stiften hun lippen als Marilyn Monroe, daarnaast is iedereen wild van Amerikaanse rock-’n-roll. Van talloze overzeese hits worden Duitse, Franse en Nederlandse versies uitgebracht, die iedereen in zijn moerstaal meeblèrt. Kortom, bijna alles wat Amerikaans is, gaat er bij jonge Europeanen in als koek.
Daar speelt de auto-industrie graag op in. Naar Amerikaans voorbeeld worden Europese auto’s steeds gevleugelder en chroomrijker, al weten de merken in de Oude Wereld beter maat te houden. Niet zo vreemd als je bedenkt dat de wegen hier doorgaans smaller, en de benzineprijzen veel hoger zijn. Zo combineren Europese fabrikanten Amerikaanse stijlkenmerken met compacte buitenmaten en bescheiden motoren.
Baby-Thunderbird
Misschien wel hét schoolvoorbeeld van een Euro-American Beauty is de Auto Union 1000 Sp(ezial). Om voor de hand liggende redenen wordt deze auto ‘baby-Thunderbird’ genoemd, ook al ligt er onder de imposante motorkap geen ‘blobberende’ 4,8-liter V8, maar een beduidend bescheidener aggregaat. Wanneer we likkebaardend om de prachtige, Perlmut Grün gespoten auto van John Smeets (62) heen lopen, moeten we die bijna erotisch gevormde ‘raketachterlichten’ wel even aanraken. Tegelijkertijd verbazen we ons over de brede, lage achterkant. Maar die blijkt slechts 1,68 meter te omvatten en daarmee is de auto anderhalve centimeter smaller dan een nieuwe Ford Ka+ en bijna 12 centimeter smaller dan de eerste Ford Thunderbird.
Hoewel de 1000 Sp groter lijkt dan hij is, beschikt hij over een ongekende elegantie. Urenlang kunnen we kijken naar de motorkap met de subtiele luchthapper, de gebogen rastergrille en naar het bijzondere lijnenspel van de achterspatborden met hun subtiele staartvin- nen. Hoewel de auto een feest van schitterende details is, vormt het ontwerp een evenwichtig geheel, dat bovendien degelijk aanvoelt en netjes is afgewerkt. Dat laatste is te danken aan de firma Baur in Stuttgart, die de 1000 Sp Roadster tussen 1961 en 1965 produceert. Daar neemt het bedrijf alle tijd voor, want in vijf jaar tijd zien slechts 1640 Roadsters het levenslicht. Van de in 1958 geïntroduceerde coupéversie verlaten ruim 5000 stuks de productiehal.
De reden voor het geringe succes van deze beauty is tweeledig. Om te beginnen is het een prijzige auto. In 1964 kost hij in Nederland 13.600 gulden (zo’n 6200 euro). Daarvoor kun je ook drie nieuwe Renaults 4 kopen en dan houd je meer dan genoeg geld over voor een echt Philips-televisietoestel, waarmee je ook de tweede Nederlandse televisiezender kunt ontvangen. Dan hoef je zondag niet meer naar de buurman om je tijdens Sport in Beeld te
vergapen aan de baltoverkunsten van Piet Keizer en Coen Molijn. Wat krijgt de kersverse eigenaar van een Auto Union Sp Roadster nog meer voor zijn geld, behalve die geweldige vormgeving en de geneugten van open rijden? Een prachtig interieur met grote, volwassen stoelen, een aan de bovenkant gecapitonneerd dashboard met chroomomrande meters, inclusief een – luid tikkend – klokje. Pure luxe zijn de sigarenaansteker en de binnenspiegel met dimstand. En als je de dealer lief aankijkt, doet hij er misschien wel een Blaupunkt-radio bij.
Jubelkreten
Wie bij het omdraaien van de contactsleutel de kloeke klanken van een stevige vier- of zescilinder verwacht, wordt teleurgesteld. De tweetaktfans daarentegen, slaken jubelkreten wanneer de machine van de Auto Union aanspringt. Onder de kap van deze open schoonheid ligt vrijwel dezelfde motor als bij de huis-tuin-enkeuken-modellen van Auto Union: een driecilinder tweetakter met 981 cc. Die slaat een beetje schor aan en vervolgens trompettert de uitlaat zachtjes lichtblauwe rookwolkjes naar buiten. Als je flink gas geeft, klinkt er een rauw ‘rangedangedang’, maar bij lage toerentallen tokkelt en rinketinkt de motor beschaafd voor zich uit. Voor de prestigieuze 1000 Sp is de compressieverhouding verhoogd en zijn de inlaatpoorten aangepast, waarmee het vermogen van 44 tot 55 pk is toegenomen. Daarmee levert de driecilinder – zeker voor een auto die uit de jaren vijftig stamt – adequate prestaties. Maar gezien het spectaculaire uiterlijk verwacht je meer dan een topsnelheid van 140 km/h en een honderdsprint van 23 tellen. Bovendien is de tweetaktliefde van de autoconsument begin jaren zestig ook wel over. In die tijd zijn DKW/Auto Union, Goggomobil en Saab de enige West-Europese autofabrikanten die het principe nog gebruiken. De altijd aanwezige oliepluim is veel mensen een doorn in de neus en ook het hoogtoerige tweetaktkarakter kan niet iedereen bekoren. Toch hebben de ingenieurs uit Ingolstadt erg hun best gedaan op hun driecilinder. Hij loopt beschaafd en door de aanwezigheid van de Frischöl Automatik kun je gewone benzine tanken, is de rookpluim minder en hoef je maar eens in de 2500 tot 3000 kilometer olie in het speciale tankje te gooien.
Eigenaar John bedankt de constructeurs hartelijk voor hun vindingrijkheid, maar gooit liever zelf olie in de benzinetank. “Toen ik de auto aan het restaureren was, drukte een
Stevig pokend zweept Rob zijn Sunbeam flink op en in zo’n 13 seconden tikken we de 100 km/h aan.
DKW-clublid me op het hart om de smeerautomaat buiten werking te stellen. Tijdens de revisies die hij had uitgevoerd, was hem opgevallen dat de slotpennen van de bovenste zuigerveren bij automatisch gesmeerde motoren veel eerder stukgingen dan bij motoren waarbij dat niet het geval was. En dan loop je het risico dat de zuigerveren breken.” Maar omdat John de auto per se helemaal origineel wilde hebben, heeft hij er toch een olie-automaat bij gezocht – één van de weinige onderdelen die ontbraken toen hij de auto in 2003 kocht. “Veel spullen zijn nog wel redelijk te vinden, maar de zoektocht naar die olie-automaat heeft veel tijd gekost en dat is ook één van de redenen dat de restauratie vijf jaar heeft geduurd. Vlak voor een meeting was hij helemaal af, alleen ontbrak nog de rechterhoek van de achterbumper. Uiteindelijk heb ik flink over mijn portemonnee moeten strijken om er eentje te bemachtigen, maar dat had ik er op dat moment wel voor over.”
Rugbyspeler
Dat de in 1959 gepresenteerde Sunbeam Alpine ook Amerikaanse trekjes heeft, is allerminst toevallig. De Britse Rootses Group, waartoe Sunbeam in die tijd behoort (evenals onder meer Hillman, Humber en Singer) wil graag een opvolger van de Alpine Mark III, die in 1955 uit productie is genomen. Het bedrijf hoopt veel auto’s op de Amerikaanse markt te slijten, reden waarom de nieuwe Alpine veel comfortabeler en minder spartaans moet worden dan zijn voorganger. Ook de styling wordt op de Amerikaanse smaak afgestemd. Dat levert een compacte, maar elegante roadster op, met beschaafde staartvinnen die uitlopen in de staande achterlichten. De neus, de positie van de koplampen en de grille vertonen wel wat overeenkomsten met die van de Auto Union, maar het geheel is wat soberder. Hij is ook duidelijk compacter dan zijn Duitse concurrent. In de lengte schelen de auto’s een dikke 30 centimeter, in de breedte 13. Wij vinden de Brit de stoerste van de twee; het is een beetje de gedrongen rugbyspeler tegenover de elegante, slanke baanatleet. Bij het verschil in uitstraling spelen de lichtmetalen Ronal-wielen (accessoire) wellicht ook een rol. Die ogen nu eenmaal sportiever dan de spits toelopende wieldeksels van zijn Duitse tegenstrever. Vanbinnen is de auto op en top Brits, met een houten dashboard, een houten stuur en een batterij aan meters en zwarte schakelaars.
De donkergroene Alpine Series IV van Rob Heuft (69) stamt uit 1965 en is origineel in Nederland geleverd. Van oudsher is Rob meer een Saab-man en behalve de Sunbeam heeft hij een Saab 900 Classic Cabrio. Bovendien is hij een 93 uit 1959 aan het restaureren. Rob is al jaren actief in de klassieke rallysport en in 2010 ging hij op zoek naar een originele rallyauto. Het
Tweetaktfans slaken jubelkreten
wanneer de machine van de Auto Union tot leven wordt gewekt.
moest iets anders dan anders worden, en daarom stond vast dat hij niet met een Triumph of een Alfa Romeo thuis zou komen. “Daarvan rijden er al meer dan genoeg rond.” Inmiddels heeft hij deze Sunbeam zeven jaar, en bij aanschaf was de auto in behoorlijke staat. Rob heeft er wel het een en ander aan gedaan. Zo zijn de stoelen met hoofdsteunen niet origineel en de gordels evenmin. Maar veiligheidsbewust als Rob is – je bent Saab-man of niet – vond hij deze zaken belangrijker dan strikte originaliteit.
Stationwagon als basis
Net als de Auto Union 1000 Sp gebruikt de Sunbeam Alpine beproefde techniek. De bodemplaat is afkomstig van de Hillman Husky Stationwagon (!) en de aandrijflijn van de Sunbeam Rapier. Voor de sportieve Alpine worden de trommelremmen vóór vervangen door schijven. Tevens is tegen meerprijs een overdrive leverbaar. De 1,6-liter viercilinder motor met enkele carburateur levert in de Alpine Series IV 82 pk, voldoende voor een topsnelheid van 160 km/h. In Nederland staat hij voor 12.200 gulden (ca. 5500 euro) in de prijslijst. De Brit is dus duidelijk krachtiger, sneller én goedkoper dan de Auto Union, bovendien heeft hij een viertaktmotor. Als toppunt van sportiviteit heeft de Sunbeam geen schakelhendel aan de stuurkolom, maar een vloerpook. Robs auto is nog iets krachtiger dan het origineel, want onder de kap ligt de 1725 cc-motor uit de Alpine Series V (1965 tot 1968) met dubbele carburateur, die 93 pk ophoest. Dat laatste kun je vrij letterlijk nemen, want bij een sportieve rijstijl gromt de motor als een bezetene, en tijdens schakelmomenten ploft en rochelt de uitlaat er heerlijk op los.
Gezien het totale productiecijfer van ruim 69.000 stuks, ruim tienmaal zoveel als de dichte en open 1000 Sp samen, kunnen we wel stellen dat de Alpine beter op de wensen van de klant aansluit. Ook in de VS is de auto succesvol, al vinden de Amerikanen de motor aan de kleine kant. Daarom wordt speciaal voor de VS de Sunbeam Tiger ontwikkeld, met een V8 van Ford onder de kap. De auto wordt bij Jensen gebouwd en de Tiger viert vele sportieve successen.
Ook nu nog is het leuk om de Alpine flink de sporen te geven. De besturing is vrij indirect, maar de stoere motorsound nodigt uit om het rode gebied op de toerenteller op te zoeken. Rob slaat die uitnodiging niet af; stevig pokend zweept hij de Sunbeam op, en in zo’n 13 seconden tikken we de 100 km/h aan. Rustiger aan doen kan ook; dan zet je de bak in de overdrive en kun je met een iets verlaagd toerental lekker relaxed toeren.
De Auto Union is zeer bochtvast en zijn driecilinder schuwt hoge toerentallen zeker niet. Snel schakelen is echter lastig met de hendel aan de stuurkolom met zijn lange schakelwegen. Het is dan ook leuker om kalm aan te doen en veelvuldig van de vrijloop gebruik te maken. Zo kun je bij tijd en wijle bijna geruisloos van al het mooie om je heen genieten, want door de lage carrosserie, de relatief hoge stoelen en het ontbreken van gordels zit je bijna óp de auto. Vergeet niet om regelmatig een blik te werpen op het schitterende dashboard met zijn ivoorkleurige knoppen en de verchroomde Blaupunkt-radio. Desgewenst kun je de vrijloopstilte in stijl onderbreken met de klanken van Elvis, de Everly Brothers of Conny Francis. Maar niet te lang, want af en toe wil je dat vocale Amerikanisme natuurlijk met een onvervalste, Europese tweetaktsound overstemmen … Rangedangedangedang!