Lancia Appia Sport Zagato
Op basis van de lieflijke Lancia Appia verschenen in de jaren vijftig sierlijke cabrio’s en flitsende coupés. Zagato was zoals gewoonlijk verantwoordelijk voor de radicale lichtgewicht versie. Op de racebaan was deze kleine coupé zijn grote tegenstanders
Succes zit ’m in de details. Met twaalf cilinders en 300 pk kan elke steenezel een spannende auto bouwen. Maar om van een 1,1-liter viercilinder iets indrukwekkends te maken, moet je de fijne kneepjes van het vak kennen. In de jaren vijftig kent Lancia die kneepjes als geen ander merk.
De in 1953 onthulde Appia is verfijnder dan een Alfa, gecompliceerder dan een Ferrari en vooruitstrevender dan een Mercedes uit die tijd. De kleine sedan beschikt aanvankelijk over slechts 38 pk, maar de techniek eromheen is zo modern als draadloos internet. Zo bevat de zelfdragende carrosserie tegenovergesteld openende achterportieren van aluminium en geen B-stijlen. De onafhankelijke voorwielophanging heeft instelbare schokdempers en de compacte 1,1-liter viercilinder sluit perfect aan bij de hedendaagse downsizing-trend.
Dure techniek
De viercilinder is de voorvader van de VR-motoren van Volkswagen. De VR-motor is een combinatie van een V-motor en een lijnmotor, waarbij de twee cilinderrijen dicht naast elkaar zijn geplaatst. De blokhoek meet maar 10 graden in plaats van de gebruikelijke 60 of 90 graden. In het blok roteren twee nokkenassen die via stoterstangen en tuimelaars de in V-vorm hangende kleppen bedienen. Om in het krappe blok botsingen met de nokkenassen te voorkomen, zijn de drijfstangen asymmetrisch van vorm. Het cilinderblok is van gietijzer, de cilinderkop en het dubbelwandige inlaatspruitstuk worden uit aluminium gegoten.
Aan zulke vooruitstrevende techniek hangt een prijskaart: de Appia kostte in 1955 meer dan een Opel Kapitän en bijna evenveel als een Ponton-Mercedes. Maar dan kreeg je wel een motor met enorme potentie: afhankelijk van de carburateur en de compressieverhouding produceerde de compacte viercilinder wel 60 pk, met tuning door Nardi zelfs 85 pk en in race-uitvoering meer dan 100 pk. De Appia had een gesynchroniseerde vierbak met een nauwkeurig te bedienen schakelpook op de middentunnel.
Vanaf 1956 konden sportwagenfans de coupé van Zagato bestellen. Het model met twee por-
tieren werd als Appia GT in de markt gezet en ruim een jaar later verscheen de GTE die keer op keer werd verfijnd. De totale productie bedroeg ongeveer 500 stuks. Lancia leverde het chassis en Zagato hamerde voor elke auto een esthetisch en aerodynamisch verantwoorde carrosserie. Van 1960 tot 1962 werden 200 exemplaren van de Appia Sport gebouwd.
De coupé heeft niet de typerende Zagatobobbels in het dak en de plexiglas kappen voor de koplampen ontbreken eveneens. Wat de Appia Sport wel biedt, is de pure rijpret van een vederlichte sportwagen. De compacte motor blaft boos als een terriër en het is geweldig om de kleine coupé door snelle bochten te sturen. En dan is-ie nog zuinig ook: het venijnige race-autootje verbruikt nog geen 8 liter per 100 kilometer. Hier zet hij grote daden tegenover, want tijdens de Mille Miglia van 1957 eindigden de Appia’s van Zagato op de eerste, tweede en derde plaats. Daarmee liet de racemuis drie Ferrari’s achter zich ...
Het is geweldig om de kleine coupé door snelle bochten te sturen.