Borgward BO 611
De tweede generatie van het iconische Volkswagen-busje is dit jaar 50 geworden en dat vieren we met een vergelijking van drie personenbusjes uit die tijd. Ze hebben stuk voor stuk een stompe neus en veel glas, als bestuurder zit je altijd eerste rang.
et drie personenbussen kun je lekker veel mensen meenemen. In de Mercedes O 319 en de Borgward BO 611 vervoer je na het uitklappen van enkele noodzitjes liefst 17 personen. In de Volkswagen T2 blijft de teller steken op acht. Dat zijn genoeg zitplaatsen voor alle redacteuren, fotografen en vormgevers van Classic Cars en hun aanhang. Het liefst zouden we ze allemaal inladen en van de redactie in Nijmegen naar een pittoresk dorp in Duitsland rijden. In het thuisland van de jarige Volkswagen T2 zouden we dan een goed schnitzelrestaurant bezoeken en een paar Paulaners drinken. Met drie personenbussen heb je bovendien maar drie mensen nodig die niet van Weissbier houden, om de rest veilig thuis te brengen. Tijdens de terugrit zouden we tot de unanieme conclusie komen dat zulke busjes de gezelligste vorm van transport zijn. Ja, dat klinkt als een puik verjaardagsfeest. Maar in plaats daarvan maken we een reportage.
Düsseldorf en Emden
In 1967 stuurde Volkswagen de tweede generatie van zijn busje de wijde wereld in. Een jaar later stopte de productie van de Mercedes-bus in de Auto Union-fabriek in Düsseldorf, die destijds in handen was van Daimler-Benz AG. De laatste Borgward BO 611 is in 1961 van de band gerold. Het subtiele leeftijdsverschil weerhoudt ons er echter niet van om ze alle drie samen te brengen.
Toen de T2 op de markt kwam, zaten de knipperlichten nog onder de koplampen. Later verhuisden ze naar boven. Veel belangrijker is de verstelbare bestuurdersstoel waar de bus van de tweede generatie over beschikte. Niet langer hoefde de bestuurder zich in ongemakkelijke bochten te wringen om de bus te bedienen. Ook had de T2 meer vermogen dan zijn voorganger, 47 pk om precies te zijn. De T1 kwam niet verder dan 34 paardenkrachten.
Voor onze reis door de jaren zestig hebben we een laat exemplaar van de T2a opgetrommeld. Hij werd weliswaar in 1971 gebouwd, maar hij is technisch zo goed als gelijk aan de bus uit 1967. Alleen de trommelremmen vóór zijn
verruild voor schijven. De letter E op het typeplaatje verraadt dat hij werd geproduceerd in Emden en niet in Hannover, zoals de meeste bussen. In deze fabriek in Ost-Friesland (streek in de Duitse deelstaat Nedersaksen) werden de exportversies van de T2 geproduceerd. In Hannover konden ze de vraag vanuit de VS niet aan.
De huidige eigenaar heeft de blauwwitte T2a in ontvangst genomen toen de restauratie net voltooid was. Het busje is tot de raamlijn gespoten in de frisse kleur Niagara-blauw. Daarboven siert een chromen strip en de bus is getooid met een parelwit dak. De eigenaar heeft de voortgang van de restauratie maandenlang op de voet gevolgd en is dik tevreden met het resultaat. Dat hij vaak met een glimlach van oor tot oor achter het stuur zit, is eenvoudig te verklaren: een T2 maakt je vrolijk. De rijbeleving is intens, de bediening is eenvoudig en anders dan bij de T1 wordt het panoramische uitzicht niet in tweeën gesplitst door een raamstijl. Ook heb je voorin meer beenruimte dan in de Mercedes en de Borgward, want de benzinemotor ligt helemaal achter in de bus. Dit heeft als prettige bijkomstigheid dat je minder hoort van de viercilinder boxermotor.
Tussen vader en moeder
De motor achterin heeft dus voordelen, maar bij de Mercedes en de Borgward is voor een andere oplossing gekozen. Beide oudjes worden aangedreven door een dieselmotor die als een kind voorin tussen vader en moeder inzit. Een kap dempt de geluiden van de motor maar een beetje.
In de Mercedes uit 1964 ligt de 50 pk sterke tweeliter viercilinder van het type OM 621. Deze dieselmotor met vier cilinders in lijn en voorkamerinjectie is vrijwel onverwoestbaar en er zijn miljoenen van gemaakt. Je vindt ’m niet alleen terug in personenauto’s en (transport)busjes, maar ook in Unimogs – die kleine vrachtwagens met tractorwielen. In vroege exemplaren van de Mercedesbus (tot 1961), zat achter de platte neus nog
de OM 636-motor met 43 pk. De Borgward wordt op zijn beurt aangedreven door een 42 pk sterke 1,8-liter diesel.
Naast de T2 zien de zeventienzitters er nogal lomp uit. Des te groter is de verrassing als we met de Mercedes gaan rijden: ook hij laat zich met speels gemak bedienen. Mits je weet hoe je hem aan de praat krijgt. Als de motor koud is, komt hij traag op gang, maar stukje bij beetje komt de vaart erin. Bij 80 km/h is de limiet bereikt, sneller gaat hij niet. De karige topsnelheid is echter geen moment storend, want de motor heeft het eeuwige leven, dus als we maar lang genoeg blijven rijden, komen we vanzelf op onze bestemming aan. Of dat nu een schnitzelrestaurant in Emden is, of een tapasrestaurant in Barcelona.
Met de Borgward kun je in theorie ook naar Spanje rijden, maar dan is het verboden om in de bus te eten of te drinken, want de nieuwe bekleding van kunstleer is nogal besmettelijk. Voor de bestuurder is het niet fijn dat de besturing van de BO 611 te strak is afgesteld. Dat gaat op zijn zenuwen werken tijdens de lange stukken rechtdoor. Hetzelfde geldt voor de remmen: de bus begint al te vertragen zodra je naar het rempedaal kijkt. In de Mercedes krijg je hulp van de motorrem. Het effect van de dikke hulphendel achter het stuur is echter bescheiden. En gezien de luchtweerstand waaraan de bus met stompe neus onderhevig is, is je voet van het gas halen eigenlijk al voldoende om beheerst tot stilstand te komen.
Vandaag hebben de Mercedes en de Borgward hetzelfde eindpunt: het depot van het museum waarvan we ze geleend hebben. Daar worden ze veilig binnen gestald. De blauwwitte Volkswagen T2 wordt nog bijna dagelijks gebruikt. Hij mag dan plek bieden aan ‘slechts’ 8 personen, voor het gezin van de eigenaar is dat meer dan genoeg. Bovendien is de compacte bus lichtvoetig, comfortabel en praktisch. Geen wonder dat de T2 zoveel fans heeft. Misschien zie je er wel een rijden als je schnitzel gaat eten in Duitsland ...