Het roer om
In 1986 gooide Toyota het met de Celica over een andere boeg. Bij de in 1984 geïntroduceerde nieuwe Carina, waarop Toyota’s sportieve working class hero ook nu weer werd gebaseerd, was de motor overdwars ingebouwd en verkregen de voorwielen de taak om de aandrijfkrachten op de weg over te brengen. Daarnaast riep Toyota de stevige groei van de Celica (20 centimeter en 150 kilo in 16 jaar tijd) een halt toe door de vierde generatie korter, lager en lichter te bouwen. Het nieuwe model was nauwelijks zwaarder dan de eerste generatie.
Door de overstap van achterwiel- naar voorwielaandrijving, hadden de gekrompen buitenmaten geen consequenties voor de ruimte van de inzittenden en hun bagage. Nu gaat het te ver om de Celica een volwaardige vierzitter te noemen (al is dat sterk afhankelijk van de lengte van het viermanschap), maar voor het opgroeiende gezin en empty nesters met kleinkinderen voldeed de auto uitstekend aan de dagelijkse vervoerbehoefte. Zelfs een trekhaak was geen ongebruikelijk accessoire voor de Celica, er waren eigenaren genoeg die er desnoods een caravan mee over de Alpen trokken.
Een autogenre dat tegenwoordig geheel uit het straatbeeld is verdwenen, maar waarmee dealers halverwege de jaren tachtig nog goed geld verdienden, is de sportieve coupé met een kleine basismotor. Onder de motorkap van de witte Celica 1.6 Liftback ST uit de collectie van Louwman & Parqui, schuilt een 1,6-liter viercilinder met een enkele Solexregistercarburateur, die het niet verder schopt dan een vermogen van 84 pk. Met een tijd van 12,4 seconden op de sprint naar 100 km/h en een topsnelheid van 170 km/h bezorgde je de stratenmaker geen overwerk. Afhankelijk van de liefde die de goede man voor zijn werk had, leverde je ’m een uitstekend humeur door dezelfde weg te kiezen met een Celica GT-Four. Deze vierwielaangedreven homologatiespecial werd afgevuurd door een tweeliter turbomotor met een (naar toenmalige maatstaven zeer indrukwekkend) vermogen van 193 pk. Goed voor een 0-100 in 8 seconden en een topsnelheid van 220 km/h.
De Celica GT-Four ST165 stelde Toyota in staat om in 1989 de strijd aan te binden met de Delta’s HF Integrale, waarmee Lancia al twee keer het WK bij de constructeurs in de wacht had gesleept. Juha Kankkunen, Carlos Sainz en Kenneth Eriksson wisten de hegemonie van de Italianen echter niet te doorbreken, maar naast podiumplekken in Zweden, op Corsica, in Finland, Italië (San Remo) en Engeland (RACrally) bekroonde Toyota rallyjaar 1989 met de eerste en tweede plaats in Australië.