COLUMN RONALD KOOYMAN
Eén van de kroonjuwelen uit de collectie van het Louwman Museum is zonder twijfel de Aston Martin DB5 uit de Bond-film Goldfinger. Voorzien van tal van gadgets om de bad guys het leven zuur te maken – zoals een kogelwerend scherm achter de achterruit, mitrailleurs in de voorbumper, een schietstoel en een mechanisme om van kenteken te wisselen – werden Aston Martin en James Bond door deze auto onlosmakelijk met elkaar verbonden. Destijds zijn er vier exemplaren gebouwd, er bestaan er nog altijd drie. De ware 007-liefhebber zou al blij moeten zijn met bijvoorbeeld de bouwdoos die Lego onlangs van de
DB5 uit Goldfinger heeft uitgebracht. Maar nu heeft Aston Martin ook aangekondigd dat het 25 kopieën van de auto gaat bouwen.
Natuurlijk heeft Aston Martin het volste recht om een replica te gaan verkopen van een historisch model uit eigen stal. Ik vraag mij echter oprecht af, wát het Britse merk heeft doen besluiten om 25 replica’s van de 007-DB5 in de aanbieding te zetten. Met zo’n rijke geschiedenis en zoveel prachtige modellen, heeft Aston Martin deze auto’s voor het merkimago immers niet nodig. Uiteindelijk nemen de kopers een auto in ontvangst, waarmee ze én niet de weg op mogen, én nooit toegelaten zullen worden op een vooraanstaand concours d’élégance – laat staan ermee in de prijzen vallen.
Ik heb het vermoeden dat Aston Martin is gezwicht voor commerciële argumenten. De Britten zien met de replica ongetwijfeld een gouden kans om een flinke stapel Britse ponden op de rekening te kunnen bijschrijven. Vraag is alleen, of dat wel zo verstandig is. Je ziet het bij Jaguar, dat de XKSS en de D-Type weer in een kleine oplage gaat bouwen. In de klassiekerwereld werd de komst van deze auto’s beslist niet met groot enthousiasme ontvangen. Ik denk dan ook dat de totstandkoming van de 25 Bond-DB5’s de reputatie van Aston Martin geen goed zal doen. Uiteindelijk dienen originaliteit en authenticiteit met de grootste zorg te worden bewaard. Dat is waar het Louwman Museum ook voor staat.