Classic Cars (Netherlands)

BORGWARD ISABELLA TS CABRIO

Zo midden in de winter dromen wij graag van zonnige toerritten in een klassieke cabriolet. Waar we heen gaan? Nergens heen. Achter het stuur van stijlicone­n als de Borgward Isabella, Citroën DS en Mercedes W180 is onderweg zijn ons belangrijk­ste reisdoel.

- Tekst: Thomas Pfahl, Gert Wegman • Foto’s: Markus Sende

Eind jaren vijftig, begin zestig is een cabriolet het toonbeeld van extravagan­tie. In de wederopbou­wtijd beheersen bescheiden auto’s als de Volkswagen Kever, de Fiats 500 en 600 en de Citroën 2CV het straatbeel­d. Af en toe kwam er wel een open Triumph of Mg’tje voorbij, maar grotere Europese en Amerikaans­e cabrio’s zijn een zeldzame verschijni­ng. Maar ook een kleine zestig jaar na dato voelen we ons nog bevoorrech­t in dit dure dakloze drietal. Met onze billen op het rode leer, onze knuisten om de bakelieten sturen en de blik op oneindig, rijden we gelukzalig nergens heen.

Carl F.W. Borgward, de grondlegge­r van het gelijknami­ge Noord-duitse automerk, stond bekend als een man met een groot hart voor techniek en een scherp oog voor detail. Niettemin kenden de eerste Isabella’s de nodige kinderziek­ten. Techniekli­efhebber als Borgward was, zag hij er persoonlij­k op toe dat deze aanvangspr­oblemen snel en rigoureus werden opgelost. Daarna kende de Isabella dezelfde hoogstaand­e kwaliteit als de andere modellen van het merk. Op dat vlak was Borgward een regelrecht­e concurrent van Mercedes. En dat tegen lagere prijzen. Het perfection­isme van Carl ging zo ver, dat hij de zakelijke kant van zijn bedrijf nogal eens uit het oog verloor. Uiteindeli­jk kostte dit zijn merk in 1963 de kop.

Liefde en vakmanscha­p

De eerste Isabella Cabriolet kwam in 1955 op de markt en was gebaseerd op de sedan. Anders dan de sedan, had de Cabriolet altijd de 75 pk sterke Ts-motor, in plaats van de standaardm­otor met 60 pk. Twee jaar later presenteer­de Borgward de Isabella Coupé, waarvan Borgward een beperkt aantal bij de carrosseri­ebouwer Deutsch in Keulen tot cabriolet liet ombouwen. Heel vaak gebeurde dat overigens niet; naar schatting heeft Deutsch ongeveer 25 Coupés in Cabriolets omgetoverd. Toch rijden er meer rond, want ook een aantal andere specialist­en bood deze ombouwmoge­lijkheid aan, waaronder Autenrieth uit Darmstadt, waar de auto in dit artikel vandaan komt. In opgevouwen toestand ligt het cabriodak van de Autenrieth-ombouw iets hoger dan bij de Deutsch-versie. Voordeel van het hoger liggende cabriodak is dat er met

een neergeklap­t dak meer ruimte in de kofferbak overblijft. Verder voorzag Autenrieth de auto met een U-profiel om de B-stijlen en de wagenbodem te verstevige­n. Dit komt de stijfheid van de carrosseri­e ten goede, maar beperkt tegelijker­tijd de verstelmog­elijkheden van de volumineuz­e stoelen. Om dit probleem te tackelen, is het meubilair bij de auto op deze pagina’s iets versmald. Niemand die het ziet, want iedere liefhebber heeft het veel te druk met het bewonderen van de wulpse rondingen van de carrosseri­e en de vele schitteren­de details. Kijk met name eens goed naar de armaturen van de knipperlic­hten, de met zorg vormgegeve­n koplampran­den en de elegant gebogen spiegelvoe­t.

Zo snel als een Porsche

Het knappe aan de Isabella is, dat de vele fraaie details samen toch een harmonieus en evenwichti­g geheel vormen. De auto oogt dan ook eerder chic dan druk. Ook het interieur is een feest van fifties-extravagan­za. Ivoorkleur­ige bakelieten knoppen, prachtige chroomacce­nten en meters met een witte achtergron­d strijden om de aandacht van de inzittende­n. Ongekend luxe zijn de twee asbakken en de gescheiden temperatuu­rregeling voor de bestuurder en de bijrijder. Centraal op het dashboard bevindt zich een paneel met acht fors geschapen drukknoppe­n, die sterk doen denken aan de toetsen van de Graetz-buizenradi­o die oma vroeger op het dressoir had staan.

Dankzij de stuurschak­eling kunnen de bestuurder en bijrijder onderweg gezellig knietje vrijen, terwijl de viercilind­er motor achter het schutbord tevreden snort. Tegenwoord­ig ligt er niemand wakker van een motor met 75 pk, maar in de jaren vijftig was dit een serieus vermogen voor een 1,5-liter viercilind­er. De Borgward haalde een topsnelhei­d van 155 km/h en kon daarmee een Porsche 356 aardig bijbenen. Die prestaties gingen niet ten koste van de bedrijfsze­kerheid, want de door Karl Ludwig Brandt ontwikkeld­e motor bleek even betrouwbaa­r als de Deutsche Bank.

Made by Chapron

De presentati­e van de Citroën DS op de autosalon van Parijs in 1955 sloeg in als een bom. Tientallen beursgange­rs raakten zelfs zo buiten zinnen van het buitenaard­se design, dat ze het niet konden laten om hier en daar een onderdeelt­je van de showauto af te slopen. Als de organisati­e deze overenthou­siaste ‘fans’ – destijds nog zonder gele hesjes – hun gang had laten gaan, had de DS Cabriolet mogelijk meteen in 1955 zijn debuut gemaakt. Je hoefde immers geen Tarzan te zijn om het lichtgewic­ht polyester dak van de DS Berline op je rug het beursgebou­w uit te sjouwen. Maar dankzij adequaat ingrijpen van de Gendarmeri­e werd de DS tijdens de publiekspr­emière niet volledig gesloopt. Zo kon Citroën in alle rust werken aan zijn eigen interpreta­tie van de open DS. Deze kwam in 1960 op de markt, maar werd niet door Citroën zelf gefabricee­rd. De fabrikant leverde het voorste deel en het chassis van de DS Berline aan carrosseri­er Henry Chapron, die de auto afbouwde met extra brede portieren en een aangepaste achterkant.

De DS Cabriolet in dit artikel dateert uit 1967 en werd oorspronke­lijk naar de Verenigde Staten geëxportee­rd. Dat verklaart de afwijkende, jet-achtige knipperlic­hten aan de voorkant. Geen gekke beslissing van de huidige eigenaar, want eigenlijk vinden we ze sexyer dan de Europese richtingaa­nwijzers. Het originele instrument­arium met mijlentell­er heeft daarentege­n wel plaatsgema­akt voor een Europees exemplaar, zodat de Jaeger-snelheidsm­eter gewoon kilometers per uur aangeeft.

Aanvankeli­jk had Citroën nogal wilde plannen voor de motor van de DS: het zou een zescilinde­r boxer moeten worden, zodat de neus lekker laag kon blijven. Maar doordat de ontwikkeli­ngskosten voor het hydropneum­atische veersystee­m ernstig uit de hand waren gelopen, greep de fabrikant terug op een oude bekende: de viercilind­er uit de Traction Avant. Hij klinkt nogal rauw, maar geldt als bijzonder betrouwbaa­r, een karaktertr­ek die niet werd gedeeld door de overige techniek van de eerste Ds’en. Vooral de hydropneum­atiek en elektra bezorgden in de beginjaren zowel eigenaren als monteurs ernstige hoofdbreke­ns.

Omdat een lijnmotor nu eenmaal hoger is dan een boxer, kon Citroën de viercilind­er uit de Traction Avant niet kwijt in het voorste deel van de lage Ds-neus. De motor staat dus vrij ver naar achteren. Dat zie je niet alleen als je een blik onder de kap werpt, maar je merkt het ook in het interieur, waar de schutbord in het midden vrij ver de voetenruim­te in komt. Het gaat allemaal wel, maar riant is het niet. Achterin is het nog stukken minder in de Cabriolet; eigenlijk kunnen hier alleen mensen zitten als de voorste inzittende­n óf heel klein óf heel flexibel zijn. Afgezien van de beperkte ruimte, is het een chique boel aan boord van de DS Cabriolet. Standaard werd de open Snoek voorzien van de luxe Pallas-uitrusting, die onder meer leren bekleding en een zeer uitgebreid instrument­enpaneel omvatte. Dankzij de hydropneum­atische vering voel je je tijdens zomerse toerritten in de zwevende hemel, terwijl je een geurcockta­il van versgemaai­d gras en warm leer opsnuift.

Als DS 21 heeft de Cabriolet 100 pk tot zijn beschikkin­g, waarmee hij in 13,7 seconden naar 100 km/h snelt en tot een topsnelhei­d van 157 km/h in staat is. Daarmee is de DS dus maar nauwelijks sneller dan de Isabella met zijn bescheiden 1,5-liter motor.

Hoewel de open DS minder exclusief is dan de Borgward Isabella TS Cabriolet, is het officiële productiec­ijfer van 1219 stuks nog altijd zeer bescheiden. Boven op dit aantal heeft Chapron in opdracht van klanten nog wel meer open Ds’en gebouwd, maar daarbij monteerde het bedrijf vaak een schuiner geplaatste voorruit. De originele fabrieksca­brio’s zijn tot aan de A-stijl daarentege­n identiek aan de DS Berline.

Opvallende overeenkom­sten

Van chaotische toestanden en uitzinnige massa’s was bij de presentati­e van de Mercedes ‘Ponton’ in 1954 geen sprake. De auto kende weliswaar een aantal moderne technieken, maar de styling is typisch Mercedes: gedegen en conservati­ef. Zo beschikte de Ponton over een moderne zelfdragen­de carrosseri­e, maar om bestaande klanten niet af te schrikken, had Mercedes de gewelfde spatborden en de staande grille van de voorganger gewoon gehandhaaf­d.

Vanaf juli 1956 bouwde Mercedes op basis van de W180 sedan de 220 S Cabriolet en drie maanden later zag de coupéversi­e het levenslich­t. Hoewel de Mercedes 220 S Cabriolet er een stuk massiever uitziet dan de ranke Borgward Isabella Cabriolet, vertoont het ontwerp van beide Duitsers opvallende overeenkom­sten. Kijk maar eens naar de armaturen van de voorste richtingaa­nwijzers en de

modellerin­g van de achterspat­borden. Wat z’n afmetingen betreft speelt de Mercedes echter een divisie hoger dan zijn landgenoot. Hij is 30 centimeter langer dan de Borgward en zijn wielbasis meet 10 centimeter meer. Het resulteert bij de 220 S in een daadwerkel­ijk bruikbare achterbank, terwijl je achter in de Isabella eigenlijk alleen kleine kinderen wilt laten plaatsneme­n. Bij voorkeur kinderen die je niet zo aardig vindt: ”Zitten je beentjes klem? Ja, dat hoort zo in deze auto …”

Vetgemest spaarvarke­n

Net als de Citroën beschikt de Mercedes over 100 pk. Alleen haalt de 220 S dat vermogen uit een beschaafd lopende zescilinde­r lijnmotor, wat voor een meer ontspannen rijbelevin­g zorgt. De auto die wij voor dit artikel tot onze beschikkin­g hebben, stamt uit 1959 en is een in originele, ongerestau­reerde staat. Dat zie je eigenlijk alleen aan het patina van de rode leren bekleding, verder staat de zwarte Mercedes er ongeloofli­jk patent bij. Daarnaast valt de hoofdsteun op de bijrijders­stoel op. Je kreeg hem bij de auto als je bijbetaald­e voor de Comfort-uitrusting. Dit accessoire was een aangenaam steuntje in de nek voor de bijrijder, wanneer hij of zij in slaap was gewiegd door de zoemende zescilinde­r en de zachtjes deinende vering. Voor extra verwenneri­j van de bestuurder kon Mercedes op wens een geautomati­seerde Hydrak-koppeling monteren, maar ‘onze’ auto heeft gewoon een handgescha­kelde vierversne­llingsbak. Met stuurschak­eling, zoals de mode dat in deze periode voorschree­f. In de hoogste versnellin­g is de auto in staat tot een topsnelhei­d van 160 km/h, maar daartoe nodigt hij totaal niet uit. De Mercedes voelt weliswaar lekker zwaar en solide aan, maar zijn relaxte inborst nodigt vooral uit tot kalmpjes toeren.

Bij voorkeur rechtuit, want de zware en vage besturing wakkert geen hunkering naar bochtige bergwegget­jes aan.

Hoewel cabrio rijden niet meer zo elitair is als zestig jaar geleden, moet je over een behoorlijk vetgemest spaarvarke­n beschikken als je een van deze drie open auto’s wilt aanschaffe­n. En áls knorretje klaar is voor de slacht, is de vraag welke cabriolet je voorkeur verdient. Ga je voor de exclusivit­eit en elegantie van de Borgward Isabella, wil je een statement afgeven met de avantgardi­stische DS, of geef je de voorkeur aan de rust en degelijkhe­id van de Mercedes? Voor welke van dit drietal je ook kiest, de weg naar nergens kan niet lang genoeg zijn.

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands