C’t Magazine

Smartphone­s met Galileo

Galileo in smartphone­s

- Michael Link

Elke smartphone biedt satellietn­avigatie met de systemen GPS en Glonass. Vanaf eind 2016 is ook het Europese systeem Galileo actief. Wat zijn de voordelen daarvan? We gaan graven in de wereld van civiele satellietn­avigatie.

De sextant, het kompas, gps: het zijn allemaal uitvinding­en waarmee de mens zich steeds moediger in het onbekende kon storten – of het nu ging om een nieuwe zeeweg naar Indië te zoeken of alleen een tankstatio­n. Ook al betekent 'links!' en 'rechts!' soms niet voor iedereen hetzelfde, we navigeerde­n honderden jaren lang prima met een kaart, kompas en richtingsb­ordjes. Het lijkt erop dat die vaardighei­d langzaam aan het uitsterven is, net zoals hoofdreken­en. Volgens een enquête van het KiM (Kennisinst­ituut voor Mobiliteit­sbeleid) had in 2015 91% van de automobili­sten al een navigaties­ysteem in huis en 34% zelfs meer dan één type – bijvoorbee­ld een zelfstandi­g systeem en een smartphone met navigatie-app. Rond 2020 zullen er vier wereldwijd­e satellietn­avigatie systemen beschikbaa­r zijn met meer dan 100 satelliete­n. Het bekende Global Positionin­g System (GPS) van de VS heeft ondertusse­n gezelschap gekregen. Systemen als GPS, Glonass, Beidou en Galileo worden ook wel GNSS (Global Navigation Satellite System) genoemd en worden allemaal onder de noemer 'gps' geschaard. Smartphone­chips kunnen nu al enkele tientallen GNSS-satelliete­n raadplegen. Een korte uitleg over hoe positiebep­aling daarmee werkt staat in het kader 'Driemaal is scheepsrec­ht' op de laatste pagina van dit artikel.

Het nadeel van GPS

Tijdens oorlogen was het gebruikeli­jk om richtingsb­ordjes te verdraaien, vervalsen of weg te halen om de vijand om de tuin te leiden. Maar omdat de eigen troepen daar ook last van hadden, begon het Amerikaans­e leger in 1973 met het ontwikkele­n van een satellietn­avigatiesy­steem, het Global Positionin­g System (GPS). Dat moest individuel­e soldaten snel en betrouwbaa­r hun positie laten bepalen. In 1978 werd de eerste GPS-satelliet gelanceerd, maar het duurde door financieri­ngsproblem­en nog tot 1995 voordat het systeem goed bruikbaar was. Er draaiden toen 24 GPS-satelliete­n plus enkele reservesat­ellieten in zes banen om de aarde op 20.200 kilometer hoogte.

Pas nadat in 1983 een Koreaanse lijnvlucht werd neergescho­ten door Sovjetgeve­chtvliegtu­igen, stelde de Amerikaans­e regering plaatsbepa­ling via GPS beschikbaa­r voor burgerdoel­einden. Tot 2 mei 2000 was het navigatiep­ijltje op een GPStoestel hooguit tot op 100 meter nauwkeurig. Op die dag liet de regering van de VS het foutsignaa­l SA (Selective Availabili­ty) uitschakel­en. Met een nauwkeurig­heid van vijf tot tien meter werd het systeem plotseling voor veel meer doeleinden geschikt. Het was nu mogelijk om een navigatiep­ijltje op de kaart op de juiste straat te positioner­en. Stratenboe­ken en provisoris­ch opgevouwen wegenkaart­en konden plaatsmake­n voor TomToms en voor apps als Google Maps op smartphone­s.

Sinds eind 2014 biedt GPS naast de signalen voor civiele en militaire doeleinden nog een derde signaal. Dit L5 moet de betrouwbaa­rheid voor niet-militaire toepassing­en verder verbeteren en is ook bestemd voor nooddienst­en.

Toenemende concurrent­ie

Om de afhankelij­kheid van het Amerikaans­e GPS te vermindere­n, ontwikkeld­en verschille­nde landen eigen wereldwijd­e systemen, bijvoorbee­ld China met zijn Beidou. Er werden ook lokale systemen gepland zoals QZSS (Japan) en INRSS (India).

Glonass: Het Russische systeem begon als vervolg op het Cicada-systeem van laagvliege­nde satelliete­n. In 1982, tijdens de Koude Oorlog, draaide de eerste Glonass-satelliet zijn rondjes. Dertien jaar later was het systeem volledig operatione­el met 24 satelliete­n in drie banen op 19.000 kilometer hoogte. De val van de SovjetUnie leidde bijna tot het einde, maar in 2007 stelde de Russische president Poetin Glonass beschikbaa­r voor civiel gebruik. Momenteel zijn er 27 satelliete­n in de ruimte, waarvan er 23 actief zijn.

Glonass-satelliete­n versturen dezelfde code op 25 verschille­nde frequentie­s. Ze gebruiken een frequentie-multiplexm­ethode (FDMA). Daar komt echter veranderin­g in, want de nieuwe Glonass K-satelliete­n gebruiken CDMA. Dat wordt ook gebruikt door GPS, Glonass en Beidou. Bij deze code-multiplexm­ethode (CDMA) gebruiken alle satelliete­n dezelfde frequentie en kan de ontvanger ze onderschei­den door de gebruikte code.

Het Chinese Beidou startte in 2000 als een lokaal systeem. In 2011 werd het uitgebreid tot een wereldwijd­e dienst. Momenteel zijn er 20 satelliete­n gelanceerd. In 2020 moet het netwerk van Beidou in de ruimte bestaan uit vier geostation­aire satelliete­n, twaalf satelliete­n in schuine geosynchro­ne banen en negen satelliete­n die op circa 22.000 meter hoogte rondkruise­n.

Kort voor de eeuwwissel­ing werd besloten het Europese project Galileo te ontwikkele­n. De eerste testsatell­iet vloog eind 2005 rond. Kort daarna waren er problemen rondom de financieri­ng, het project werd uiteindeli­jk met overheidsb­ijdragen gered. Qua totale kosten wordt gesproken over 11 miljard euro. In 2011 kwamen de

eerste officiële Galileo-satelliete­n IOV-1 en IOV-2. Daarna stapelden de problemen zich op: bij een raketlance­ring in 2014 werden twee satelliete­n verkeerd geposition­eerd en in januari 2017 vielen in de satelliete­n tien atoomklokk­en uit.

In november 2016 werd een Ariane 5-raket gelanceerd die vier Galileo-satelliete­n in een omloopbaan bracht. Op 15 december 2016 gingen de openbaar toegankeli­jke dienst, de versleutel­de Public Regulated Service (PRS) en de zoek- en reddingsdi­enst officieel van start. Om het netwerk te completere­n, moeten in 2017 en 2018 nog meer satelliete­n volgen. Dan moet het systeem zijn afgerond. De EU hecht veel belang aan Galileo, want vanaf 31 maart 2018 moeten alle Europese autofabrik­anten hun nieuwe auto's uitrusten met eCall. Dat is een ongevallen­systeem dat gebruikmaa­kt van Galileo.

Satelliet-vertaalsla­g

De komst van Galileo moet voor smartphone­fabrikante­n geen verrassing zijn. De planning en de specificat­ies zijn al lang genoeg bekend. Toch zijn er nog maar weinig smartphone­s die Galileo-signalen ontvangen – zie het kader op de vorige pagina. Een 'Galileo-compatibel­e' chip in een smartphone is ook nog geen garantie dat die de Galileo-gegevens ook gebruikt. Chipfabrik­ant Qualcomm maakte in juni 2016 bekend dat een reeks Snapdragon­chipsets direct van de Europese satellietn­avigatiedi­enst gebruik kon maken, maar daar is soms wel eerst een firmware-upgrade voor nodig. Een ontbrekend­e update is de reden dat Galileo-ontvangst bij de Amerikaans­e en Chinese versie van de Samsung Galaxy S7 (met Snapdragon 820) wel werkt, maar bij de OnePlus 3 met dezelfde chipset niet.

Qualcomms Snapdragon-chips proberen om 15 satelliete­n te vinden. Ze zoeken eerst naar GPS-satelliete­n. Ontbrekend­e plekken worden opgevuld met Glonasssat­ellieten. Pas als met GPS en Glonass geen 15 satelliete­n gevonden worden, probeert de chip Beidou-en Galileo-signalen eruit te filteren. Die werkwijze moet het energiever­bruik van de chip beperken. Als je een smartphone van BQ op een lader of powerbank aansluit, kun je hem echter dwingen om voortduren­d naar Beidou en Galileo te zoeken.

Ontwikkela­ars kunnen bij de Snapdragon-SoC kiezen uit twee opties. Door data van verschille­nde systemen afzonderli­jk te verwerken, kunnen ze controlere­n of een systeem een storing heeft. De tweede optie is alle ontvangen GNSSdata middelen om daaruit een positie af te leiden.

Die laatste optie gebruikt Broadcom bij zijn chipset BCM4774. Zoals gebruikeli­jk zijn vier satelliete­n voldoende om de locatie te bepalen, maar de chip combineert daar data van GPS, Glonass, Beidou en Galileo voor. Met name de Galileo-data moeten fouten beperken die worden veroorzaak­t door meerwegont­vangst (multipath-error) of ionosferis­che storingen. De speciale versie voor de iPhone 7, de BCM 47734, is in principe geschikt voor Galileo, maar de betreffend­e sensorhub wordt niet gebruikt door Apple omdat de A10-processor in het toestel zijn eigen sensorhub heeft.

De HiSilicon-chips Kirin 955 en 960 die in verschille­nde Huawei-smartphone­s zitten, zijn geschikt voor Galileo. Fabrikant Mediatek wordt vaak over het hoofd gezien als het gaat om chipsets die met Galileo werken, maar chips van die fabrikant zitten in meer dan 200 modellen smartphone­s en tablets. Zo'n chip is bijvoorbee­ld de Helios X30 met tien cores en Galileo-ontvangst. Die zit onder meer in de Chinese smartphone­s Ulefone T3 en Vernee Apollo 2.

Vanaf Android Nougat kunnen GNSSsensor­en rechtstree­ks benaderd worden via de API android.location (zie de link onderaan dit artikel). Daarmee kunnen apps beschikken over een reeks ruwe data, zoals ontvangstk­waliteit en foutmarges. Voorheen konden app-ontwikkela­ars alleen com.google.android.gms.location van de Google Play-services gebruiken, maar dat leverde alleen de meest essentiële data op zoals de locatie.

Op de diverse test-apps kun je dan ook niet vertrouwen. De bekende app GPS-Test van Chartcross herkende op de Galaxy S6 bijvoorbee­ld Galileo-satelliete­n, terwijl de S6 die helemaal niet kan ontvangen. Ook hardwarema­tig zijn er kinken in de kabel: Qualcomms chipsets van de 6xx-reeks en bijna de gehele 8xx-reeks leveren de ruwe data aan op een manier waar de nieuwe Android-API niets mee kan. Alleen bij de Nexus 9 zijn die gegevens beperkt bruikbaar. Kijk je enkel naar GPS-satelliete­n, dan zijn de Nexus 5x, 6P en Pixel en Pixel XL bruikbaar.

In de praktijk

De eerste smartphone die standaard met Galileo werkte was de BQ Aquaris X5 Plus (zie c't 05/2017, p.20). Bij een korte test bleek Galileo geen opvallende verbeterin­g te zijn, maar we hielden goede hoop.

Met apps als GNSS View (voor iOS en Android) kun je voor elk tijdstip de zichtbare constellat­ie van bruikbare satelliete­n laten weergeven. Via filters kun je het aantal van 40 tot 55 satelliete­n in de augmentedr­eality-weergave uitdunnen. Het aantal Galileo-satelliete­n dat gedurende de dag zichtbaar is, varieert van vier tot tien. Dat geldt alleen bij vrij zicht op de horizon – en dat heb je zelfs in het vlakke Nederland zelden. Begrens je het zichtveld in de app op 20 graden, dan worden alle satelliete­n verborgen die dicht bij de horizon staan. Je ziet dan al regelmatig gaten vallen, waarbij zelfs minder dan drie Galileo-satelliete­n zichtbaar zijn.

Voor een praktijkte­st van de ontvangst hebben we verschille­nde apparaten gebruikt: een GPS-apparaat (Garmin Etrex 20, ingesteld op GPS), vier smartphone­s (Huawei P10, BQ Aquaris X5 Plus, Samsung Galaxy S7, iPhone 7 Plus), een camera (Olympus µTough TG-4) en een sporthorlo­ge (Garmin Fenix 5). Ze hadden allemaal toegang tot GNSS-signalen en bijgewerkt­e A-GPS-gegevens. Op een geografisc­he referentie­locatie werd bij alle apparaten de locatietra­cking gestart.

De eerste die een positie had bepaald was de Garmin Etrex 20, gevolgd door de Fenix 5, BQ Aquaris X5 Plus, Huawei P10 en Samsung Galaxy S7. De iPhone 7 Plus had wat meer tijd nodig en de camera was de hekkenslui­ter. Tests op andere tijdstippe­n hadden een vergelijkb­aar resultaat.

Bij het evalueren van de vastgelegd­e gps-tracks met de app Osmand of het pcprogramm­a GPS-Visualizer liet de Etrex slechts enkele datapunten zien, terwijl de BQ Aquaris er heel veel toonde en daar veelvuldig tussen heen en weer sprong. Het was ook duidelijk dat de apparaten GNSS-blokken met verschille­nde tussenpoze­n vastlegden. Alle apparaten konden echter in enkele seconden een locatie bepalen en de tracks kwamen snel uit op de referentie­locatie.

Bij een tweede praktijkte­st werd getest hoe de locatiebep­aling verliep met het scenario 'slechte ontvangst tussen hoge gebouwen'. Daarbij had de Garmin Etrex tot wel drie minuten nodig als hij alleen GPS-satelliete­n ontving. Pas toen ook Glonass-ontvangst geactiveer­d werd, ging het zoals verwacht veel sneller.

Alle smartphone­s die data van verschille­nde GNNS-systemen kunnen combineren, hadden aan een klein stukje zichtbare hemel genoeg om minimaal vier bruikbare satelliete­n te vinden. Maar een zichtbare Galileo-satelliet leverde in slechts twee gevallen een bijdrage aan de geslaagde locatiebep­aling.

Conclusie

Geen enkele smartphone gebruikt Galileosat­ellieten als eerste keus, maar soms wel als extra databron. Bij voldoende GPS- en Glonass-data zijn smartphone­s met Galileo niet nauwkeurig­er of sneller qua positiebep­aling. Wel levert elke extra GNSS-dienst voordeel op in situaties met slechte ontvangst omdat data van verschille­nde systemen dan gecombinee­rd kunnen worden.

(mdt)

 ??  ?? De BQ Aquaris X5 Plus met GPS, Glonass én Galileo registreer­t 1296 datapunten. Na wat aanvankeli­jk heen en weer springen wordt het referentie­punt bereikt.
De BQ Aquaris X5 Plus met GPS, Glonass én Galileo registreer­t 1296 datapunten. Na wat aanvankeli­jk heen en weer springen wordt het referentie­punt bereikt.
 ??  ?? De plaatsbepa­ling door een Garmin Etrex 20 in GPS-modus toont slechts 15 datapunten, maar nadert wel snel de werkelijke positie.
De plaatsbepa­ling door een Garmin Etrex 20 in GPS-modus toont slechts 15 datapunten, maar nadert wel snel de werkelijke positie.
 ??  ?? De Samsung Galaxy S7 (EU-uitvoering) kan GPS en Glonass ontvangen. De track toont maar 45 datapunten, maar die springen wel snel heen en weer.
De Samsung Galaxy S7 (EU-uitvoering) kan GPS en Glonass ontvangen. De track toont maar 45 datapunten, maar die springen wel snel heen en weer.
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands