Modelaanduidingen ontcijferen
Van de meeste grafische kaarten worden door AMD en Nvidia referentiemodellen ontwikkeld, die zich heel precies aan de specificaties houden. Nvidia verkoopt deze onder de noemer Founder's Edition via de eigen website, maar dan alleen exemplaren van de GTX 1060, 1070, 1080, 1080 Ti en Titan Xp. Er zijn weinig fabrikanten die een referentiemodel in het assortiment hebben zitten. Ze verkopen vaker hun eigen design met hogere kloksnelheden en met stillere (of bij goedkopere versies juist niet bepaald stillere) koelsystemen. Deze kosten afhankelijk van de uitrusting 20 tot 80 euro meer. Elke fabrikant plakt er zijn of haar eigen kenmerkende aanduidingen op die de nadruk leggen op de bijzondere aanpassingen.
Kaarten die wat opgeschroefd zijn qua snelheid herken je aan de afkorting OC of ROG (Asus), FTW (Evga), Golden Sample (Gainward), Gaming (Gigabyte), Turbo (HIS), Nitro (Sapphire) en AMP (Zotac). Het is nog wel eens de moeite om naar een iets overgeklokte kaart te kijken, en dan niet alleen vanwege net wat meer snelheid (hoewel je daar niet veel van merkt), maar vanwege de betere koeling. De volgende varianten zijn over het algemeen erg stil: de Strix (Asus), IceQ (HIS), Windforce (Gigabyte) en Gaming (MSI). En dan zijn er nog de versies zonder ventilators (passief gekoeld) zoals de KalmX-reeks van Palit, Passive Heatsink van XFX en Zone van Zotac. Aangezien veel moderne grafische kaarten in idle hun ventilatoren stilzetten (ZeroFan-modus), is er eigenlijk geen echte reden meer om een passief gekoelde kaart te gebruiken.