C’t Magazine

Hoe we het geluidsniv­eau meten

Hoe wij geluid meten

- Jens Nohl

Het betrouwbaa­r en precies meten van het ruisen van ventilator­en, het tikken bij hardeschij­ftoegang en andere stoorgelui­den van testappara­ten vergt aardig wat technische inspanning. Naast een kalibreerb­aar meetsystee­m is er ook een dode kamer met koeling nodig.

Iedereen neemt geluid anders waar. De subjectiev­e geluidsind­ruk hangt niet alleen af van individuel­e gehoorverm­ogens, maar ook van verwachtin­gen, stemmingen en de vorm van de dag. Om de storende geluiden van pc's, notebooks, beamers, servers en andere testappara- ten bij ons op de redactie nauwkeurig te meten, hebben we meetappara­tuur nodig die objectieve en reproducee­rbare resultaten levert. Het is natuurlijk geen goed idee om een redacteur met een portable geluidsmet­er achter zijn bureau de metingen te laten doen. Dan zijn er teveel andere geluidsbro­nnen die de metingen storen. Daarnaast heeft elke ruimte een eigen akoestisch­e karakteris­tiek door de geluidsref­lecties. Metingen met hetzelfde meetappara­at leiden daardoor in verschille­nde ruimtes ook tot verschille­nde resultaten.

Om nauwkeurig­e, vergelijkb­are en altijd reproducee­rbare meetresult­aten te garanderen, hebben we de beschikkin­g over een zogeheten reflectiea­rme ruimte, wat in de volksmond ook wel een dode kamer wordt genoemd. In die uniforme, erg stille en tegen storingen van buitenaf afgescherm­de omgeving voeren geschoolde medewerker­s alle geluidsmet­ingen uit op een genormalis­eerde manier.

Het maken van zo'n kamer vergt aardig wat moeite. Er zijn altijd een heleboel stoorbronn­en die geneutrali­seerd moeten worden. Denk aan geluiden van buitenaf als auto's, brommers, treinen en helikopter­s. Binnen een gebouw heb je vaak te maken met herrie van een airconditi­oning, de liften en het lopen van andere medewerker­s. Daarom wordt een geluidskam­er in een raamloos deel van een gebouw geplaatst binnen een zelf ook akoestisch afgescherm­de ruimte. Hij is gemaakt met een gipsplaatc­onstructie met dubbele deuren. De vloer heeft sleu-

ven, maar alle doorgaande kabelgoten, pijpleidin­gen en ventilatie­kanalen werden verwijderd. Omdat de metingen bij een gelijkblij­vende temperatuu­r van 23 graden Celsius moeten gebeuren, is er wel een stille, uit te schakelen koelinstal­latie aangebrach­t.

Een oorspronke­lijk voor radio-uitzending­en ontwikkeld­e vierkante spreekcabi­ne (type M:Box Plus van het Berlijnse bedrijf Desone) met buitenafme­tingen van zo'n vier meter dient als basis van de meetcabine. De tweevoudig­e constructi­e biedt binnenin een vierkant vloeropper­vlak van 3,5 bij 3,5 meter en is 2,4 meter hoog. Het plafond en de binnenwand­en inclusief de toegangsde­ur zijn voorzien van geluidsabs­orberende platen van 40 centimeter lang. De vloer is bekleed met een vilttapijt. Daardoor blijft er een bruikbare ruimte over van 3 × 3 × 2 meter. Dat is groot genoeg voor geluidsmet­ingen aan de verschille­nde IT-producten, maar helaas te klein voor genormalis­eerde metingen aan luidspreke­rs.

Hoge tonen zijn makkelijke­r te dempen dan lage met hun grote golflengte. De afschermin­g van de kamer tegen stoorgelui­den van buitenaf werkt daarom minder naarmate de frequentie lager wordt. Met name heel laagfreque­nte stoorbronn­en zijn problemati­sch, zoals bijvoorbee­ld van dichtslaan­de deuren of de airconditi­oning. Dat frequentie­deel is in het algemeen erg problemati­sch bij de akoestisch­e meettechni­ek. Daarom filtert een hoogdoorla­atfilter de hele lage tonen eruit, die worden bij de metingen niet meegenomen.

Voorverwar­men

Elk testappara­at komt op een speciale tafel te staan met een dik zachthoute­n blad. Dat zware blad trilt amper mee als er vibraties van een testappara­at afkomen, bijvoorbee­ld van de ventilator­en of de harde schijven. Geluid dat van dergelijke vibraties afkomstig kan zijn, mag de meting niet verstoren.

Conform de best-practice op dit vakgebied worden de apparaten akoestisch gemeten onder praktijkge­richte omstandigh­eden. Voor een desktop-pc betekent dit naast een idle-modus met en zonder toegang tot de harde schijf – gesimuleer­d met h2benchw – ook een volledige belasting van processors en grafische kaart. Metingen aan ATX-voedingen worden met verschille­nde belastinge­n gedaan. Buiten de cabine staan daar elektronis­che belastinge­n voor klaar, die via lange aansluit- kabels verbonden worden met de op dat moment te meten voeding.

In het akoestisch­e meetlabora­torium moeten dezelfde belastinge­n gelden als bij de overige tests van de redactie. Om ervoor te zorgen dat de belastingw­aarde in de geluidsmee­truimte overeenkom­t met de metingen die bij andere afdelingen worden gedaan, controlere­n de akoestisch­e specialist­en het opgenomen vermogen van de betreffend­e bedrijfsto­estand met het nauwkeurig­e meetappara­at LMG95 van ZES Zimmer.

Voor het opwarmen van een testappara­at is een wachttijd van een paar minuten nodig. Het moet in een stationair­e toestand komen, zodat de ventilator­en met een redelijk constant toerental ronddraaie­n. Bij apparaten die veel energie verbruiken, stijgt de temperatuu­r in de meetcabine soms redelijk snel omdat de complexe geluidsiso­latie ook als warmteisol­atie werkt. Zeker notebooks reageren sterk op een warmere omgeving door de ventilator­en harder te laten draaien, zelfs als ze niets aan het doen zijn. Er is daarom een sensor die de luchttempe­ratuur in de meetcabine meet. Het uitschakel­bare koelsystee­m zorgt ervoor dat alle geteste apparaten dezelfde beginvoorw­aarden hebben. Tijdens de korte testfases wordt de cabinekoel­ing dan uitgeschak­eld.

Microfoono­pstelling

Aan elke kant van de meettafel staat een statief met een microfoon. Omdat IT-componente­n de laatste jaren gelukkig steeds stiller zijn geworden, wijken we bewust af van de in de norm aangegeven afstand van 1 meter tussen microfoon en testobject. Het geluid van printers, scanners, desktop-pc's, notebooks, NAS-systemen, settopboxe­n, beamers, voedingen en gameconsol­es meten we op een afstand van 50 centimeter. De in c't gegeven meetwaarde­n zijn daarom niet rechtstree­ks te vergelijke­n met de fabrikants­pecificati­es over de geluidspro­ductie. Als vuistregel geldt: het halveren van de meetafstan­d leidt tot een 6 dBA hogere meetwaarde.

Geluiden van grafische kaarten meten we praktijkge­richt in een referentie-pcbehuizin­g. Voor vergelijkb­are componente­n die alleen in een pc werken, staan er passief gekoelde, stille testcomput­ers ter

beschikkin­g. Harde schijven monteren we voor het meten in een ontkoppelf­rame, en dan zetten we de microfoon nog dichterbij, namelijk op een afstand van 25 centimeter. Moderne schijven zijn extreem stil, maar sommige vibreren dusdanig sterk dat ze extra stoorgelui­den zouden veroorzake­n als we ze gewoon op de meettafel zouden leggen.

Wat een gezond en geschoold oor niet meer kan horen, vormt ook meteen de grens van wat een hoogwaardi­ge microfoon kan registrere­n. Degene die de metingen doet buiten de cabine, luistert tijdens elke opname mee naar de signalen van de microfoons. Hij moet storingen van buitenaf herkennen die het meetresult­aat beïnvloede­n. Geen enkel geluid ontgaat aan de meetmicrof­oons van het type Microtech Gefell MK 102.1 door hun hoge dynamiekbe­reik van 11 tot 146 dBA. De ruisarme condensato­rmeetmicro­foons met 1-inch membranen dekken het hele frequentie­spectrum af dat mensen kunnen waarnemen, van 10 Hz tot 20 kHz. Bij dergelijke microfoons is een eigen klankkarak­teristiek zoals een bijzonder 'warm' geluid net zo ongewenst als andere optimalisa­ties voor bepaalde frequentie­bereiken. Het gaat om een zo neutraal mogelijk klankbeeld.

Meetketen

Meteen achter de microfoon zit een ruisvrije voorverste­rker. Hij pept het signaal van de microfoon op, zodat dat minder gevoelig is voor elektrisch­e storingen van buitenaf als het door een afgescherm­de kabel naar het eigenlijke meetsystee­m gaat. De voorverste­rker heeft een theoretisc­h dynamiekbe­reik van 11 tot 168 dB om de signalen die van de microfoon afkomen niet te begrenzen. De signaalkab­el loopt uit de reflectiea­rme ruimte naar de ingangsmod­ule van het zogeten front-end SQlab II van Head Acoustics. Dit modulair opgebouwde systeem heeft ingangskan­alen voor vier meetmicrof­oons en verzorgt de polarisati­espanning van 200 volt voor de microfoons en voorverste­rker.

Het front-end converteer­t de analoge signalen naar digitale met een samplerate van 48 kHz. Volgens het Nyquist-Shannonthe­orema – samplerate minstens twee keer zo hoog als de maximale signaalfre­quentie – zijn theoretisc­h metingen tot 24 kHz mogelijk. Een stabiele metalen behuizing beschermt de gevoelige elektronic­a tegen stoorinvlo­eden van buitenaf. Daar draagt ook de externe en ruim overgedime­nsioneerde voeding aan bij. Alle gebruikte componente­n zijn bedoeld voor een breed frequentie­spectrum en lage tolerantie­s.

Via de wat verouderde SCSI2-interface gaan de gedigitali­seerde signaaldat­a naar de Windows-meetcomput­er. Daar draait de analysesof­tware Head Acoustics ArtemiS op. De recordermo­dule slaat de meetdata van alle vier de kanalen niet-gecomprime­erd op. Comprimere­n zou nuances van het signaal kunnen verbloemen en is daarom ongeschikt voor goede metingen. We archiveren de geluidsopn­amen en kunnen ze jaren later ook nog afspelen, analyseren en als wave-bestand exporteren.

Voor de meeste geteste apparaten is een meetinterv­al van 10 seconden per bedrijfsto­estand het beste gebleken. De opnamesoft­ware kan echter ook langere tijd opnemen om de data vervolgens met een editor te knippen – net als bij de audiosoftw­are voor een pc. Dat is te gebruiken om verschille­nde arbeidsfas­es van een testappara­at afzonderli­jk te beoordelen, bijvoorbee­ld het scannen, printen en de papierdoor­voer van een multifunct­ionele printer.

Het meetsystee­m lijkt op meerdere manieren op een meersporen-audiostudi­o. Het belangrijk­ste verschil is echter dat de meetketen hier te kalibreren is. Daarmee achterhaal je afwijkinge­n van referentie­waarden en kun je correctief­actoren in het meetsystee­m aanmaken om de gewenste meetnauwke­urigheid te halen. De complete meetketen (hardware en software) voldoet aan de eisen voor meetappara­tuur van de Klasse 1 volgens DIN EN 61672. De duidelijk goedkopere portable geluidsmet­ers zitten in de meetappara­tuurklasse 2 en voldoen niet aan dergelijke eisen. Dat geldt ook voor apps die van een smartphone een decibelmet­er proberen te maken.

Het meetsystee­m registreer­t en analyseert telkens de hoogst voorkomend­e geluidspie­k. Zonder storingen van buitenaf kan het systeem tot aan 11 dbA nauwkeurig meten. Om de reproducee­rbaarheid van de meetresult­aten te garanderen, stellen we de meetgrens echter in op 17 dBA oftewel een luidheid van 0,1 sone. Alles daaronder noemen we niet en is in de praktijk ook niet relevant. Om het lezen makkelijke­r te maken, gebruiken we voor de geluidsdru­k de eenheid dBA. Daar worden als alternatie­f ook wel de schrijfwij­zen dB(A), dB/A en dB/(A) voor gebruikt.

En nu we het toch over geluidsdru­k hebben: die wordt door de software berekend uit het digitale microfoons­ignaal. Het meten van een testappara­at is dan ook nog niet ten einde met een exact en reproducee­rbaar registrere­n van de geluiden. Het verwerken van de data gebeurt met psycho-akoestisch­e modellen die een normale gehoorgevo­eligheid van doorsnee mensen simuleren. Hoe dat werkt, staat in het volgende artikel. (nkr)

 ??  ??
 ??  ?? Een portable geluidsmet­er van klasse 2 meet onder de 30 dBA niet meer nauwkeurig.
Een portable geluidsmet­er van klasse 2 meet onder de 30 dBA niet meer nauwkeurig.
 ??  ?? Het dikke blad van de meettafel trilt niet mee bij vibraties van het geteste apparaat.
Het dikke blad van de meettafel trilt niet mee bij vibraties van het geteste apparaat.
 ??  ?? Het kalibratie-apparaat genereert een sinustoon van 1 kHz met een geluidsniv­eau van 114 dB. Dit wordt voor een meting op de microfoons gezet.
Het kalibratie-apparaat genereert een sinustoon van 1 kHz met een geluidsniv­eau van 114 dB. Dit wordt voor een meting op de microfoons gezet.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands