Tweede fase Project Natick gestart
Project Natick van Microsoft, dat als doel heeft om in korte tijd voor de kust van steden onderwaterdatacentra uit te kunnen rollen, is begonnen aan zijn tweede fase. In deze fase wordt gekeken naar de vraag of het project logistiek, financieel en milieutechnisch haalbaar is. De eerste fase van het project bestond uit een prototype dat in 2015 105 dagen lang op 1 kilometer uit de kust van Californië werd getest. Voor de tweede fase is in samenwerking met Naval Group een module gebouwd die 12 racks met in totaal 864 servers en bijbehorende benodigde koeling bevat. De complete module verbruikt 240 kilowatt. De tijd tussen het bepalen dat er ergens een onderwaterdatacenter moet komen en het live gaan mag 90 dagen zijn, en dat is met de start van fase 2 al bevestigd als haalbaar.
Het meest lastige deel is het laten afzinken van de module en de glasvezel en voedingskabels naar een diepte van meer dan 35 meter. De testlocatie is aan de kust bij de Schotse Orkneyeilanden. De reden dat deze plek is gekozen hangt samen met het feit dat het ook de locatie is van het European Marine Energy Centre, dat zich bezighoudt met getijdenturbines en het opwekken van energie met golven. Hierdoor kan Microsoft testen of het mogelijk is om het onderwatercentrum van zijn eigen, duurzame energiebron te voorzien. De Orkneyeilanden produceren genoeg duurzame energie om de eilanden en het onderwaterdatacenter van energie te voorzien, en nog energie terug te leveren aan het energienetwerk aan het vasteland. De duurzame energie is een mix van golf en getijdenstroom en wind en zonneenergie. In de toekomst wil het project nagaan of het mogelijk is om een Natickdatacenter van energie te voorzien met een in het water gelegen duurzaam energiesysteem, zonder een 'lijntje' met het vasteland.
Het idee is dat als de module het op die plek redt, dat ook voor andere locaties zal gelden. Microsoft meldt dat bijna de helft van de wereldbevolking aan de kust woont, en onderwaterdatacentra daardoor een logische keuze zijn. De module met de aanduiding Northern Isles (SSDC002) is 12,2 meter lang en 2,8 meter in diameter (3,18 meter met de externe apparatuur). De servers bevatten harddisks met een totale capaciteit van 27,6 petabyte – genoeg voor 5 miljoen films. De rekenkracht van alle servers in de module komt overeen met duizenden highend desktops.
Het is de bedoeling dat de module vijf jaar zonder onderhoud kan blijven draaien. De koeling maakt gebruik van technieken die ook op duikboten worden ingezet. De racks worden gekoeld door zeewater langs radiatoren langs de achterkant van de racks te laten stromen. Volgens berekeningen is de opwarming van het water zo minimaal, dat dit (als het goed is) geen impact zal hebben op de omliggende natuur. Over de periode van een jaar worden de prestaties op het gebied van energieverbruik, vochtigheid, geluidsniveau en temperatuur bijgehouden. Er wordt AI gebruikt om onder andere de servers en andere apparaten te monitoren op tekenen van defecten.
Na vijf jaar is de apparatuur binnen de module afgeschreven. De bedoeling is dat de module dan wordt opgetakeld, voorzien van nieuwe serverapparatuur, en weer wordt afgezonken. Een Natickmodule zou minimaal 20 jaar mee moeten gaan, daarna wordt hij gerecycled.