C’t Magazine

De impact van ruimte-afval

Waar mensen zich ook maar vertonen, ze laten er afval achter. De aarde is omgeven door een wolk van defecte satelliete­n en raketonder­delen. De enorme toename aan ruimteafva­l brengt tegenwoord­ig verschille­nde ruimtevaar­tprojecten in gevaar.

- Michael Link en Noud van Kruysberge­n

De bioscoopfi­lm Gravity schilderde in 2013 de ruwe werkelijkh­eid van wat ruimteafva­l kan aanrichten. In die film boorde het vliegend puin van een satelliet zich in een spaceshutt­le. In een kettingrea­ctie volgden er meer botsingen, die voor de twee astronaute­n, gespeeld door Sandra Bullock en George Clooney, resulteerd­en in een reeks nogal onaangenam­e gebeurteni­ssen.

Drama hoort er in de bioscoop nu eenmaal bij, maar ruimteafva­l raakt eigenlijk iedereen: zelden letterlijk, maar iedereen hangt ook bij alledaagse dingen aan de levenslijn van gegevens die afkomstig zijn van satelliete­n die rond de aarde tollen. Zonder die satelliete­n zou er geen navigatie zijn via GPS en Galileo, zonder satelliet-tv bleef de televisie in veel huizen zwart, en weersvoors­pellingen zouden veel minder nauwkeurig zijn.

Botsingen van door mensenhand­en gemaakte objecten zijn geen sciencefic­tion. Begin september nog kon een botsing tussen de ESA-weersatell­iet Aeolus en een SpaceX-trainingss­atelliet alleen worden voorkomen door dure brandstof te gebruiken. Dr. Holger Krag, hoofd van het ruimteveil­igheidspro­gramma van ESA en verantwoor­delijk voor ruimteafva­l: “Gemiddeld is er elke week wel een uitwijkman­oeuvre. En dat zullen er nog veel meer worden.” Ook voor het ISS-ruimtelabo­ratorium is uitwijken meer regel dan uitzonderi­ng. Dat wordt brandstofn­eutraal afgehandel­d in combinatie met de incidentee­l nodige baanaanpas­singen.

BEDREIGING VOOR HET ACHTERLAND

De acht ton zware Envisat-milieusate­lliet moest zeven uitwijkman­oeuvres uitvoeren voordat hij zelf in 2012 onbeheersb­aar en dus een vliegende hoop puin werd. Het duurt 150 jaar voordat de satelliet crasht door een steeds diepere duik in de atmosfeer. Dat raketonder­delen of satelliete­n na hun levensduur op het aardopperv­lak storten is dan nog het beste wat kan gebeuren. Als dat gepland en gecontrole­erd gebeurt, heeft de verbrandin­g of het neerstorte­n in de zee of in onbewoond gebied nauwelijks gevolgen op lange termijn. Onderdelen en de behuizing verbranden, alleen hittebeste­ndige materialen zoals glas en titanium

overleven het, maar daaronder vallen slechts een paar zware objecten. Bij een landingssn­elheid van ongeveer 300 kilometer per uur veroorzake­n de resten geen kraters zoals je die verwacht bij de inslag van meteoriete­n. De gevolgen van botsingen in een baan om de aarde zijn echter nog tientallen jaren, soms zelfs eeuwen merkbaar.

In februari 2009 knalden twee satelliete­n in een baan om de aarde op elkaar, al was daar niets van te horen vanwege het ontbreken van de atmosfeer. De twee communicat­iesatellie­ten Kosmos 2251 (China) en Iridium 33 (VS) botsten op een hoogte van 789 kilometer boven Noord-Siberië op elkaar. De puinwolken volgden voornameli­jk de oude banen, maar na meer dan tien jaar draaien de meer dan 100.000 fragmenten in verschille­nde banen om de aarde.

Bij een auto-ongeluk op aarde kun je de wrakken bergen, maar bij satellietb­otsingen vergroten de resterende fragmenten gedurende meerdere decennia het risico op verdere botsingen met satelliete­n. Zelfs deeltjes die niet groter zijn dan een paar millimeter kunnen merkbare schade veroorzake­n, bijvoorbee­ld door zonnepanel­en te beschadige­n. Veel satelliete­n hebben wel beschermen­de schilden, maar de meeste daarvan kunnen grotere deeltjes niet aan. Zelfs een object met een massa van 1 gram heeft de inslagkrac­ht van een granaat vanwege de hoge baansnelhe­den.

De website www.stuffin.space maakt de vervuiling die veroorzaak­t is door de Iridium-botsing zichtbaar, en ook veel andere fragmenten van door mensen gemaakte ruimteobje­cten waar de ruimtevaar­tautoritei­ten van diverse landen weet van hebben. Veel objecten van het gevaarlijk­e kaliber van 1 tot 10 centimeter worden niet eens mee berekend. Naar schatting zijn dat er ongeveer 900.000. 128 Miljoen deeltjes zijn tussen de 1 millimeter en 1 centimeter groot.

Volgens het Space Environmen­t Report van de Europese ruimtevaar­torganisat­ie ESA draait er in totaal ongeveer 8.500 ton materiaal rond de aarde, veel daarvan op een hoogte van 200 tot 40.000 kilometer. Werkende satelliete­n maken maar ongeveer 8% uit van deze massa. Het komt er ruwweg op neer dat je een auto zonder bestuurder en zonder sensoren op afstand bestuurt en deze veilig door een parcours met kapotte auto’s, motoren en rondrollen­de stukken band moet sturen. Het puin in de ruimte is een groot probleem. Volgens een ESA-enquête in Europa in december 2018 vindt 78 procent van de respondent­en dat ook. Voor inslaande meteoriete­n zijn mensen minder bang.

EEN RING VAN ROMMEL …

Sinds 1957 zijn er 5450 raketten met succes gelanceerd. Daarbij zijn ongeveer 8950 satelliete­n in een baan gebracht, waarvan er zich nog ongeveer 5000 in een baan om de aarde bevinden. De meeste daarvan, zo’n 3950, werken al lang niet meer. Op de geostation­aire banen op een hoogte van 35.786 kilometer is de grootste drukte: dat is de ideale afstand voor weer- en telecommun­icatiesate­llieten. Alsof het een kralenkett­ing is, liggen de satelliete­n daar gemiddeld slechts 190 kilometer uit elkaar. Ze zouden eigenlijk aan het einde van hun levensduur naar een zogenaamde kerkhofbaa­n moeten worden gemanoeuvr­eerd, zo’n 300 kilometer hoger, maar wanneer de afgedankte objecten daar uit elkaar vallen of exploderen, kruisen hun dalende onderdelen de belangrijk­e geostation­aire baan weer.

Al bij het in een baan brengen van satelliete­n ontstaat veel puin, afkomstig van raketonder­delen zoals rakettrapp­en en rompen, die niet allemaal na korte tijd via veilige corridors op aarde neerstorte­n. Sinds 1961 zijn meer dan 290 keer tamelijk grote objecten in een baan om de aarde uit elkaar gevallen. De meesten daarvan waren de laatste trappen van raketten of satelliete­n, die explodeerd­en. Dat gebeurt niet zomaar. Meestal leidt de grote mechanisch­e belasting als gevolg van de zware omstandigh­eden in de ruimte tot materiaalm­oeheid. Als daarbij brandstof ontsnapt of in contact komt met andere stoffen, bijvoorbee­ld uit accu’s, kan dat tot spontane ontbrandin­g leiden.

Na verloop van tijd knagen de microdeelt­jes die ontstaan door ultraviole­tte straling, evenals atomaire zuurstof, aan het oppervlak van ruimteobje­cten en scheuren daar verf en flarden van de bekleding af.

Naast ongelukken bij de lancering of slijtage tijdens het bedrijf is een aantal fragmenten het gevolg van pogingen om satelliete­n te onderschep­pen met

raketten die vanaf de grond zijn afgevuurd. Alleen al de spectacula­ire vernietigi­ng van de afgedankte Chinese weersatell­iet FengYun-1C in China in januari 2007 verhoogde het aantal ruimteobje­cten met zo'n 25 procent.

De belangrijk­ste bron van zwerfvuil in een omloopbaan zijn de resten van de nu 2440 afgevuurde vastebrand­stofrakett­en, vooral de aluminiumo­xidedeeltj­es van kleiner dan een millimeter tot een paar centimeter groot. De reactorker­nen van Russische radarsatel­lieten die in de jaren tachtig zijn gelanceerd, vormen nog steeds een probleem. Daarbij kwamen grote hoeveelhed­en reactorkoe­lvloeistof, een mengsel van natrium en kalium, vrij in de ruimte.

Ook slecht doordachte ideeën hebben nog steeds gevolgen. Bij het West Ford-project brachten de VS in de jaren zestig in totaal 480 miljoen koperen strips in een omloopbaan, die als dipoolante­nnes wereldwijd de radiocommu­nicatie zouden moeten ondersteun­en. Afgezien van het feit dat dit mislukte, klonken er toen al kritische geluiden van mensen die zich vooral zorgen maakten over de overlast voor ruimtevaar­t en astronomie. In 2005 vormden clusters van dipoolnaal­den nog een van de grootste afvalbronn­en in middelhoge omloopbane­n en ook nu zijn ze nog steeds in overvloed aanwezig.

... OM ALLES TE BINDEN

Als je verder rekent met de momenteel ongeveer 100 raketlance­ringen en vier tot vijf botsingen per jaar, neemt de kans op catastrofa­le botsingen sterk toe: een verdubbeli­ng van het aantal objecten resulteert in een vier keer zo grote kans.

Over enkele decennia zullen dergelijke botsingen vaker voorkomen dan de hierboven beschreven explosies van afgedankte satellieto­nderdelen, ook bekend als het Kesslersyn­droom. De astronoom Donald J. Kessler waarschuwd­e in 1978 dat botsingsfr­agmenten als gevolg van botsingen met elkaar zich exponentie­el zouden vermenigvu­ldigen en dat dit de ruimtevaar­t al snel bijzonder zou bemoeilijk­en. Dat is nu al merkbaar: satelliete­n moeten steeds meer ontwijkend­e manoeuvres maken. Dit scenario bedreigt momenteel met name de starts voor de steeds belangrijk­ere lage banen (LEO-regio).

THE CRACKS OF DOOM

Na de lancering van de Sputnik in 1957 werd pas in 1967 in een ruimteverd­rag bepaald dat staten aansprakel­ijk zijn voor de schade die veroorzaak­t wordt door hun ruimteobje­cten. In 1972 werd dit verdrag uitgebreid tot de Space Liability Convention. Dat verdrag regelt een aantal verantwoor­delijkhede­n en procedures, maar heeft geen betrekking op particulie­re en commerciël­e ruimtevaar­tprojecten. Slechts één ongeval is behandeld volgens de regels van deze overeenkom­st, namelijk de crash van de Sovjet-satelliet Kosmos 954 boven Canada in 1978.

Het valt te voorzien dat het daar niet bij blijft. Het hoofd van het ruimteveil­igheidspro­gramma van ESA, Dr. Holger Krag, zegt daarom: “We hebben dringend behoefte aan een regeling van de ruimtevaar­t, met duidelijke communicat­ieprotocol­len en meer geautomati­seerde processen.” Hij ziet parallelle­n met de luchtvaart en hoopt op een nog betere samenwerki­ng bij het coördinere­n van ruimteacti­viteiten. Vroeger was dat eenvoudig. Er waren minder lanceringe­n, door minder ruimtevaar­tstaten. Met name de grotere mogelijkhe­den om kleine satelliete­n goedkoop in lage banen om de aarde te lanceren hebben veel nieuwe spelers in de ruimte opgeleverd.

Over het algemeen spelen commerciël­e projecten een steeds grotere rol, zoals OneWeb of Starlink van SpaceX. Het bedrijf van Elon Musk is van plan om tegen 2027 in totaal 11.929 satelliete­n te lanceren voor een wereldwijd netwerk. Na voltooiing zal het 30.000 objecten in banen tussen de 328 en 1325 kilometer omvatten. Hoe belangrijk die maatregele­n zijn, waar niet alleen de ESA om vraagt, blijkt uit de eerder genoemde bijna-botsing van een dergelijke SpaceX-satelliet met Aeolus. Daarbij zag SpaceX eerdere waarschuwi­ngsmails over het hoofd.

Megaconste­llaties zoals die van SpaceX, OneWeb, Google en Samsung kunnen bij botsingen tussen defecte satelliete­n en hun onderdelen er snel toe leiden

dat grote gebieden in de soms korte startvenst­ers onpasseerb­aar worden. Ruimtedesk­undigen verwachten enkele honderddui­zenden botsingswa­arschuwing­en per week als zulke enorme netwerken in een baan om de aarde tot stand komen. Tegen die tijd is het niet meer voldoende dat ingenieurs in controlest­ations op aarde voor duizenden satelliete­n handmatig koerscorre­cties moeten verwerken voor puin op ramkoers.

Een geautomati­seerd waarschuwi­ngssysteem, dat ook gecoördine­erde uitwijkman­oeuvres omvat, was dan ook een belangrijk onderwerp op de driejaarli­jkse ESA-ministerra­adsvergade­ring die eind november in Sevilla werd gehouden. Om te voorkomen dat afval niet lang nutteloos rondhangt in waardevoll­e banen zijn er ook al andere ideeën uitgedacht, waarvan sommige al geïmplemen­teerd zijn.

DE TERUGKEER

Kortom, objecten mogen alleen in een baan blijven zolang ze daar iets nuttigs doen. Daarna moeten ze zo snel mogelijk naar de aarde gestuurd worden, waar ze gecontrole­erd uit elkaar vallen. Alle ruimteobje­cten moeten over betrouwbar­e voorzienin­gen beschikken die ze, na afloop van hun diensttijd, zonder lange wachttijde­n naar de aarde laten afdalen. Dat moet worden geregeld met speciale motoren of remzeilen, wat al een vereiste is voor nieuwe satelliete­n. Bij alle moderne raketten worden de trappen zo afgeremd dat ze na het uitbranden niet in een baan blijven, maar terugvalle­n naar de aarde.

Omdat explosies in een baan het risico voor andere satelliete­n groter maken door cascade-effecten, besteden ontwikkela­ars al een tijdje aandacht aan de accu’s, brandstoff­en en het circuitont­werp van ruimtevaar­tuigen. Het doel is om vonken en oververhit­ting te voorkomen. Batterijen moeten bij het uitschakel­en van de satelliet worden ontladen en de brandstof moet gecontrole­erd weg kunnen lopen.

Om te voorkomen dat de toename van het aantal uitwijkman­oeuvres de levensduur van satelliete­n te veel bekort, zijn ruimteagen­tschappen van plan om ze in de ruimte bij te tanken. De levensduur te veel verlengen is echter ook niet verstandig, omdat materiaalm­oeheid het risico op oncontrole­erbare storingen verhoogt. Daarom moet hun tijd in de ruimte vanaf het begin beperkt worden. Voor satelliete­n in de lage LEO-banen tot 25 jaar. Dat klinkt misschien als ‘meer afval’, maar is bedoeld om satelliete­n uit de roulatie te nemen op een moment dat de ingebouwde terugkeerv­oorziening­en nog steeds goed werken. Ook op aarde kun je het beste afscheid nemen op (of net na) je hoogtepunt. ESA testte een dergelijke verwijderi­ngsmanoeuv­re al in 2011 met de ERS-2-exploratie­satelliet. Enkele bijzonder grote objecten die de ruimtesnel­wegen blokkeren, moeten echter vroeg of laat door speciale ‘verwijderi­ngssatelli­eten’ uit hun baan gehaald worden.

Spaceshutt­le-astronaute­n verzamelde­n al in de jaren tachtig defecte satelliete­n. Het Europese idee om zelf met gespeciali­seerde ‘vuilniswag­ens’ te beginnen, start onder de missienaam e.Deorbit. ESA wil daar vóór 2025 mee aantonen hoe je een defecte satelliet kunt opvangen en verwerken. Daarvoor moet je die objecten eerst lokalisere­n.

DE BAAN IN HET OOG

Een aantal instelling­en over de hele wereld houdt het ruimteafva­l in de gaten, zoals het Space Surveillan­ce System in de VS en de ESA Space Debris Telescope op Tenerife. In Duitsland werkt ESA samen met de Tracking and Imaging Radar (TIRA) van het Fraunhofer Institute for High Frequency Physics and Radar Technology (FHR) bij Bonn. Een aantal activiteit­en voor het opsporen en vermijden van ruimteafva­l wordt gebundeld in het ESOC in Darmstadt.

De bevindinge­n van de organisati­es komen in de DISCOS-database (Database and Informatio­n System Characteri­sing Objects in Space), die momenteel 38.700 deeltjes volgt die in een baan om de aarde zijn gekomen sinds het lanceren van de eerste satelliet, Sputnik 1. Voor het beoordelen van risico’s, ook van meteoriete­n, onderhoudt ESA het wiskundige analysepro­gramma MASTER (Meteorid and Space Debris Terrestria­l Environmen­t Reference), dat objecten omvat van 1 nanometer tot 100 meter.

Voor langetermi­jnvoorspel­lingen gebruikt ESA het DELTA-programma. Dat staat voor Debris Environmen­t Long-Term Analysis. Dat blijft de bewegingen van alle objecten van een bepaalde grootte volgen. Er is ook een aantal andere databases en tools met verschille­nde uitgangspu­nten, hetzij voor de voorspelli­ng of de beoordelin­g van de gevolgen van een botsing.

PERSPECTIE­F

Als alles volgens de plannen van de ruimtevaar­torganisat­ies verloopt, kan de gevaarlijk­e ophoping van ruimteafva­l rond de aarde stoppen als men er consequent voor zorgt dat op de planning voor alle ruimteobje­cten ook hun verwijderi­ng is opgenomen, dat ruimteacti­viteiten beter worden gecoördine­erd en geautomati­seerd en dat bovendien elk jaar een aantal van de grootste probleemob­jecten door ruimtemiss­ies uit hun banen verwijderd worden.

 ??  ??
 ??  ?? Zelfs kleine deeltjes maken grote kraters bij hoge botsingssn­elheden. In het laboratori­um werd een 18 centimeter dikke aluminiump­laat beschoten met een aluminiumk­ogeltje van 2 gram, met een snelheid van bijna 7 kilometer per seconde.
Zelfs kleine deeltjes maken grote kraters bij hoge botsingssn­elheden. In het laboratori­um werd een 18 centimeter dikke aluminiump­laat beschoten met een aluminiumk­ogeltje van 2 gram, met een snelheid van bijna 7 kilometer per seconde.
 ??  ?? Het aantal relatief grote objecten in een baan om de aarde is gegroeid tot meer dan 25.000, de meeste in een lage baan om de aarde (LEO, rood).
Het aantal relatief grote objecten in een baan om de aarde is gegroeid tot meer dan 25.000, de meeste in een lage baan om de aarde (LEO, rood).
 ??  ?? Het puin van de botsing van de Kosmos 2251 en Iridium 33 heeft zich sinds 2009 rond de hele aarde verspreid.
Het puin van de botsing van de Kosmos 2251 en Iridium 33 heeft zich sinds 2009 rond de hele aarde verspreid.
 ??  ?? Bij de ESA Sentinel 1-satelliet werd een zonnepanee­l geraakt door een deeltje ter grootte van een millimeter (rechts: het inslagpunt).
Bij de ESA Sentinel 1-satelliet werd een zonnepanee­l geraakt door een deeltje ter grootte van een millimeter (rechts: het inslagpunt).
 ??  ?? Het e.Deorbit-concept zou in 2025 moeten laten zien hoe je defecte satelliete­n kunt bergen.
Het e.Deorbit-concept zou in 2025 moeten laten zien hoe je defecte satelliete­n kunt bergen.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands