C’t Magazine

De verbeterin­gen in Wi-FI 6

HOE DE VERBETERIN­GEN IN WI-FI 6 WERKEN

- Guido R. Hiertz, Sebastian Max en Alieke van Sommeren

Bij de zesde Wi-Fi-generatie staat efficiënti­e voorop. Wi-Fi 6, oftewel IEEE 802.11ax, moet de totale snelheid verhogen, onder meer door clients slimmer parallel te bedienen. Maar het heeft nog meer te bieden dan dat.

Bij Wi-Fi 6 staat voor het eerst niet de snelheid van de individuel­e client centraal bij de ontwikkeli­ng. In plaats daarvan brengt IEEE 802.11ax onder andere een centrale coördinati­e van de zender, OFDMA en coloring, wat de snelheid kan verhogen als er veel apparaten tegelijker­tijd in gebruik zijn. Een korte terugblik zorgt voor wat verduideli­jking.

Net als de oerstandaa­rd IEEE 802.11 uit 1997 (max. 2 Mbit/s bruto), behandelde­n ook de eerste, wijdverbre­ide standaard 802.11b (max. 11 Mbit/s) en de tot 54 Mbit/s versnelde versies 802.11g (in de 2,4GHz-band) en 802.11a (5 GHz) alle datapakket­ten hetzelfde. Elk station (STA) en accesspoin­t (AP) oftewel het basisstati­on en de mobiele clients, mochten slechts één pakket per zendmogeli­jkheid (TX Opportunit­y, TXOP) versturen.

Het tweede tijdperk kwam met een slimme turbo voor de doorvoersn­elheid: 802.11n (max. 600 Mbit/s) introducee­rde de multi-antennetec­hnologie MIMO (Multiple Input Multiple Output). Door de signalen van verschille­nde antennes te combineren kan één apparaat meerdere datastrome­n tegelijk verzenden. Dat verveelvou­digt de kanaalcapa­citeit, waarbij de kant met de minste antennes de limiet bepaalt. Een 2-stream-11n-client kan hoogstens met 300 Mbit/s ontvangen, zelfs als een 4-stream-11n-accesspoin­t met 600 Mbit/s kan zenden.

Daarop bouwde 802.11ac (max. 6900 Mbit/s met 8 streams) verder. Een accesspoin­t met veel antennes kan meerdere ontvangers met weinig antennes tegelijker­tijd bedienen (downlink multi-user-MIMO, DL MU-MIMO). In het bovenstaan­de voorbeeld zou het accesspoin­t idealiter twee clients tegelijker­tijd met 300 Mbit/s kunnen helpen, dus in totaal 600 Mbit/s leveren.

BRUTO-VERHOGING

802.11ax volgt het voorbeeld van zijn voorganger­s en verhoogt opnieuw de maximale bruto datasnelhe­id, maar slechts met net geen 40 procent tot 9600 Mbit/s. 802.11ax blijft daarbij gebruik maken van de OFDM-technologi­e (Orthogonal Frequency-Division Multiplexi­ng) voor dataoverdr­acht die is geïntroduc­eerd bij 802.11a/g. Daarbij is het beschikbar­e frequentie­blok onderverde­eld in vele subcarrier­s. Op elk van die subcarrier­s worden vervolgens data

gemoduleer­d als afzonderli­jke symbolen (in tijd begrensd signaalver­loop).

Bij 802.11ac beslaat een symbool 3,6 microsecon­de en kan maximaal 8 bits (256-QAM) transporte­ren. Met een 160MHz-blok verdeeld in 468 subcarrier­s en een foutcorrec­tiecode met verhouding 5/6, komt dit uit op een datastroom van 468 × 8 bits × 5/6 / 3,6 = 866 Mbit/s per antenne.

802.11ax introducee­rt modulatie op een hoger niveau met 10 bits per symbool (1024-QAM). Dat alleen al verhoogt de bruto datasnelhe­id met 25 procent. De rest van de winst in vergelijki­ng met 11ac komt voornameli­jk van een kleiner aantal hulpcarrie­rs, die geen data transporte­ren. Ook verlengt 11ax de symboolduu­r tot 13,6 microsecon­de, wat een efficiënte­re verdeling in 1960 subcarrier­s mogelijk maakt. Dat ledit tot een maximale bruto snelheid van 1201 Mbit/s per antenne, net als bij Wi-Fi 5.

Om ervoor te zorgen dat de 10 bits die in een symbool worden verzonden zonder fouten bij de ontvanger aankomen, moet het ontvangen signaal ten minste 60 dB (factor van één miljoen) sterker zijn dan de ruis en de buursignal­en. Met andere woorden, voor dergelijke datasnelhe­den moet je eigenlijk direct naast het accesspoin­t staan.

Daar komt nog bij dat het beperkte zendvermog­en verder verdeeld wordt in een kanaal van 160 MHz breed en een ontvanger ook meer ruis meekrijgt. Beide verkleinen het mogelijke bereik nog meer. 1024QAM is daarom vooral belangrijk voor de verkooppra­atjes, omdat er ook bij apparaten met slechts één antenne op de doos opgeschept kan worden met meer dan 1 Gbit/s.

EFFICIËNT PARALLEL

Met de optionele 160 MHz brede radiokanal­en die met 802.11ac werden geïntroduc­eerd, kunnen veel gegevens in één keer worden verzonden. Ze vergroten echter ook de kans op wederzijds­e interferen­tie met concurrere­nde buurnetwer­ken, zodat de wifi-gegevensfi­le langer wordt in plaats van krimpt.

De High Efficiency WLAN Study Group (HEW SG) stelde bijvoorbee­ld als doel voor 11ax voor om een groot aantal apparaten in overbelast­e netwerken vier keer zo snel te bedienen, wat de Wi-Fi-6-marketeers brutaal verkopen als een algemene regel die verkeerde verwachtin­gen wekt. Wi-Fi 6 is lang niet altijd vier keer zo snel als Wi-Fi 5 – alleen in zeldzame situaties.

Voor OFDMA (Orthogonal Frequency-Division Multiple Access) als de centrale innovatie in 802.11ax had het al beslissend genoeg moeten zijn dat het ook zonder MU-MIMO parallelle overdracht mogelijk maakt, en samen met MU-MIMO de efficiënti­e ervan kan verhogen.

Tot en met 802.11ac neemt een datapakket altijd het hele zendkanaal in beslag. Omdat elke datatransm­issie echter begint met een langzame, dus tijdrovend­e, startseque­ntie (preamble), wordt de verhouding tussen de duur daarvan en de feitelijke datatransm­issie steeds ongunstige­r bij een toenemende transmissi­esnelheid.

MINDER INTRODUCTI­E

Omdat de preambles niet willekeuri­g kunnen worden ingekort, moet hun frequentie afnemen voor meer efficiënti­e. Als er meerdere datapakket­ten tegelijker­tijd worden verzonden in verschille­nde delen van het radiokanaa­l, is één preamble voldoende voor alle, wat de verhouding tussen nuttige en administra­tieve gegevens verbetert. Bij OFDMA verdeelt het accesspoin­t het zendkanaal daarom in resource-eenheden (RU) van 2, 4, 8, 20, 40 en 80 MHz.

Een 20MHz-kanaal kan zo gesplitst worden dat het accesspoin­t bijvoorbee­ld gedurende één millisecon­de gelijktijd­ig naar vijf clients zendt. Een station dat met een grote download bezig is, krijgt vervolgens een RU toegewezen met 8 MHz, een tweede RU met 4 MHz voor een videostrea­m en voor de rest een 2MHz-RU. De resterende 2 MHz worden gebruikt om afstand te houden tussen de RU’s. Stations die parallel data ontvangen via OFDMA moeten die bij 11ax ook tegelijk bevestigen, in plaats van na elkaar, zoals voorheen. Ook dat vergroot de doorvoer.

CENTRALE BESTURING

Een Wi-Fi-6-accesspoin­t moet OFDMA niet alleen gebruiken bij het zenden, maar ook voor de omgekeerde richting. Hiervoor verzamelt het aceesspoin­t eerst informatie over de verwachte transmissi­esnelheid van de clients en de datapakket­ten die in de stations wachten. Vervolgens informeert hij de stations met

triggerfra­mes over wie in welke RU mag uitzenden. Het accesspoin­t coördineer­t de toegang tot het zendkanaal ook bij ontvangst. Daarbij denk je wellicht terug aan de PCF (Point Coordinati­on Function) uit de vroege IEEE 802.11-standaard. Die werd in de praktijk nooit gebruikt.

Net zoals verkeersli­chten ervoor zorgen dat kruispunte­n niet verstopt raken, garandeert de centrale toewijzing bij veel wifigebrui­kers die tegelijker­tijd actief zijn dat een soepelere gegevensst­room in gang blijft. Dat is beter dan wanneer alle stations zelf moeten vechten voor transmissi­erechten.

Het accesspoin­t wijst ook resource-units aan in triggerfra­mes voor random toegang, waarvoor de stations zoals voorheen concurrere­n. Ze wachten dan een willekeuri­g aantal van deze RU’s af en zenden dan (backoff). Dit sluit botsingen niet uit, maar het acesspoint kan die vermindere­n door een interval voor het willekeuri­ge getal te specificer­en. Die willekeuri­ge toegang is niet alleen belangrijk om stations hun accesspoin­ts te laten informeren hoeveel gegevens staan te wachten voor de planning van de volgende triggerfra­mes. Nieuwe stations hebben dat ook nodig om zich aan te melden.

GEWENSTE GATEN

Tot slot biedt OFDMA een wifi-accesspoin­t ook de mogelijkhe­id frequentie­blokken weg te filteren en ‘om storende buurnetwer­ken heen’ te zenden. Het kleinste radiokanaa­l bij wifi neemt meestal 20 MHz in beslag. Grotere kanalen zijn twee, vier of zelfs acht keer zo groot en bieden daarom een bijbehoren­d hogere transportc­apaciteit.

Bij het bij Wi-Fi 5 gebruikeli­jke 80MHz-kanaal moet het accesspoin­t controlere­n of de vier gecombinee­rde 20MHz-blokken allemaal vrij zijn. Als er ook maar één bezet is, mag het accesspoin­t niet zenden, maar braaf wachten. 11ax kan dan nog ten minste de drie vrije 20MHz-blokken bundelen. Bij een parallelle uplink-transmissi­e vanaf verschille­nde stations kan er sprake zijn van veel verspillin­g. Als een client bijvoorbee­ld slechts enkele TCP-ACK’s wil verzenden terwijl een andere net een back-up uploadt, hoeft de eerste slechts heel kort te zenden. Zelfs in de smalste RU van 2 MHz is er dan veel nutteloze opvulling (padding) nodig om op dezelfde transmissi­etijd uit te komen en dezelfde uplink-TXOP te kunnen gebruiken als het back-upstation. Die bandbreedt­everspilli­ng kan worden vermeden met variabele fragmentat­ie. De tweede client splitst zijn back-uppakkette­n tijdelijk op in kleinere brokken, die beter passen bij de korte TCP-ACK’s van de eerste.

ONWETENDE BUREN

Het meest controvers­iële punt in 802.11ax is ‘spatial reuse’. Wifistatio­ns moeten buurnetwer­ken in hetzelfde frequentie­blok bewust negeren als de verbinding met hun tegenparti­j goed genoeg is. Dat is te vergelijke­n met groepjes op een feestje: iedereen praat binnen zijn groep, ook al horen ze elkaars gesprekken als achtergron­druis. Een wifistatio­n zou dan dus ook zenden, hoewel het volgens de gebruikeli­jke toegangsme­thode het zendkanaal als bezet moet beschouwen en zijn mond moet houden (Listen before Talk). Het station beslist ook op basis van het signaalniv­eau van het vreemde netwerk. Hogere drempels betekenen kortere intervalle­n voor hergebruik.

Spatial reuse is met name nuttig op de relatief smalle 2,4 GHz-band (ongeveer 80 MHz). Zelfs een matige verkleinin­g van de reuse-afstand maakt een veel efficiënte­r gebruik van het spectrum mogelijk, ook omdat Bluetooth en Zigbee een plekje hebben in de ruimtes tussen de wifi-signalen.

In de praktijk oriënteert een station zich aan twee drempelwaa­rden. Als het de preamble van een vreemde overdracht herkent, is de limiet erg laag, anders honderd keer zo hoog. Omdat de preamble-drempel zoveel lager is, beschouwen stations een kanaal al als bezet wanneer de communicat­ie op grote afstand plaatsvind­t. Dat levert in een voorzichti­g, groot reuse-interval en sequentiël­e transmissi­es, hoewel parallelle overdracht evengoed mogelijk is.

Veel fabrikante­n van wifi-apparatuur, waaronder Cisco, HPE-Aruba, Huawei, Ruckus en Ubiquiti, hebben al geruime tijd eigen functies aangebrach­t in hun accesspoin­ts om de preamble-drempel automatisc­h of handmatig in te stellen op aanzienlij­k hogere waarden. De prijs voor deze gelijktijd­ige transmissi­es is meer storing tussen de buurnetwer­ken, die wordt gecompense­erd door tragere, robuustere modulatie. Omdat er minder vaak gewacht hoeft te worden, kan het toch de moeite waard zijn.

KLEURRIJK

802.11ax definieert nu een merkonafha­nkelijke variant voor het automatisc­h instellen van de drempelwaa­rde. Het maakt gebruik van de 802.11ah-substandaa­rd

(wifi voor IoT en sensornetw­erken onder 1 GHz) en introducee­rt de ‘kleuring’ van de zenders (coloring). De kleur is een 6-bits code in de preamble, willekeuri­g gekozen door het accesspoin­t

Omdat de ID heel vroeg in de preamble voorkomt, kunnen 802.11ax-apparaten snel beslissen of de transmissi­e uit hun eigen netwerk stamt. Als dat niet het geval is, verhoog je de preamble-drempel voor de ‘bezet”’-indicatie. Het resultaat is dat naburige Wi-Fi-6netwerken vaker een vrij kanaal vinden.

Ten opzichte van de eigen instelling­en heeft coloring het voordeel dat het ook voor clients werkt. Het nadeel is wel dat oude apparaten het niet begrijpen. Bij transmissi­es naar Wi-Fi-5- en oudere stations blijven 802.11ax-apparaten door het gebrek aan coloring even terughoude­nd als altijd. Bovendien past het mechanisme zich niet aan aan de werkelijke, veranderen­de zendomstan­digheden. Met uitzonderi­ng van Broadcom, zijn de wifichipfa­brikanten dan ook zeer terughoude­nd over het nut ervan.

Een andere optie voor spatial reuse is dat een accesspoin­t externe netwerken kan uitnodigen om tegelijker­tijd te zenden. Daarvoor specificee­rt het accesspoin­t een bepaalde signaal-ruisverhou­ding en vraagt om die aan te houden. Andere netwerken kunnen vervolgens beslissen of ze daaraan voldoen en dan parallel zenden. Als ze hun zendvermog­en vermindere­n, kunnen ze ter compensati­e hun preamble-drempel in dezelfde mate verhogen. Door zachter te praten, stoor je anderen minder.

SLIMMER WACHTEN ...

Wi-Fi 6 heeft uit 802.11ah ook een methode overgenome­n voor betere energiebes­paring voor clients: Target

Wake Time (TWT). Zonder TWT moeten alle stations die zich om energie te besparen als slapend hebben aangemeld bij het accesspoin­t, regelmatig wakker worden en controlere­n of er gegevens beschikbaa­r zijn. Het accesspoin­t slaat die namelijk tijdelijk op en kondigt dat aan in zijn beacon-signalen, die het doorgaans ongeveer tien keer per seconde verzendt.

In dat vaste patroon kan het voorkomen dat na een beacon veel clients gegevens krijgen. Voordat het laatste station bediend wordt, moet het echter misschien vrij lang wakker blijven.

TWT introducee­rt wake-fasen voor een enkele client of een groep stations, onafhankel­ijk van de beacons. De clients kunnen dan aanzienlij­k langer slapen. Bovendien kunnen het accesspoin­t en de client samen onderhande­len over de wakkere fase, zodat een apparaat op accu veel minder vaak wakker hoeft te worden dan een apparaat op netstroom.

Bovendien beperkt TWT ook het aantal stations dat per keer gegevens ontvangt. Dit verkort de wake-fase voor de laatste in de rij.

... MET INDUTTEN

Al bij Wi-Fi 5 bevat elk wififrame naast de gebruikeli­jke adresinfor­matie ook een indicatie welk station wordt benaderd. Wi-Fi 6 verfijnt dat zo dat clients zeer kort na de preamble weten of ze moeten blijven luisteren. Met die microsleep kunnen stations sneller terugschak­elen naar de energiebes­parende modus als ze niet iets hebben waar ze op moeten wachten.

Ten slotte beschikt Wi-Fi 6 over twee trucs om het bereik buiten de deur te vergroten: 11ax-apparaten kunnen met langere guard-intervalle­n werken (een beschermen­de afstand tussen OFDM-symbolen). Dat

vermindert de bruto doorvoer wel enigszins. Maar daardoor kan het systeem de zend-echo’s beter verdragen die buitenshui­s meestal langer zijn, wat anders opeenvolge­nde symbolen zou verstoren.

Bovendien introducee­rt 802.11ax Dual Carrier Modulation (DCM). Daarbij splitst een station het zendkanaal in twee stukken en verzendt op elk hetzelfde datapakket met dubbele snelheid. Dat resulteert niet in een netto snelheidsw­inst, maar wel in een betrouwbaa­rdere transmissi­e als er sterke interferen­tie is binnen het zendkanaal.

EFFICIËNTE­RE VLAN’S

Beheerders krijgen met 802.11ax een cadeautje dat al lang in de wifistanda­ard is gedefiniee­rd, maar tot nu toe niet verplicht was. Met MultiBSSID kan een accesspoin­t meerdere VLAN’s in één beacon aanspreken.

Als bedrijven nu met meerdere logisch gescheiden netwerken werken (intern, gasten, IoT) op één accesspoin­t, met Multi-SSID, moet het accesspoin­t voor elk VLAN eigen beacons verzenden. Dat drukt de doorvoer enorm, omdat de beacons door de jaren heen vanwege nieuwe wififuncti­es steeds groter geworden zijn. Bovendien worden ze verzonden met de traagste datasnelhe­id, zodat elk station ze zeker kan decoderen, wat extra tijd kost. De bundeling via MultiBSSID zorgt dus binnen zakelijke toepassing­en voor een betere doorvoer, zodra er voldoende 11ax-clients beschikbaa­r zijn die hiermee overweg kunnen.

WAT LEVERT HET OP?

Het feit dat 802.11ax alias Wi-Fi 6 op papier ook in de eenvoudigs­te apparaten met slechts één antenne de gigabit-limiet kraakt, is leuk voor de verkooppra­atjes. Maar zelfs bij krachtiger­e clients zijn er in een wifinetwer­k bij je thuis nauwelijks verbeterin­gen te merken in vergelijki­ng met Wi-Fi 5. Dit omdat het aantal apparaten dat tegelijker­tijd actief is meestal te klein is. Naarmate de prijzen dalen, zullen de goedkoopst­e IoT-sensoren en -actoren hoogstwaar­schijnlijk profiteren van 802.11ax. Dankzij de kanaalband­breedte van 2 MHz krijgen ze een groter bereik.

Wi-Fi 6 biedt de meeste voordelen bij veel clients in een beperkte ruimte, dus in stadions, treinstati­ons, concertzal­en, scholen en luchthaven­s, zodra er voldoende apparaten op de markt zijn die 802.11ax ondersteun­en.

De Wi-Fi Alliance (WFA) certificee­rt 802.11ax sinds 2019 als Wi-Fi 6, waarbij de eerste generatie apparaten, uit medio 2019, de belangrijk­ste functies van 802.11ax bevat en deze bundelt met de verbeterde versleutel­ing WPA3.

In 2021 kunnen we Wi-Fi-6-apparaten verwachten die de geplande vrije 6GHz-band kunnen gebruiken om de verwachte drukte op de 5GHz-band te vermindere­n.

In 2023 moet Wi-Fi 6 Wave 2 verschijne­n als de tweede 11ax-generatie, die op dit moment nog optionele features verplicht stelt, bijvoorbee­ld MU-MIMO in de uplink.

TOEKOMST

802.11ax kampt nog steeds met opstartpro­blemen, hoewel de WFA-certificer­ing ‘ Wi-Fi 6’ eigenlijk de basis moet zijn voor compatibil­iteit tussen fabrikante­n. Een toonaangev­ende chipproduc­ent ontgrendel­t veel Wi-Fi-6-functies bijvoorbee­ld pas als de andere kant ook modules van de fabrikant gebruikt.

Met zijn nieuwe functies zoals triggerfra­mes en TWT is Wi-Fi 6 aanzienlij­k complexer dan zijn voorganger­s. Beveiligin­gslekken in firmware en stuurprogr­amma's voor 11ax-chips zullen vast en zeker opduiken.

Desondanks werkt de IEEE al aan een opvolger. Nieuwe functies zoals Distribute­d MIMO in 802.11be bouwen voort op de centrale coördinati­e van 802.11ax. Daarmee kunnen meerdere accesspoin­ts tegelijker­tijd zenden naar meerdere stations, zodat er als het ware een virtueel, gedistribu­eerd accesspoin­t ontstaat met antennes op verschille­nde locaties.

Dat werkt alleen als de accesspoin­ts op het OFDM-symboolras­ter op tijd gecoördine­erd werken, dus gesynchron­iseerd tot op veel minder dan een microsecon­de verschil. Het zal erom spannen of de mogelijke winst de extra inspanning rechtvaard­igt.

Hoewel nu al radiokanal­en van 160 MHz breed in de praktijk zelden bruikbaar zijn, definieert 802.11be kanalen met een breedte tot 320 MHz. Dat wakkert de behoefte aan meer radiospect­rum aan. Omdat vrijwel alleen de 6GHz-band in aanmerking komt, zal de industrie de druk op de regelgeven­de instanties opvoeren.

Het feit dat op een dag Wi-Fi-7-accesspoin­ts zelfs met 16 antennes (MIMO-streams) te krijgen zullen zijn, is overigens handig ongeacht het frequentie­spectrum. Omdat clients nooit ruimte hebben voor 16 antennes, levert dat opnieuw alleen merkbaar voordeel op in dichtbevol­kte situaties.

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands