De hypervisor
De virtualisatie kun je op moderne hardware meerdere besturingssystemen zonder noemenswaardig prestatieverlies gelijktijdig uitvoeren, waarbij er een het hostsysteem is en de overige als gastsysteem in virtuele machines draaien. De techniek zorgt ervoor dat onder andere het werkgeheugen, de cpu, de schijven en de netwerkcapaciteiten van de computer worden gedeeld door de host en de gastsystemen. Dat alles wordt gecoördineerd door een hypervisor. De term kun je interpreteren als de overtreffende trap van ‘supervisor’. Een hypervisor draait als tussenlaag tussen de hardware en een virtuele machine.
Wellicht zal het je verrassen dat niet alleen Hyper-V een hypervisor heeft, maar dat VMware en VirtualBox er ook een hebben. Er zijn wel verschillen. Met VMware Workstation en VirtualBox draait de hypervisor als een proces in het hostsysteem, net als andere applicaties.
Daardoor zit er nog een extra laag tussen de hardware en de virtuele machines, namelijk het host-besturingssysteem. Dat alles voelt als een normale toepassing – wat het makkelijker maakt om aan de slag te gaan.
De Hyper-V-hypervisor draait daarentegen nog onder het hostsysteem, tussen de hardware en de virtuele machines. Omdat de host en virtuele machines op die manier boven de hypervisor draaien, is de host in eerste instantie alleen nodig om de virtuele machines in te richten en vervolgens te beheren. Nadat de hypervisor geïnstalleerd is, vind er echter interactie plaats tussen hem en het Windows-hostsysteem. De hypervisor is na de installatie continu actief zolang de pc ingeschakeld is. Dat heeft een belangrijke bijwerking: zolang de Hyper-V-hypervisor actief is, hebben de hypervisors van VMware Workstation en VirtualBox beperkingen. Als gevolg daarvan is het niet mogelijk om 64-bit gastsystemen in VMware te installeren of te starten, en kunnen er in VirtualBox helemaal geen virtuele machines worden gestart.
We vroegen ons af of een hypervisor die altijd actief is effect heeft op de prestaties van het hostsysteem. We hebben wat metingen verricht en bewust een wat zwakke pc voor Hyper-V (Core i5 6500, 4 GB RAM) als testsysteem gebruikt. Het resultaat was dat we tijdens het opstarten, bij het kopiëren van bestanden en bij de gebruikelijke benchmarks geen enkel verschil hebben kunnen meten. De enige uitzondering was de Bapco Sysmark 2018 applicatiebenchmark, die met ingeschakelde hypervisor ongeveer 5 procent lagere waarden opleverde. Maar dat zit al tegen de grenzen van de meetnauwkeurigheid aan en is in het dagelijks leven niet merkbaar – zeker niet op een snellere computer.