Wie zoet wil krijgt hartig
In een overzichtelijke wereld heb je twee soorten mensen: zoetekauwen en niet-zoetekauwen. Ik wantrouw iedereen die zegt tot de tweede categorie te behoren. Volgens mij zijn wij mensen genetisch geprogrammeerd om suiker te craven. Dat gezegd hebbende, ik denk niet dat ik mijn eigen vader ooit met smaak een stuk taart of een koekje heb zien eten. Maar de wereld is niet overzichtelijk. Hartig en zoet zijn niet zo streng te scheiden. Het is een heel westers onderscheid, en zelfs bij ons is het iets van de laatste eeuwen. In de oudst bekende kookboeken werden zoet en hartig de hele maaltijd door gecombineerd en in het Verre Oosten eten ze geen zoete toetjes na de hartige maaltijd. Ook bij ons is de combinatie van zoet en hartig alom geliefd. Een boterham met kaas en appelstroop. Een salade met peer en blauwschimmelkaas, pannenkoek met spek en rozijnen, rodekool met appel. Of moderner: karamel met zeezout. Soms onttrekt een product zich aan deze categorieën. Een bekend discussiepunt is pindakaas (ik verwijs naar Google voor een helder overzicht van alle standpunten in deze discussie). In veel gezinnen – zo ook bij ons – was het usance eerst een boterham ‘met hartig’ en daarna pas ‘met zoet’. Maar hoewel pindakaas verre van zoet is, hoort het toch ook niet bij hartig. Ik begrijp het nog steeds niet. Niet alle zoet en hartig is onomstreden; de klassieke pumpkin pie, een zoete taart met pompoen vind ik echt niet lekker. Ik heb het vaker geprobeerd, maar daar werkt sweet and savoury niet voor mij. Waar het wel werkt: de met honing geglaceerde ribkarbonade (p. 14 , ook op de cover) en de pretzels met zeezout en chocolade (p. 20) uit onze zoete en hartige recepten. Daarnaast in dit nummer: heerlijke stoofgerechten, klassiek (p. 82) of uit de tajine (p. 26). Foodies-kok Willem deed in Frankrijk een cursus fermenteren bij Christiaan Weij (p. 38). En tot slot het ideale recept voor elke winterdip: de fondue (p. 48).