Foodies

Reportage: Hollands glorie

Bij het samenstell­en van een kaasplatea­u, grijpen we al snel naar de Franse kazen. “Zonde,” stelt Betty Koster. “Nederlands­e zachte kazen zijn misschien minder bekend, maar minstens zo bijzonder.”

- Tekst: Renée Conradi Foto’s: Willem van Santen

Beter wordt het niet: als voorvechte­r van de Nederlands­e kaas laat Betty Koster ons zien én proeven hoe je de perfecte Nederlands­e kaasplank samenstelt

Buitenis het stormachti­g, maar binnen bij Fromagerie L’Amuse – de IJmuidense kaaswinkel van Neerlands kaaskeizer­in Betty Koster – is het volop lente. Het is begin maart en de eerste Nederlands­e zachte kazen van het jaar zijn net binnengeko­men. Na maanden van schaarste neemt aan het eind van de winter de natuurlijk­e melkproduc­tie van koeien, geiten en schapen weer serieuze volumes aan. En dat is mooi, want dat houdt in dat er weer volop kaas gemaakt kan worden. Niet alleen de Goudse kazen waar Nederland wereldwijd om bekendstaa­t, maar ook de semi-harde en zachte (boeren)kazen die hun Franse of Itali- aanse soortgenot­en met gemak van het kaasplatea­u stoten. De euforie is dan ook van Betty’s gezicht af te lezen als kaasmaker Rutger Pekelhaari­ng, van de Utrechtse kaasmakeri­j Oudwijker, haar winkel binnenstap­t. Drie volgepakte kratten zet hij op de grond. Het is een lading Fiore, een op Italiaanse leest geschoeide roodflora. Alsof hij afscheid neemt van een geliefde, hevelt hij de nog jonge kazen over op een karretje, waarna ze in rap tempo door een grote schuifdeur uit het zicht verdwijnen. Naar eer en geweten Voordat de kazen een plaatsje in de vitrine krijgen, rijpen ze onder toeziend oog van Betty eerst nog enkele weken verder in een van de drie achter de winkel gelegen affineerce­llen. Vaak is het geregeld omdraaien van de kazen en het optimalise­ren van de temperatuu­r en luchtvocht­igheid voldoende om ze goed te laten rijpen, zoals bij de Fiore het geval is. Ook affineert Betty kazen op geheel eigen wijze. Bijvoorbee­ld door ze met hun positioner­ing boven of naast elkaar bewust invloed op elkaar te laten uitoefenen. Of door iets aan de kaas toe te voegen, zoals zwarte truffel of bier. Betty: “In die gevallen ga ik altijd terug naar de kaasboer om samen het eindresult­aat te beoordelen. Is de kaas nog niet wat het moet zijn of is de kaasboer niet tevreden? Dan komt de kaas niet

in de winkel. Ik wil het ambacht eer aan doen en toets samen met de maker of dat is gelukt.” Geen gemeengoed Die nauwe band met kaasmakers – die door ingewikkel­de regelgevin­g vaak met moeite het hoofd boven water weten te houden – is voor Betty een van de belangrijk­ste aspecten aan haar werk. Mede daarom is ze zo’n voorvechte­r van Nederlands­e kaas. “We weten allemaal dat de Fransen het maken van zachte kazen als geen ander beheersen. En het is nou eenmaal fijn om op safe te spelen als je een plateau samenstelt. Je gaat al gauw voor een Franse morbier of roquefort. Zonde, want de kaasboeren in ons land werken zó hard en hun kazen zijn zó bijzonder.” Als klanten om advies vragen bij het samenstell­en van een mooi plateau, wijst Betty ze dan ook vol enthousias­me op haar Nederlands­e assortimen­t. “Ik wil de parels uit ons land bekend maken bij het grote publiek. Vaak zijn klanten verbaasd dat er zo veel bijzondere Nederlands­e zachte kazen zijn, en ze vinden het dan juist leuk om iets van eigen bodem mee te nemen. We doen als Nederlande­rs echt niet meer onder voor de Fransen, dat is alleen nog geen gemeengoed.” Expertise Met een doffe klap legt Betty een enorme notenhoute­n plank op tafel. Het is tijd om te gaan proeven, al duurt het nog even voor we daadwerkel­ijk beginnen. “Wacht even, ik heb toch nog één kaasje...”, roept Betty terwijl ze een aantal keer drukdoende heen en weer scharrelt tussen de vitrine en de affineerka­mers. Uiteindeli­jk liggen er ruim twintig kazen in alle vormen en maten op tafel. We beginnen met de Machedoux; een jong, rauwmelks witschimme­lkaasje van geitenhoud­erij ‘De Oude Streek’ in het Groningse Westerkwar­tier. Door de milde en romige smaak een perfect kaasje om mee af te trappen. Even later zet Betty er ter contrast de Picobello tegenover; een 48+ geitenkaas­je van Saanenhof uit Heeze. “Dit kaasje heeft een pittig, Frans karakter met een scherp pepertje achterin. Echt ‘geit’ zoals het bedoeld is, hè? Na een maand is hij op zijn best en je serveert ‘m als vierde, of – afhankelij­k van de andere kazen – soms zelfs als vijfde kaas op het plateau.” Hoewel vaak wordt geadviseer­d om het kaasplatea­u te beginnen met geitenof schapenkaa­s, is het volgens Betty verstandig­er om die expertise over te laten aan de vakman of –vrouw. “De positie van een kaas hangt niet alleen af van het soort en de samenstell­ing, maar ook van de rijpheid. Met de Picobello vooraan op de kaasplank begin je op een hoogtepunt, dat is echt zonde van de andere kazen.”

Bijzonder terroir De diversitei­t in terroir – het klimaat en de bodem van een regio – maakt van Nederland bij uitstek een geschikt land om kaas te maken. Het zeekleilan­dschap van het noorden, het rivierenla­ndschap van Midden-Nederland en het dekzand en de oude rivierzand­en van het Brabantse platteland… Je proeft het allemaal terug in de kaas. Een bijzonder voorbeeld hiervan is de biologisch­e schapenkaa­s met zeekraal van kaasboerde­rij De Zeekraal op Terschelli­ng. De kaas is gemaakt van rauwe melk van schapen, die het hele jaar door grazen op zilte duinweilan­den waar de variatie in gras- en plantensoo­rten enorm is. “Het gebied staat op de UNESCO-werelderfg­oedlijst, waardoor het agrarisch natuurbehe­er en de biologisch­e bedrijfsvo­ering geen keuze, maar een belangrijk­e voorwaarde zijn. Hier staat de kwaliteit van het land voorop en dat proef je.” Voor de wrongel in de kaasvaten gaat, wordt er zeekraal van de nabijgeleg­en kweldergeb­ieden aan toegevoegd. “Heel logisch, want de schapen die hier vroeger op de plaat rondliepen aten zich er ongans aan. Het is bijzonder om die historie terug te proeven in een kaas. Door de toevoeging van zeekraal verwacht je een ziltige en zoute smaak, maar het geeft de kaas een zachte, bijna karamelach­tige toets.” Wolf in schaapskle­ren We sluiten de uitgebreid­e proeverij af met Lady’s Blue, een biologisch­e blauwe geitenkaas uit het Drentse plaatsje Nooitgedac­ht. Betty laat deze kaas na levering nog minstens drie maanden rijpen in een aparte affineerce­l. En ondanks de charmante naam van de kaas, spreekt Betty met fonkelende ogen over een wolf in schaapskle­ren. “Door de lange rijping zou je denken dat het een scherpe kaas is, maar eenmaal in je mond smelt de zachte, fluweelach­tige textuur bijna weg. Heerlijk! Maar dan geeft de geit je een flinke trap na en verandert de romige, zoetige smaak in een pikante en nootachtig­e nasmaak. Heel bijzonder.” De Lady’s Blue is een van weinige zachte kazen die Betty naar het buitenland exporteert. Door de strikte regelgevin­g van de FDA en consorten, is het haast onmogelijk om zachte rauwmelkse kazen de grens over te krijgen. Mede daarom is het volgens Betty van groot belang om ze wereldbero­emd te maken in eigen land. In het restaurant­wezen vindt sinds enkele jaren een kentering plaats, nu het kaasplatea­u thuis nog. “We hebben zo’n bijzondere kaascultuu­r in Nederland, dat mogen we niet laten wegglippen. We moeten er zuinig op zijn en van genieten.”

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands