"De verscheidenheid n kruiden en bloemen g ft honing zijn typische sm k."
in een soort overgang. Ze produceert minder feromonen waardoor de andere bijen haar niet meer goed kunnen lokaliseren. De cohesie in de kolonie vermindert dan en de bijen worden onrustig. Ze gaan dan zelf een nieuwe koningin aanmaken door moerdoppen aan te zetten zodat er een wisseling van koningin kan plaatsvinden. De oude koningin gaat met een deel van het volk zwermen om de jonge koningin de ruimte te geven. Die zwerm vangen we op in de vangbomen. Als er veel nectar te halen valt of er is veel broed, dan wordt een volk zwermlustig. Ze maken dan wel een stuk of tien koninginnen aan. Die moerdoppen verwijderen we.” Zo reguleert de imker het bijenvolk. Hoe groter het volk, hoe meer werksters die honing produceren, maar een té groot volk geeft weer het risico op zwermen. In de kasten met de grotere bijenvolken is het bovenste gedeelte gereserveerd voor de honig die geoogst wordt – de honingkamer. Bijen maken meer honing dan ze nodig hebben – ze zijn eraan gewend dat een deel van de honing verloren gaat aan andere snoepers zoals vogels. Of de imker dus. In de middelste kast bevindt zich het broed met de larven en daaromheen honing als voer voor de bijen. Daar blijft de imker van af. Willem wijst me op de warmte die afstraalt van de kast: “In het midden van een bijenkast is het jaarrond 25 tot 30 graden. Net als pinguïns hebben bijen een roulatiesysteem. De binnenste bijen wisselen van plek met de buitenste bijen, waardoor het midden van de groep altijd warm blijft. Die constante temperatuur is nodig voor de groei van het broed.” Goudkleurig In de werkruimte is Marion bezig met het ontzegelen van de eerste honing van het jaar. “De honing is laat omdat de lente moeilijk op gang kwam. Het duurde lang eer er bloesem aan de bomen zat en bovendien vliegen de bijen pas uit wanneer het warm genoeg is.” Met een ontzegelvork krabt Marion de was van de honingramen. Door het raam vindt de zon haar weg door de raat en maakt de goudkleurige honing zichtbaar. De ontzegelde ramen zet Marion rechtop in de slinger, een grote centrifuge. Door hem
aan te zwengelen draait de slinger de honing uit de raten. Als Marion de kraan onderaan de slinger openzet, gutst de op de bodem verzamelde honing er direct uit: “Mooi hè, ik sta elk jaar weer versteld van de hoeveelheid honing. Het is toch ongelofelijk.” Uit één honingraam komt per slingerbeurt ongeveer 1 kilo honing. De honing wordt opgevangen op een zeef omdat er nog veel onzuiverheden in zitten. Stukjes was of bijenpootjes bijvoorbeeld. Wat er wel in de honing blijft zitten is het stuifmeel van de bloemen: “Dat is waarom honing zo goed is voor je. Vooral als je last hebt van hooikoorts kan het zinvol zijn om honing uit je eigen buurt te eten. Door het eten van pollen van bloeiende planten en bloemen raakt je lichaam gewend aan de stoffen en raak je min of meer resistent.” Flower power De eerste honing van het jaar is voornamelijk van de wilg. Willem: “De soort honing kun je herleiden aan wat er in de buurt gebloeid heeft. Bijen vliegen zo’n drie kilometer uit. De wilg bloeit hier als eerst. Later komt er ook fruitbloesem bij, die vind je volop hier in de Betuwe. In onze voorjaarshoning zit dus relatief veel wilg. Later in het jaar maken we ook een zomerhoning van acacia, linde, tamme kastanje, klaver en de vele bloeiende tuinplanten.” Op zes verschillende plekken in en rondom Nijmegen hebben Marion en Willem nog eens dertig bijenvolken. Favoriet is de honing uit de stad. Qua smaak is die het meest complex: “In de stad bloeien veel bomen, kastanjes bijvoorbeeld en linde. Dat betekent ontzettend veel nectar per vierkante meter. En er is een grote verscheidenheid aan bloemen die we allemaal in een potje honing kunnen vangen. Op het platteland daarentegen is het de laatste jaren armoe troef. Een weiland vol wilde klaver, paardenbloemen en kruiden is een uitzondering. Al dat kale gras, bijen hebben er niks aan. Juist die verscheidenheid aan kruiden en bloemen geeft honing zijn typische smaak. Proef maar eens een kastanjehoning en dan een acaciahoning. De ene honing is de andere niet.”