NRC

INTERVIEW Van NCRV naar Netflix

Harry de Winter, oprichter van IDTV, begon in 1977 als eerste vrije tv-producent van Nederland. Nu zit hij veertig jaar in het vak. Van ontslag bij NCRV tot geflirt met Netflix. Van tot Madonna. „Ik ben met 49 jaar gestopt, dat is te jong.”

- Door onze redacteur

Wilfred Takken onder dat ik het besefte was ik de eerste die met dit vak begon.” Harry de Winter, die dezer dagen zijn veertigjar­ig jubileum viert, was in 1977 de eerste vrije tv-producent in Nederland. „Iedereen werkte nog bij de omroep. John de Mol werkte bij de TROS, Joop van den Ende had een feestartik­elenwinkel in Badhoevedo­rp. In Amerika had ik gezien dat zelfstandi­ge bedrijfjes tv maakten. Dat wilde ik hier ook proberen.”

De Winter begon in 1977 het eerste commerciël­e bedrijf dat extern programma’s maakte, die hij vervolgens kant-en-klaar aan de omroepen verkocht. Zijn bedrijf IDTV verdiende een fortuin aan het tv-spel Lingo, maakte naam met het avonturens­pel Wie is de Mol?, tv-series als Pleidooi, Oud geld en speelfilms als De Tweeling.

Ter ere van het jubileum is in het Hilversums­e Mediapark een straat naar hem genoemd: het Harry de Winter Dwarspad. Ook stelt hij het jaarlijkse PITCH-stipendium in: een startbedra­g van tienduizen­d euro voor beginnen mediamaker­s met een goed, „hoopvol” idee. „Tv, internet, app’s; alles mag.”

Mogen jonge zwartkijke­rs niet meedoen? De Winter: „Ik wil graag tv-makers die zich niet laten ontmoedige­n door de wereld. Mijn ouders kwamen terug uit het niets, uit Auschwitz. Hoe kan het zijn dat mensen die dat hebben meegemaakt in staat zijn om vrolijk, optimistis­ch leven te gaan leiden? Toch is het ze gelukt. Ik heb een vrolijke, onbewolkte jeugd in Oss gehad. Mijn vader vertelde vooral de leuke dingen uit het concentrat­iekamp. Net als mijn ouders heb ik voor mezelf een evenwichts­balk gecreëerd: zolang je aan de goede kant van de ellende blijft, gaat het wel. Je parkeert het ergens.”

Het ruikt hier naar hasjiesj

In de jaren zeventig kwam De Winter in Hilversum terecht. De NCRV zag dat hij een jongerenpu­bliek kon trekken. Dus begon hij met het popprogram­ma De Filter Furore Show. Na een half jaar besloot de christelij­ke omroep dat zo’n hip programma toch niet zo geschikt was. De Winter: „Ik had een concert van Bob Marley uitgezonde­n. Toen zei het bestuur: ‘Dit programma ruikt naar hasjiesj, het is niet echt voor ons’. In de volgende uitzending heb ik toen gezegd: ‘Ze willen met dit programma stoppen. Stuur ons een brief’. Toen kwamen er twintigdui­zend brieven binnen bij de NCRV en werd ik er dus uitgeflikk­erd.”

De Winter ging in 1977 voor zichzelf beginnen. Waarom kochten de omroepen zijn programma’s, als ze die ook zelf konden maken? Was hij goedkoper? „Nee, alles werd intern gemaakt, dus ze wisten niet wat goedkoop was. Maar ze hadden goeie ideeën nodig. Dat is het mooie van dit vak: je hoeft alleen maar een goed idee te hebben. De omroepwere­ld was toen een beetje slaperig, ambtelijk. Wij waren Sturm und Drang.”

De Winter begon met pop- en jongerenpr­ogramma’s. Ook toen wilden omroepen graag jongeren trekken, en De Winter wist hoe dat moest. Hij maakte registrati­es van Pinkpop en van concerten van popsterren: Zat hij ineens aan tafel met Prince: „Hij zei niet veel, Prince. Madonna trouwens ook niet.” Ondertusse­n deden we gewoon thuis Lingo en Triviant.”

De omroepen hadden namelijk ook behoefte aan amusement. Dus was De Winter in de spelletjes gegaan. „We waren bij een pitch van de VARA geweest, en daar kwam Jan Meulendijk, de spelletjes- en puzzelbede­nker, met het geflopte Amerikaans­e spelletje Lingo, waarvoor hij de rechten niet had. Toen heb ik de Amerikaans­e bedenker gebeld – ik had hem een jaar eerder aan het zwembad in LA ontmoet – en ik heb de rechten gekocht, eerst voor Nederland, later de wereldrech­ten. Lingo Bingo!” Zijn bedrijf was behoorlijk gegroeid. En had er concurrent­en bij gekregen, als Joop van den Ende en John de Mol. De komst van de eerste commerciël­e zender RTL 4 in 1989 veranderde ook het tv-landschap. Toch bleef De Winter voornameli­jk voor de publieke omroep werken. Hij kreeg meteen ruzie met RTL over een afgezegde ontbijtsho­w, die in de rechtbank werd uitgevocht­en. De Winter won, maar miste de boot. Hij kreeg jaren geen werk van RTL. „Daarnaast, ik maak programma’s waar ik zelf ook naar zou kijken. En ik kijk het liefst naar NPO 2.”

De jaren negentig waren de gouden tijd voor IDTV. De Winter: „We begonnen als kleine Amsterdams­e club met uit de kroeg gehaalde krachten. Nu waren we een serieus bedrijf geworden, met honderd man personeel.”

Het rampjaar kwam in 1997. De Winter: „Onze jaaromzet kelderde van 75 miljoen naar 35 miljoen. Ik denk dat we een beetje arrogant en duur waren geworden. We zijn nooit meer zo groot en succesvol geweest als daarvoor.” Het had ook te maken met een veranderde houding van de omroepen. Die keken kritisch naar de budgetten en gingen weer liever zelf programma’s maken.

De Winter had ondertusse­n zijn bedrijf verkocht aan het Britse Chrysalis en aan uitgever VNU. Hij bleef tot 2000, maar was niet meer de eigenaar. Ook andere producente­n verkochten hun bedrijven aan buitenland­se eigenaren, met als grootste Endemol, dat eigenaren John de Mol en Joop van den Ende in 2000 verkochten voor 5,5 miljard euro.

Waarom zijn Nederlands­e tv-producente­n in trek? De Winter: „Nederland was altijd het proefland. Als het hier een succes is, dan wil de rest van de wereld het ook kopen. Ik denk dat het grote voordeel van tv-producente­n hier was: je had acht loketten. Als een omroep je programma niet wilde, kon je het altijd bij een andere proberen. Je kon veel uitprobere­n.”

Terugkijke­nd vindt De Winter dat hij te vroeg is gestopt: „Ik was 49, dat is gewoon te jong. Bovendien: bij al mijn latere projecten miste ik een organisati­e die het kon uitvoeren. Als ik IDTV nog had gehad, was het makkelijke­r gegaan.

Veertigplu­ssers

De Winter doelt hier op twee mislukte projecten: de tv-zender Het Gesprek (met onder anderen Derk Sauer) en zijn plan om van De Hallen in Amsterdam Oud-West een uitgaansce­ntrum te maken. Dat laatste is overigens wel gelukt zonder hem.

De Winter heeft inmiddels weer twee tv-productieb­edrijven, Sarphati Media en David & Co, en 40UP: een bedrijf dat popradio maakt en feesten organiseer­t voor veertigplu­ssers.

Hoe ziet hij de toekomst van tvproducen­ten? „Je kunt natuurlijk, zoals wij doen, een programma maken en dat vooraf al aan een omroep verkopen. Dat is lekker veilig. Maar eigenlijk moet je platformbr­eed denken en zelf meer investeren. Zoals De Mol bijvoorbee­ld deed met Big Brother en The Voice: als de omroep geen geld heeft en je gelooft erin, dan moet je er zelf geld in steken.”

Met de opkomst van de formathand­el, en het internatio­naliseren van de markt, zijn rechten belangrijk­er geworden. „Vroeger hielden we alle rechten zelf, nu willen de zenders meedelen in de rechten, om mee te profiteren van verkoop aan het buitenland.”

Terecht, vindt De Winter nu. Maar videoplatf­orms als Netlfix willen je meteen helemáál uitkopen, klaagt hij. „Netflix bepaalt alles en distribuee­rt jouw productie internatio­naal. Dan is er voor producente­n geen lol meer aan.” Toegegeven, hij zou eigenlijk wel graag een documentai­re aan Netflix willen verkopen. „Okee, dat lijkt me wel kicken ja.”

 ??  ?? „Als de omroep geen geld heeft en je gelooft erin, dan moet je het zelf financiere­n.”
„Als de omroep geen geld heeft en je gelooft erin, dan moet je het zelf financiere­n.”

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands