Sporthelden blijken complexe kerels
Borg
/McEnroe begint met een scène waarin Björn Borg zijn autosleutels kwijt is en door Monaco moet lopen om thuis te komen. Hij wordt door iedereen herkend, behalve door een barman van het café waar hij even naar binnen vlucht. Die laat hem kratjes en dozen sjouwen, in ruil voor het kopje koffie dat Borg er drinkt – ook zijn portemonnee is zoek. Borg geniet van zijn anonimiteit. Het moment staat in schril contrast met zijn aankomst in Wimbledon, waar hij wordt opgejaagd door fans en fotografen.
Borg/McEnroe gaat over het Wimbledon-toernooi van 1980, het moment waarop de populaire Björn Borg voor de vijfde achtereenvolgen- de keer Wimbledon kan winnen. Kan hij de torenhoge verwachtingen waarmaken?
In de finale neemt hij het op tegen de Amerikaanse tennisser John McEnroe. Diens opvliegende karakter – hij beledigt menig umpire en schopt stennis over alles – wordt tegenover dat van ijskonijn Borg geplaatst. Eeuwig twijfelaar Borg is de controlefreak die alles volgens rituelen doet, zijn rackets obsessief test en in een koele kamer slaapt zodat zijn hartslag laag blijft. Driftkop McEnroe is veel relaxter, die gaat gewoon naar de bar en is arrogant genoeg om aan het begin van het toernooi al te weten dat hij in de finale tegen Borg zal spelen.
De twee lijken dus volkomen te- genovergesteld, maar flashbacks laten zien dat het anders ligt: de rivalen verschillen niet zoveel van elkaar. De kalmte van Borg is schijn, evenals de arrogantie van McEnroe. Deze aandacht voor de mens achter de topsporter maakt van het ingenieus gemonteerde Borg/McEnroe veel meer dan een sportfilm.
Bovendien is hij uitstekend gecast. Sverrir Gudnason lijkt als twee druppels water op Borg en Shia LaBeouf lijkt misschien niet heel erg op McEnroe, wel heeft hij eenzelfde soort imago als McEnroe: controversieel, grillig, onvoorspelbaar. Jammer dat hij minder aandacht krijgt dan Borg.