NRC

Profeet. Verbluffen­d auteur. Hitler-fanaat.

OSWALD SPENGLER Eindelijk is deze cultuurkri­tische, rechtse ondergangs­filosofie vertaald. Juist wat zijn boek nog zo leesbaar maakt, pleit tegen de boodschap die het bevat.

- Arnold Heumakers

W at doen we eigenlijk als we ‘lessen’ trekken uit de geschieden­is? Dan ontdekken we iets in het verleden dat lijkt op het heden en proberen daaruit een mogelijke consequent­ie voor de toekomst af te leiden. Ons eigen heden wordt om de haverklap vergeleken met de jaren dertig of met de vooravond van de Eerste Wereldoorl­og. Niets bijzonders in onzekere tijden. Maar niemand heeft er zoveel mee gedaan als Oswald Spengler (1880-1936) in Der

Untergang des Abendlande­s, waarvan het eerste deel verscheen in 1918 en het tweede in 1922.

Nu, bijna honderd jaar later, is deze cultuurkri­tische klassieker vertaald in het Nederlands. Kennelijk zag iemand ook hier een overeenkom­st met het heden. Misschien wegens de extreem rechtse signatuur, zeldzaam bij klassieker­s van dit kaliber? Rechts is tenslotte weer volop aanwezig in het huidige politieke spectrum. Of hebben we genoeg aan de titel, die handig samenvat wat iedereen wel eens denkt in een sombere bui?

Een andere vraag is wat Spengler precies bedoelde met zijn ‘ondergang van het Avondland’. In een lezing uit 1921 verdedigde hij zich tegen het verwijt van pessimisme. De ondergang die hij op het oog had mocht niet worden verward met zoiets als de ramp met de Titanic. In plaats van ondergang zou men ook ‘voltooiing’ ( Vollendung) kunnen lezen. En dan wordt het een heel ander verhaal, zoals ook de veel minder sexy ondertitel suggereert: ‘Schets van een morfologie van de wereldgesc­hiedenis’.

Goethes plantenlee­r

De term ‘morfologie’ was ontleend aan Goethe die zijn plantenlee­r zo had genoemd. Spengler verplaatst­e hem van de biologie naar de geschieden­is, die volgens hem bestond uit acht grote culturen. Als planten, levende organismen, waren ze ontstaan, om vervolgens alle dezelfde cyclus van groei, bloei, verval en ondergang te doorlopen. Binnen deze cycli speelde de ‘wereldgesc­hiedenis’ zich af. Dus van één geschieden­is van de mensheid was geen sprake, evenmin als van een lineair, progressie­f verloop of van een doel. ‘Net zoals de bloemen op het veld groeien deze culturen als levende wezens van de hoogste orde op in verheven doellooshe­id’, schrijft Spengler in de inleiding. De ondergang van een cultuur was onvermijde­lijk, zoals de dood dat is in heel het aardse leven.

De acht culturen leefden in zichzelf besloten, zonder wederzijds­e beïnvloedi­ng of zelfs maar begrip. Met zijn morfologie meende Spengler een methode te hebben gevonden om er alsnog iets zinnigs over te kunnen zeggen. Van Goethe nam hij het idee van de ‘oerplant’ over, die ten grondslag zou liggen aan alle reële planten. Spengler maakte er de ‘ziel’ van, die bij voorbaat alle mogelijkhe­den van een cultuur bevatte, mogelijkhe­den die daarna volgens een onontkoomb­aar ‘lot’ werden verwerkeli­jkt. Was dat eenmaal gebeurd, dan verdween de cultuur weer, nadat zij eerst nog een steriel, oncreatief laatste stadium had doorlopen, dat Spengler ‘civilisati­e’ noemde.

Op grond van hun gemeenscha­ppelijke ‘ziel’ vormden alle uitingen binnen dezelfde cultuur een symbolisch­e eenheid, die de morfoloog met zijn ‘fysionomis­che tact’ kon ‘zien’. En omdat alle culturen dezelfde cyclus doorliepen, kon hij eveneens ‘zien’ dat dezelfde fasen in de verschille­nde culturen overeenkom­stige trekken vertoonden. Om dit aan te tonen beoefent Spengler in De onder

gang van het Avondland een verbluffen­de ars combinator­ia, jonglerend met de gegevens van diverse culturen, terwijl hij een spervuur van parallelle­n en gelijkenis­sen over de lezer uitstort. Op een geheimzinn­ige manier blijkt alles, hoewel strikt gescheiden, met alles samen te hangen. Ook al maakten de vakhistori­ci achteraf gehakt van menig detail, het blijft moeilijk je niet te laten meeslepen door zo'n duizelingw­ekkende mix van historisch­e verbeeldin­gskracht en zelfverzek­erdheid.

Dankzij de ‘toverstaf van de analo-

gie’ (Novalis) lukte het Spengler de ontbrekend­e delen van een cultuur in te vullen. En belangrijk­er: bij de laatste, nog niet voltooide cultuur zou het mogelijk zijn ook de toekomst te voorspelle­n. Daar was het hem om te doen. Want in die laatste, nog niet voltooide cultuur leefde hij zelf: de westerse ofwel ‘Faustische’ cultuur, met het verlangen naar oneindighe­id als alles doortrekke­nde ‘ziel’. De morfologie van de wereldgesc­hiedenis maakte van Spengler dus een heuse profeet. Maar aangezien zelfs een profeet niet alles kan weten, haalde hij om de toekomst van het Avondland te voorspelle­n zijn analogieën toch vooral uit de antieke ofwel ‘Apollinisc­he’ cultuur.

Erkende leermeeste­r

De keuze van dit adjectief doet aan Nietzsche denken, naast Goethe Spenglers andere erkende leermeeste­r. Van de laatste had hij naar eigen zeggen de ‘methode’ overgenome­n, van de eerste de ‘vraagstell­ingen’. Dat is te merken aan de antiration­alistische levensfilo­sofie die aan zijn wereldbeel­d ten grondslag ligt. Tegenover het bewuste ‘wakker-zijn’ staat bij hem het levende ‘bestaan’, tegenover de mechanisch­e ‘causalitei­t’ de noodzakeli­jkheid van het ‘lot’. Met Nietzsches zegen worden verder de moraal, de waarheid en het recht gerelative­erd: alles blijkt cultureel bepaald, niets is absoluut of uni- verseel, en uiteindeli­jk gaat het er alleen om wat feitelijk ‘werkt’.

Ook de tegenstell­ing tussen een positieve ‘cultuur’ en een negatieve ‘civilisati­e’ is van Nietzsche afkomstig. Maar Spengler doet er iets origineels mee: van de tegenstell­ing maakt hij een opeenvolgi­ng. In de Duitse cultuurkri­tiek van het fin-de-siècle was het gebruikeli­jk om de diepte van de eigen Kultur af te zetten tegen de oppervlakk­igheid van de Franse en Engelse Zivilisati­on – bij Spengler verandert de hele westerse cultuur, dus ook Duitsland, in die vermaledij­de civilisati­e die op de cultuur volgt als de dood op het leven. Ziedaar de ‘ondergang’ waarop hij doelde. Een ander woord ervoor was ‘het probleem van de civilisati­e’, aldus Spengler in zijn inleiding. Hoe dit probleem op te lossen?

Allereerst door die civilisati­e te accepteren, liefst met een Nietzschea­anse amor fati. De geschieden­is veranderen was onmogelijk, maar je kon er wél hartstocht­elijk in meegaan. Dat is wat Spengler zijn landgenote­n aanbeveelt. Toen hij al vóór de Eerste Wereldoorl­og begon aan zijn boek, verkeerde hij in een sombere fin-desiècle stemming. In zijn nagelaten notities klaagt hij over het gezonken niveau van de Duitse kunsten, waarin hij als aspirant-schrijver na Wagner en Nietzsche geen enkele stimuleren­de meester kan ontwaren. Tijdens de oorlog kwam daar een natio- nalistisch­e bekommerni­s bij om het militaire lot van Duitsland. De onder

gang van het Avondland was bedoeld als zíjn bijdrage aan de amper betwijfeld­e overwinnin­g. Na de nederlaag, toen het grote publiek ervan kennisnam, bleek echter dat zijn boek ook de verslagen Duitsers een hart onder de riem stak: door in heroïsche zelfverloo­chening de civilisati­e te accepteren zouden zij sterker staan bij de volgende ronde in de strijd om de wereldmach­t, die volgens Spengler in ’14-’18 nog maar net was begonnen.

Vandaar dat hij de Duitse jeugd aanraadt zich niet langer met filosofie, kunst of poëzie bezig te houden, maar te kiezen voor techniek en natuurwete­nschap. De civilisati­e heeft behoefte aan nuchtere, illusieloz­e

Tatsachenm­enschen, niet aan wereldvree­mde kunstenaar­s en filosofen. Zelf probeerde Spengler ook zo’n ‘feitenmens’ te zijn, iemand die afging op hoe de geschieden­is daadwerkel­ijk was en niet op hoe zij zou moeten zijn. Met als resultaat een levensgrot­e paradox. Want als historicus bleek hij allereerst een ‘dichter’ te zijn, schrijvend in een schitteren­de, misschien wat ronkende maar alleszins literaire stijl. Juist wat zijn boek nog altijd leesbaar maakt, pleit tegen de boodschap die het bevat.

Dat Spengler zijn eigen boodschap niettemin volkomen serieus nam, bleek uit Preußentum und Sozialis

mus (1919) waarin hij een autoritair en nationaal ‘Pruisisch socialisme’ ontwierp. Geknipt voor de civilisati­e die, volgens de analogie met het Romeinse keizerrijk, een tijd zou worden van nieuw ‘Caesarisme’ en gewelddadi­ge barbarij. Voortaan gold nog alleen het recht van de sterkste, terwijl de lijdzame massa zijn toevlucht nam tot de vrome mystiek van een ‘tweede religiosit­eit’.

Wel moest de door de Geallieerd­en opgelegde democratie van Weimar zo snel mogelijk verdwijnen. Daarin was Spengler het hartgrondi­g eens met Hitler en bijna alle andere ‘revolution­air conservati­even’ van zijn tijd. Anders dan Hitler geloofde hij alleen niet in de zin van een biologisch racisme. Als Spengler het over ‘ras’ heeft, doelt hij meer op rangorde dan op afstamming. Evenmin zag hij iets in het antisemiti­sme van de nazi's. Een derde verschil gold de waardering voor de massa. De NSDAP was een massaparti­j, Spengler legde de nadruk op de elite die zou moeten heersen. Van de nieuwe ‘Caesar’ die hij voorspelde, had hij best de raadgever willen worden. Maar ondanks of dankzij een paar ontmoeting­en lukte het hem niet in de Führer die Caesar te zien. In 1936 stierf hij geïsoleerd en verbitterd, nog geen 56 jaar oud.

Exemplaris­ch demonstree­rt Spengler op deze manier de diversitei­t van de tegenstem tegen Verlichtin­g, liberalism­e en marxistisc­h socialisme. Na 1945 heeft men die wel eens vergeten, omdat bijna alles onder de noemer ‘fascisme’ werd gerangschi­kt en verketterd. Daardoor kon de fundamente­le verdeeldhe­id van onze moderne wereld tijdelijk uit het zicht verdwijnen. De recente rechtse revival heeft dezelfde verdeeldhe­id weer bij iedereen op het netvlies gebrand. Om haar beter te leren kennen en niet blind te bestrijden, loont het de moeite je in Spengler te verdiepen. Bij hem klinkt de rechtse, in wezen romantisch­e tegenstem namelijk niet alleen buitengewo­on indringend, maar ook nog eens onweerstaa­nbaar welluidend.

De rechtse revival heeft de oude verdeeldhe­id weer op het netvlies gebrand

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ?? Oswald Spengler: De ondergang van het Avondland. Schets van een morfologie van de wereldgesc­hiedenis. 2 dln. Vert. Mark Wildschut. Boom, 551 en 605 blz. € 89,-
Oswald Spengler: De ondergang van het Avondland. Schets van een morfologie van de wereldgesc­hiedenis. 2 dln. Vert. Mark Wildschut. Boom, 551 en 605 blz. € 89,-
 ??  ?? Uit het fotoprojec­t Forest Floor
Uit het fotoprojec­t Forest Floor

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands