De pr voor deze Hitler-fanaat deugt niet
Doe niet net of van Oswald Spengler een neutrale tekst is, schrijft „De uitgever ontkent de schaduwzijden van het boek.” Ragnarok, de apocalyps in de Noorse mythologie, weergegeven op een schilderij van Emil Doepler (ca. 1905) fgelopen dinsdagavond werd op grootse wijze de Nederlandse vertaling van Oswald Spenglers De ondergang van het Avondland gepresenteerd. Het controversiële en volumineuze boek van Spengler verscheen oorspronkelijk in twee delen in 1918 en 1922.
Uitgeverij Boom brengt het nu voor het eerst in het Nederlands uit, prachtig vormgegeven en vertaald. In een afgeladen zaal in de Amsterdamse poptempel Paradiso was een keur aan prominente denkers verzameld om zich uit te spreken over het boek. In de pers zijn al talloze besprekingen verschenen. We kunnen gerust spreken van het intellectuele evenement van het jaar. Toch wringt er iets. Met een controversieel denker als Spengler is het altijd de vraag hoe je daarmee omgaat als uitgever. Aan de ene kant was Spengler een felle tegenstander van de democratie en de Weimarrepubliek. Hij riep op tot een dictatuur geleid door „heersersnaturen”, waarin het individu geheel opgaat in „de totaliteit” en daarbij „bevelen ontvangt en gehoorzaamt”.
Aan de andere kant entameerde Spengler een rassenstrijd op wereldschaal. Het Duitse ras zou de ‘witte volkeren’ moeten leiden in de strijd tegen wat Spengler presenteerde als het grootste gevaar: de opkomst van de „gekleurde rassen”. De „natuurlijke rassenverhouding”, zo stelt Spengler in De ondergang van het Avondland, „is er een van oorlog”.
Spengler stemde op Hitler in de presidentsverkiezingen van 1932. Hij verwelkomde de machtsgreep van de nazi’s in 1933 als volgt in zijn boek Jahre der Entscheidung (1933): „De nationale revolutie van 1933 was iets geweldigs en zal het in de ogen van de toekomst blijven, vanwege de elementaire, bovenpersoonlijke kracht en de spirituele discipline waarmee deze voltrokken werd.”
Het gangbare perspectief onder historici is dat Spengler een belangrijk inspirator is geweest van het nationaal-socialisme. Zo vinden we in De ondergang van het Avondland begrippen die een vooraanstaande rol zouden gaan spelen in de ideologie van de nazi’s. De term ‘het Derde Rijk’ komt in het boek voor (p. 469), beschreven door Spengler als „het Germaanse ideaal”.
En er is de rechtse toeëigening van het begrip socialisme als een conservatieve, hiërarchische en imperialistische orde, een visie die centraal zou komen te staan in het nationaal-socialisme: „Het ethische socialisme is [...] geen systeem van Merijn Oudenampsen is socioloog en politicoloog compassie, van humaniteit, van vrede en zorg voor elkaar, maar van de wil tot macht.”
Het voert te ver om Spenglers gedachtengoed gelijk te stellen met het nationaal-socialisme, daarvoor waren er te veel onderlinge meningsverschillen. Spengler wordt vanwege deze onenigheid soms opgevoerd als een criticus van de nazi’s. Belangrijk echter om te vermelden is dat Spenglers onvrede met de nazi’s bovenal het volkse karakter van deze beweging betrof. Niet zozeer de neiging naar geweld en dictatuur. nders gezegd: Spengler behoort als denker ontegenzeggelijk tot het politieke spectrum dat politicologen ‘extreem-rechts’ noemen. Het etiket ‘extreem’ duidt hier op een principiële afwijzing van de democratie en de vergoelijking of verheerlijking van geweld.
Dat betekent natuurlijk niet dat zijn werk niet moet worden uitgegeven of gelezen. Het betekent wel dat het belangrijk is dat de uitgever het lezerspubliek informeert over het politieke karakter van zijn gedachtengoed. Het betekent dat je het boek in de juiste historische context plaatst. En daar wringt de schoen.
Bij de presentatie in Paradiso hield de vertaler, Mark Wildschut, die overigens prachtig werk heeft geleverd, een inlei- dende lezing. Hij ontkende stellig dat Spengler een „racist” was, een „halve nazi”. De onvermijdelijke politieke controverse over dit thema zou geen recht doen aan de intellectuele en literaire rijkdom van de tekst, die het volgens hem verdient op een open wijze gelezen te worden.
Vervolgens was de beurt aan de conservatieve filosoof Ad Verbrugge, die een van de drijvende krachten was achter de publicatie van de vertaling.
Verbrugge prees De ondergang van het Avondland als het „beslissende boek voor de 21ste eeuw”. De visie van Verbrugge klinkt ook door in de flaptekst, waar het boek als „relevanter dan ooit” wordt beschreven: „ De ondergang van het Avondland biedt een manier van denken die vandaag de dag weer net zo actueel is als toen het boek voor het eerst verscheen.”
De uitgever zet het boek dus in de markt, zonder de noodzakelijke duiding te leveren. Het wordt niet eens neutraal gebracht. Eerder op een wervende, positieve wijze, waarin de schaduwzijden van het boek expliciet worden ontkend. De kritische rol wordt vervolgens uitbesteed aan het publieke debat.
Juist in een tijd als de onze, waarin extreem-rechtse ideeën weer een hernieuwde populariteit genieten, lijkt me dat een vrij onverantwoordelijke houding.