De compromisloze dromer Matthijs Maris
Het Rijksmuseum geeft een zeldzaam compleet overzicht van het oeuvre van Matthijs Maris.
TENTOONSTELLING
Bram de Klerck roomgezichten, in vervaagde vormen en stille tinten, domineren het late werk van Matthijs Maris. Even magistraal - én verontrustend - is een twee meter hoog schilderij dat de mistige contouren toont van een vrouw in een lang gewaad, tussen een paar schapen. Met een opgeheven rechterarm richt zij zich met extatische blik naar boven. De hele voorstelling is weinig meer dan een donkere verkleuring in het lilabruine beeldvlak: een verre echo, lijkt het, van de manier waarop zo’n herderin uit een onkenbaar oord of mythisch verleden eruit kan hebben gezien.
Matthijs Maris (1839-1917) maakte het werk in de jaren tachtig en negentig van de negentiende eeuw. Toen hij het in 1909 uiteindelijk schonk aan de Amsterdamse kunsthandelaar W.J.G. van Meurs, verbond de schilder daaraan opvallende condities. Zo moest de nieuwe eigenaar het doek in bewaring geven aan het Rijksmuseum dat het voorlopig moest weghouden van publiek. Kennelijk twijfelde Maris na al die tijd nog altijd aan het schilderij, want hij bedong dat hij er nog vijf jaar aan mocht doorwerken Matthijs Maris, Vrouwenhoofd (1894/98-1906) (wat hij overigens nooit deed).
Zowel het schilderij zelf als de anekdote illustreren hoe Matthijs Maris in de laatste decennia van de negentiende eeuw de geheel eigen stijl ontwikkelde die zo wonderwel lijkt aan te sluiten bij de reputatie van onzekere maar geniale, mensenschuwe eenling die hij ongeveer gelijktijdig verwierf.
Haagse School
die alle drie schilderden. Jacob en Willem Maris maakten furore als representanten van de Haagse School, en ook Matthijs schilderde aanvankelijk in die trant. In 1860 reisde hij zijn broer Jacob achterna naar Parijs, waar hij nauw samenwerkte met kunsthandel Goupil & Co. Schilderijen en ontwerpen voor glas-in-loodramen voor de handel zal Maris met gemengde gevoelens hebben gemaakt. Hij verachtte geld en commercie. Werken gemaakt in opdracht zei hij alleen als noodzakelijke broodwinning te beschouwen, al zal een wrokkige houding ten opzichte van handelaars die soms veel meer aan zijn werk verdienden dan hij zelf, hier zeker ook mee te maken hebben gehad. In elk geval waren het juist Maris’ relaties in de kunsthandel die in 1877 leidden tot zijn definitieve vertrek naar Londen, waar hij veertig jaar later zou overlijden.
Onscherp
Naast portretten, feeërieke tafereeltjes in een middeleeuwse sfeer, en dromerige meisjes met spinrokken, legde Maris zich al in Parijs steeds meer toe op schilderijen die het niet van een verhaal moeten hebben, maar van denkbeelden, dromen, herinneringen. Zoals het wonderschone De vlinders T/m 7/1 in Rijksmuseum, Amsterdam. Inl: rijksmuseum.nl 5 *#