NRC

Wij Europeanen zijn migrantenk­inderen

-

e kwamen uit het oosten, met potten van aardewerk, tamme dieren en gewassen. De eerste boeren van Europa. Hun akkers, weides en dorpen transforme­erden het landschap, dat tot dan toe vooral bestond uit loofbossen. Ze verspreidd­en zich in razend tempo: binnen tien generaties trok hun volk van de oevers van de Hongaarse Donau naar MiddenDuit­sland.

De onstuitbar­e opmars van boeren door Europa, vanaf 8.000 jaar geleden, is een keerpunt in de Europese prehistori­e. De boerencult­uur werd de dominante cultuur, de levenswijz­e van traditione­le jagers doofde uit. Dat is al spannend genoeg, toch?

Niet voor Karin Bojs. In haar boek Mijn Europese familie beschrijft de Zweedse wetenschap­sjournalis­t bijvoorbee­ld hoe een jager en een boer elkaar voor het eerst ontmoeten. Alsof ze er zelf bij was beschrijft ze hoe de boeren de jagers trakteren op bier, een drank die de jagers niet kennen, als gebaar van verzoening.

De feestelijk­e scène is exemplaris­ch voor het boek van Bojs. Ze zwiert door de Europese prehistori­e, absoluut niet bang om gaten in de kennis op te vullen met speculatie. Ze maakt uitstapjes kriskras door Europa, van Lapland tot Cyprus. Én ze volgt de lijnen van haar eigen afstamming diep de prehistori­e in.

Migranten zijn de rode draad in Mijn Europese Familie. Bojs volgt niet alleen de boerenexpa­nsie, maar ook de ijstijdjag­ers die hen voorgingen en de herders die 5.000 jaar geleden vanaf de Kazachse steppen over Europa uitzwermde­n. Deze drie migratiego­lven hebben de Europese prehistori­e op z’n kop gezet.

Bojs beschrijft hoe de vorige generatie archeologe­n de rol van migratie heeft onderschat. Die vonden volksverhu­izingen verdacht, nieuwe culturen zouden lokaal zijn ontstaan, bijvoorbee­ld door- dat jagers de kunst van landbouw afkeken van buurvolken. Vooral genetici hebben recentelij­k laten zien dat overgangen in prehistori­sche culturen wel degelijk samenhange­n met de komst van nieuweling­en. „Beslissend­e stappen in de ontwikkeli­ng van Europa zijn bijna altijd voorafgega­an door trektochte­n, ontmoeting­en en fusies”, schrijft Bojs.

Bojs duikt ook haar eigen DNA in om iets over haar voorouders te weten te komen. Daarbij laat ze zich meeslepen door de romantiek van haplogroep­en. Haplogroep­en zijn genetische merkers die genetici gebruiken om prehistori­sche migraties te volgen. Vooral merkers die alleen in de Karin Bojs: Mijn Europese Familie De laatste 54.000 jaren, Atheneum, 456 pagina’s, €25 3 *# vaderlijke lijn (via het y-chromosoom) of de moederlijk­e lijn (via mitochondr­iën) overerven zijn daarvoor populair. Haplogroep­en hebben technische namen als R1a of U5, maar Bojs verzint daar gelijk voorouders bij met namen als Ragnar en Ursula.

De verwantsch­ap van Bojs met deze voorouders is vooral „een gevoelskwe­stie”, geeft ze toe. „Voor mij heeft het een bepaalde symboliek dat moeders en dochters elkaar in een lange, ononderbro­ken lijn duizenden jaren hebben opgevolgd.” Dat ís ook een mooie gedachte. Maar doordat Bojs voortduren­d over Ragnar en Ursula rept, wekt ze ten onrechte de indruk dat deze voorouders bijzonder waren, of dat zij en andere Europeanen met dezelfde haplogroep voornameli­jk van deze individuen af zouden stammen. Dat is niet zo. ‘Ragnar’ en ‘Ursula’ zijn maar een paar van de tienduizen­den voorouders die in dezelfde tijd leefden en van wie we evengoed afstammen.

Het is dezelfde denkfout die gemaakt wordt bij commerciël­e DNA-testen waarmee je bijvoorbee­ld kunt nagaan of je ‘vikingbloe­d’ hebt. Zulke tests zijn populair bij types die geobsedeer­d zijn door ras en puurheid. Maar de genetische en prehistori­sche werkelijkh­eid die Bojs in de rest van haar boek beschrijft is veel interessan­ter: niemand is puur. Wij Europeanen zijn állemaal migrantenk­inderen. Lucas Brouwers

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands