Halal is opeens
ANTROPOLOGIE
De industrie heeft een bloeiende markt voor halalproducten gecreëerd. Maar het destabiliseert politiek en religie, waarschuwt antropologe Florence Bergeaud-Blackler. Dozen met halal rundvlees opgeslagen in een koelcel van de Indiase voedselfabrikant Allana. Onder: Halal geslachte runderkarkassen in een slachthuis van Allana, in Noord-India. iet alleen kleine islamitische middenstanders, ook grote supermarkten hebben tegenwoordig een uitgebreid assortiment halalproducten. In Frankrijk, dat volgens schattingen met 4 tot 6 miljoen moslims de grootste islamitische gemeenschap van Europa heeft, zet de markt voor halal volgens een onderzoek uit 2010 jaarlijks zo’n 5,5 miljard euro om, wereldwijd zou het om bijna 1.200 miljard gaan. En het is niet meer alleen vlees: tegenwoordig zijn ook medicijnen, kleding en reizen met halal-keurmerk te koop.
Dat was lang niet altijd zo, concludeert Florence Bergeaud-Blackler in haar boek Le marché halal (Éditions Seuil), dat eerder dit jaar stof deed opwaaien in Frankrijk. Het is een markt die dertig jaar geleden niet eens bestond. Tot in de jaren tachtig aten Franse moslims weliswaar geen varkensvlees, maar ze aten in meerderheid vlees van gewone Franse slagers. Al hadden ze een voorkeur voor traditionele slacht („zoals thuis”), religieuze leiders, en zelfs de meest strikte, maakten geen bezwaar tegen het eten van vlees dat geproduceerd was door landen met een christelijke traditie. Eigenlijk alleen op hoogtijdagen lieten moslims, meestal op boerderijen, op traditionele wijze dieren als ‘offer’ slachten.
Door „een ontmoeting tussen het neoliberalisme en religieus fundamentalisme”, zegt Bergeaud-Blackler, kwam er een wereldwijde norm voor halalvlees die resulteerde in de uitvinding en uitbreiding van de halalmarkt. Het is volgens haar wat historicus Eric Hobsbawm een ‘ invented tradition’ zou noemen: een uitgevonden traditie. De industrie heeft een markt gecreëerd.
Bergeaud-Blackler (53) houdt zich als antropoloog al twintig jaar met onderzoek bezig naar halal. In haar boek bestudeert ze vooral ook de economische kant. „Theologisch betekent ‘halal’ dat wat geoorloofd is, alles wat de moslim kan doen om God te behagen. Maar het ontstaan van een halalnorm heeft dat veranderd: de moslim moet zich conformeren aan halal en niet alleen op voedingsgebied”, doceert ze in haar werkkamer in een non-descripte buitenwijk van het ZuidFranse Aix-en-Provence. „Een traditie”, zegt ze „trek je niet in twijfel. Maar door de geschiedenis van de halalmarkt te beschrijven vanuit religieuze, politieke en economische hoek, wilde ik laten zien hoe deze vermeend religieuze traditie in werkelijkheid zeer recent is uitgevonden.”
Bij die ‘uitvinding’ speelde de Iraanse revolutie, en de strijd om de moslimziel tussen sjiieten en soennieten in SaoediArabië, verrassend genoeg een voorname rol.
„Toen Khomeini aan de macht kwam en de Islamitische Republiek Iran instelde, sloot hij de grenzen voor vlees uit niet-moslimlanden omdat dat niet geoorloofd en onrein zou zijn, want geproduceerd door ongelovigen. Maar hij kwam er snel achter dat dat schadelijk was voor de binnenlandse economie, vooral voor de stedelijke middenklasse, en hij veranderde van strategie. Hij stelde halalcontroles in bij de westerse industriële leveranciers van vlees, en stuurde religieuze leiders om de industriële slacht te islamiseren. Zo creëerde hij, al onderhandelend, een modus operandi: een moslim moet de slacht uitvoeren, het dier moet richting Mekka gedraaid, op die en die manier moet het leegbloeden en vervolgens spreekt de slachter de tasmiya uit.”