Pff, heet. Even met mijn keelzak flapperen
Als
de politie denkt dat iemand is vermoord, onderzoeken speurders van bijvoorbeeld het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) het lichaam. Dan knippen ze vaak ook de nagels, want onder de nagels kan belangrijke informatie zitten. Bijvoorbeeld een vezeltje van de trui van de dader, die het slachtoffer heeft vastgepakt bij een worsteling. Of misschien erfelijk materiaal van de dader. Maar dat knippen gaat nu nogal ingewikkeld. Het liefst niet met een nagelknipper, want dan springt de nagel weg. Maar met een nagelschaar en een pincet. Een speurder houdt een nagel van de dode vast met een pincet, een andere knipt met een schaartje. En zo gaat het nagel voor nagel. De nagels gaan in zakjes. „Maar een lichaam ligt vaak zo dat je er niet goed bij kunt: in de hoek van een kamer of in een greppel buiten. Het is dan heel lastig om met zijn tweeën te knippen”, vertelt onderzoeker Arjo Loeve van de
KLIKKERDEKLIK
TU Delft. Daarom heeft het NFI aan hem gevraagd om een speciale nagelknipper te maken. Een knipper waarbij de nagels niet kunnen wegspringen, zodat één persoon het knipwerk kan doen. Met groepen studenten heeft Arjo aan de nagelknipper gewerkt. Het proefmodel is nu klaar en lijkt veel op een gewone nagelknipper. Alleen zit het knipbekje in een 3D-geprint doosje dat de afgeknipte nagel opvangt. Een speurder kan in zijn of haar eentje knippen. De knipper is zo gemaakt dat je de vingers niet hoeft te buigen. Het gebruikte doosje kan snel verwisseld worden voor een schoon doosje. „Je kan bijvoorbeeld het doosje verwisselen als je één hand klaar hebt”, zegt Arjo. „Want het kan belangrijk zijn om te weten of iets van de linker- of de rechter hand komt.” De knipper moet nog iets verbeterd worden en dan kan ie ook echt worden gebruikt. Karel Berkhout
in de heetste woestijnen wonen vogels. Bijvoorbeeld duiven, gieren en uilen. Er bestaan ook cactuswinterkoninkjes. En pinguïns die in de woestijn broeden, langs de kust van Zuid-Afrika.
Hoe houden die vogels zichzelf koel? Ze kunnen niet zweten, want ze hebben geen zweetklieren. Duiven hebben wel iets wat op zweet lijkt: er ontsnapt water uit superkleine bloedvaatjes, vlak onder de huid. Daardoor wordt de huid vochtig. Als het vocht verdampt koelt de huid af. Net als jouw huid wanneer je zweet. Of nat uit zee komt.
De meeste vogels koelen af door te hijgen. Net als honden, die ook niet zweten. Door dat hijgen verdampt er veel water uit hun longen en mond. Dat koelt lekker af. Maar het kost wel veel energie. De ademspieren moeten hard werken. Dat levert juist weer warmte op. Net zoals jij warm wordt van hardlopen.
Vogels in écht hete streken doen daarom iets anders. Zij flapperen met hun keelzak. Dat kost veel minder kracht dan hijgen. Pelikanen doen dat, en aalscholvers. Maar ook vogels met een veel kleinere keelzak. Zoals nachtzwaluwen. Zij lijken een beetje op zwaluwen en uilen, maar ze zijn er geen familie van. Sommige soorten leven in Europa. Andere in bloedhete woestijnen. Hun keelzak heeft aan de binnenkant allemaal haarfijne bloedvaatjes. Die geven water aan de lucht af.
Biologen wilden weten hoe goed die keelzak precies werkt. Ze stopten nachtzwaluwen in een plastic buisje. Met slangetjes lieten ze daar lucht in en uit stromen. Ze maten hoeveel waterdamp er in de uitgaande lucht zat. Dat was het water uit de keelzak van de vogels. Ze maten hoeveel zuurstof er in en uit stroomde. Dat verraadde hoe hard de vogels moesten ‘werken’. En ze maten hoe warm de vogels het hadden, met een piepklein thermometertje in de buik. Toen draaiden de biologen langzaam de temperatuur omhoog.
De keelzak werkte héél goed, ontdekten ze. Nachtzwaluwen raken er per minuut vier keer zoveel hitte mee kwijt als ze zelf produceren. Het kost ze nauwelijks energie en ook maar weinig water. Ze blijven topfit tot het ruim 60° Celsius is. Pas daarboven wordt hun lichaam warmer. Toen stopten de biologen het proefje. Anders zou het te zielig zijn. Daarna mochten de vogels lekker koel water drinken. Om hun vocht weer aan te vullen. In de woestijn moeten ze dat ook. Bloedhitte vinden ze prima, zolang er water is. Nienke Beintema Bron: Journal of Experimental Biology, 1 oktober