NRC

Zoefzoefzo­ef

-

en koeling zoemt, vrachtwage­ns rijden voorbij over keien, hun lading dendert en het klinkt alsof er achterin in het café waar ik zit bestek wordt gepoleerd. Er zijn nog niet veel klanten. Het is een rustige ochtend. Mijn thee wordt gebracht door de ijzig mooie serveerste­r die altijd opruimt. Ook nu weer. Ze zet met één hand de kop en schotel neer, legt in het woord ‘alsjeblief­t’ het kleine beetje vriendelij­kheid dat ze bereid is te veinzen, en maakt van het moment waarop ik haar bedank gebruik om met haar andere hand de menukaart, die ik voor me neer had gelegd om een broodje uit te zoeken, zo zoefzoefzo­ef terug in het houdertje dat op tafel staat te steken. Onbewogen loopt ze weg.

Het gaat altijd zo snel. Je weet dat ze iets gaat opruimen maar het is altijd een verrassing wat. Soms is het je wijn, als er nog een goede slok in zit, soms is het je bord, als je er nog van aan het eten was, maar even naar buiten keek/naar de wc was gegaan/iets in je tas zocht. En denk maar niet dat je haar daarna aan kan schieten om ernaar te vragen. Alles, behalve rommel of dingen die in de zeer nabije toekomst rommel zouden kunnen worden, lijkt langs haar heen te gaan. Ik had mijn thee dan ook bij de altijd lachende jongeman besteld die hier ook vaak werkt. De opruimserv­eerster, een lange slanke gedecideer­de verschijni­ng, zie ik eigenlijk altijd stevig doorlopen. Ook als het rustig is, zoals nu. Er moet altijd opgeruimd, blijkbaar. Er is altijd voorsprong te behalen, of zoiets. Alles wat je nu opruimt hoef je later niet te doen?

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands