Er is geen respect meer
M et een gemak en vanzelfsprekendheid die horen bij een vakman ontsteekt Mehmet een vlam en wappert er in een handomdraai mijn oorhaartjes mee weg. Twee tellen later bromt een apparaatje alle overtollige haartjes uit mijn neusgaten en voor ik het in de gaten heb zijn ook mijn wenkbrauwen weer als nieuw. Ik vertel niets opzienbarends als ik zeg dat de Turken het oude ambacht van de barbier hebben teruggebracht. In plaats van aan mijn kop te zeuren over nieuwe smeerseltjes bezorgt Mehmet mij een toefje vakantie op vijf minuten fietsen van mijn huis.
Tot zover de clichés – al zijn ze waar. Belangrijker is wat Mehmet vertelt: hij moppert en klaagt als de eerste de beste taxichauffeur. Terwijl de dertigjarige Mehmet (niet zijn echte naam) toch een aardige kerel is met een uitstraling van aanpakken en je best doen. Maar net zoals je al jaren in taxi’s ongevraagd op litanieën over de teloorgang van de taxibranche wordt getrakteerd, zo lijkt ook Mehmet te vinden dat vroeger alles beter was.
De groei van het aantal kapperszaken is een landelijk fenomeen, maar Amsterdam is absoluut Hair City nr. 1
H ij begint zelf over de taxi’s en dat is niet zo raar, veel chauffeurs zijn Turks (of Marokkaans) en die hebben op een vergelijkbare manier te maken met de vrijheden van tegenwoordig. „Vijftien jaar geleden had je hier in Oost twee Turkse kapsalons”, zegt hij. „Nu weet ik er wel vijftig.” Sinds de verdamping van de voorwaarden om je schaar in iemands haar te mogen zetten, is er sprake van wildgroei, vindt Mehmet. Iedereen doet maar. Met uiterste precisie stuurt hij de tondeuse langs mijn bakkebaardjes.
De groei van het aantal kapperszaken is een landelijk fenomeen – mede dankzij de opmars van de hipsterbaarden – maar Amsterdam is absoluut Hair City nr. 1 met ruim duizend salons. Het ellendige voor Mehmet is alleen dat zijn overvloedige concurrentie nauwelijks minder gepassioneerd en vakkundig is dan hij. En net zo goedkoop. De barbierstraditie voel je aan zijn vingers, vaak hebben de Turken het ambacht van hun ouders geleerd; daar kan geen kappersvakschool tegenop. M ehmet kijkt kritisch naar mijn hoofd. Hij zegt: „Er is geen respect meer.” Verderop in de straat is er onlangs nog een kapsalon bij gekomen, en om de hoek nog één, en drie straten verderop in Oost zitten er wel vijf. Gevolg: voor hem tien anderen. „De klanten behandelen je als een voetveeg”, zegt Mehmet. „Vooral de Marokkanen. Die komen hun afspraken niet na. Ze blijven gewoon weg en excuses, ho maar. De Turken zijn trouwens niet zoveel beter. Die gaan doodleuk naar een andere zaak als dat beter uitkomt, ook als ze hier een afspraak hebben. Het liefste had ik alleen maar Nederlanders. Die kómen tenminste, en nog op tijd ook.”
Ik reken vijftien euro af (tip incluis): bizar weinig voor wat ik kreeg. Mehmet maakt lange dagen voor een laag loon. Hij moet wel. Ik beloof snel weer terug te komen en, voeg ik er beschaamd aan toe, ik zal sowieso voortaan véél vaker naar de kapper gaan.