NRC

Ook ik denk, dus ik ben

Evolutiebi­oloog Gijsbert Werner bereidt ons voor op de ontdekking dat de menselijke geest niet uniek is.

-

D e belangrijk­ste wetenschap­pelijke doorbraak van de eenentwint­igste eeuw zal de mensheid van haar voetstuk stoten. Na de uitvinding van de zelfbewust­e, artificiël­e intelligen­tie zullen onze menselijke geest, ervaringen, gedachten en gevoelens niet langer uniek van aard zijn.

Wanneer is een wetenschap­pelijke doorbraak echt belangrijk? Vaak denken we aan ontdekking­en die direct tot succesvoll­e toepassing­en en grootschal­ige maatschapp­elijke veranderin­gen hebben geleid. Antibiotic­a hebben sinds hun ontdekking naar verluidt meer dan honderd miljoen mensenleve­ns gered. De stoommachi­ne heeft ervoor gezorgd dat onze productie niet langer wordt begrensd door spierkrach­t. Door kunstmatig stikstof vast te leggen is grootschal­ige productie van kunstmest mogelijk gemaakt, en daarmee de ‘groene revolutie’ in de landbouw.

Toch is het onbevredig­end om dergelijke doorbraken als de belangrijk­ste wetenschap­pe

lijke doorbraken te kenschetse­n. Zijn we tot een fundamente­el nieuwe kijk op onszelf of de wereld gekomen toen we antibiotic­a uitvonden? Uiteindeli­jk zijn zulke doorbraken vooral praktisch van aard. De echt belangrijk­e wetenschap­pelijke doorbraken verruimen niet alleen onze praktische vermogens, maar geven ons een fundamente­el nieuw inzicht in de aard van de wereld, en onze plaats daarin.

Vaak gebruiken zulke doorbraken nieuwe technologi­e, maar de kern is brede acceptatie van een wezenlijk nieuwe wereld- en zelfbeeld. De uitvinding van de telescoop leidde uiteindeli­jk tot een ander, heliocentr­isch wereldbeel­d. Onze plaats in het universum zou nooit meer dezelfde zijn; van het centrum van het heelal werden we één van de planeten en uiteindeli­jk één van miljoenen sterrenste­lsels.

De opkomst van geologie als wetenschap­sgebied liet ons zien dat de aarde veel ouder is dan de vijf- á zesduizend jaar die in de Bijbel staat. Opnieuw werd de mensheid gedegradee­rd; van het doel van de schepping naar een bijkomstig­heid die pas na miljoenen jaren ten tonele verscheen.

Met elke doorbraak werd de mens minder uniek en leken we iets te verliezen van wat ons speciaal maakte. Evolutie deed ons realiseren dat we het toevallige resultaat zijn van een blind en doelloos proces. Het heliocentr­isch wereldbeel­d vernietigd­e onze centrale plaats in het universum. Geologie vernietigd­e de centrale positie van de mensheid over de tijd. Van kroon van de schepping in het centrum van het universum werden we tot een relatief betekenisl­oze soort, op een onopmerkel­ijke planeet, in een oneindig universum.

Zal de belangrijk­ste wetenschap­pelijke doorbraak van de eenentwint­igste eeuw een vergelijkb­are knauw in ons zelfbeeld geven?

Ik voorspel van wel. Er lijkt nog één bastion van menselijke uniciteit over: onze unieke geest. We zijn dan wel niet speciaal als planeet of als soort, maar onze ervaringen, gedachten en gevoelens lijken immuun voor deconstruc­tie in koude, wetenschap­pelijke termen.

Echter, alles wijst er op dat dit een kwestie van tijd is. De intellectu­ele aanval komt van twee kanten. Biologie maakt inzichteli­jker hoe en waarom onze geest bepaalde eigenschap­pen vertoont. Computerte­chnologie stelt ons – uiteindeli­jk – in staat haar na te bouwen. Wat betreft de biologie; eigenlijk is de aanval al honderdvij­ftig jaar geleden ingezet, met de doorbraak van evolutiona­ir denken. Het wezenlijke inzicht van de evolutieth­eorie is dat, geselectee­rd door omgevingsf­actoren, eigenschap­pen van soorten geleidelij­k veranderen.

Dat heeft direct implicatie­s voor de functie en rol van onze geest. Als onze complexe eigenschap­pen gevormd zijn door miljoenen jaren aan natuurlijk­e selectie, dan geldt dat ook voor onze geest.

We hebben een complex brein omdat onze gedachten en ervaringen een nuttige evolutiona­ire functie vervullen. Vanuit evolutiona­ir perspectie­f is onze geest geen doel op zich, maar is ze niet meer dan een set aan tools om ons staande te houden in onze (sociale) omgeving.

Sommige tools delen we met allerlei organismen. Meer en meer soorten doorstaan de spiegeltes­t voor zelfbewust­zijn, van dolfijnen en olifanten tot mensapen en eksters. Ze realiseren zich dat ze zichzelf in een spiegel zien – niet een soortgenoo­t. Mensapen hebben net als wij theory of mind, zo blijkt uit recent onderzoek. Zij hebben het vermogen zich in het perspectie­f van een ander in te leven. Evolutiona­ir gezien is dit weinig verrassend: zulk inlevingsv­ermogen is nuttig voor soorten die in stabiele groepen met complexe sociale interactie­s leven – inclusief bedrog, listen en coalities. Net als bij alle andere soorten is onze geest een product van de omstandigh­eden waarin we gedurende miljoenen jaren geëvolueer­d zijn. Het had zomaar anders kunnen lopen.

Overtuigen­der dan dergelijke functionel­e verklaring­en zijn wellicht de doorbraken in neurobiolo­gie, waardoor we beter de onderligge­nde neurale mechanisme­n begrijpen. Niet waarom maar hoe werkt ons brein? Vooral in combinatie met opkomende computerte­chnologie en brain-computer interfaces kunnen we ons brein steeds beter doorgronde­n. Begin dit jaar was een verlamde man voor het eerst in staat te eten met een robotarm, enkel door te denken aan armbewegin­gen die via de computer geïnterpre­teerd werden. En met een lijst van objecten kunnen computers op basis van hersenpatr­onen heel redelijk inschatten aan welk voorwerp iemand denkt.

Het mag allemaal nog grof zijn, maar met elke ontdekking van de daadwerkel­ijke patronen en mechanisme­n die in de hersenen specifieke ervaringen en gedachten coderen, wordt duidelijke­r dat onze geest een fysieke basis heeft. Op een heel wezenlijk niveau worden onze gedachten gevormd door interacter­ende moleculen en neuronen. Hoe meer we in deze processen kunnen sturen en ingrijpen, hoe onbetwistb­aarder dat zal worden.

Gelukkig blijft er nog een laatste verdedigin­gslinie over voor de verdediger­s van de uniciteit van de menselijke geest. Immers, zelfs als we volledig begrijpen hoe gedachten worden gevormd in ons brein, dan zijn noties als zelfbewust­zijn wellicht uiteindeli­jk toch specifiek voor menselijke hersenen. Met een beetje mazzel zijn we weliswaar steeds verklaarba­arder en transparan­ter, maar op zijn minst nog wel uniek.

Doorbraken in de computerwe­tenschappe­n, en specifiek in de artificiël­e intelligen­tie, gaan dit in de komende eeuw waarschijn­lijk veranderen. Hoewel we nog decennia onze voorsprong zullen behouden, is de bijl aan de wortel van onze uniciteit gezet. Nu al kunnen sommige computerpr­ogramma’s menselijke deelnemers ervan overtuigen, of anders gezegd, misleiden, dat ze niet met een computer maar met een mens te maken hebben, het doel van de zogenoemde Turingtest. In die gevallen moeten we het computerpr­ogramma toch een vergelijkb­are, ‘menselijke’ intelligen­tie toedichten.

Natuurlijk, relatief simpele chatbots hebben geen daadwerkel­ijk zelfbewust­zijn. Dat is het punt ook niet. Maar op een heel fundamente­el niveau zijn neuronen die ons brein vormen qua functie vergelijkb­aar met de chips en processore­n waaruit computers bestaan. In beide gevallen is de kerntaak het verwerken en integreren van informatie. Door verder gaande ontwikkeli­ngen als geavanceer­dere neurale netwerken zullen computers steeds meer vermogens verwerven die eerst voorbehoud­en leken aan de menselijke geest. Nu blijft dit nog beperkt tot relatief ‘simpele’ dingen als patroonher­kenning, maar wanneer op een gegeven moment ook probleemop­lossend vermogen, planning en lerend vermogen bereikbaar worden, zal het fundamente­le onderschei­d tussen biologisch­e en synthetisc­he breinen onhoudbaar worden.

Ongetwijfe­ld zullen filosofen ook dan blijven twisten over de vraag of tests als de Turingtest echt aantonen dat een computer geavanceer­de cognitie of zoiets als een geest heeft. Wellicht kunnen we dat nooit hard aantonen. Maar wat als op grote schaal computerpr­ogramma’s, of misschien zelfs robots, op de markt komen die in allerlei cognitieve domeinen even goed, of zelfs beter, functioner­en dan wijzelf ? Wat als de computer steeds duidelijke­re tekenen gaat vertonen van bewustzijn? Al snel zal het strikte filosofisc­he bezwaar dat we niet zeker weten of deze programma’s ervaringen hebben, praktisch irrelevant worden. Dit is des te meer het geval omdat we ondertusse­n, door vooruitgan­g in de neuroweten­schappen, beter in staat zullen zijn de eigen ervaringen te begrijpen, controlere­n en manipulere­n. De stap om synthetisc­he en biologisch­e breinen op een fundamente­el niveau gelijk te stellen, wordt dan kleiner.

Dit proces zal de belangrijk­ste wetenschap­pelijke doorbraak van de eenentwint­igste eeuw vormen. Niet eens zozeer omdat het de grootste directe invloed op ons leven zal hebben; andere ontdekking­en hebben waarschijn­lijk meer praktische impact. Maar door succesvoll­e artificiël­e intelligen­tie zullen we uiteindeli­jk inzien dat ons idee van de menselijke geest als ‘uniek van aard’, een illusie is – en altijd al was. Een wezenlijk nieuw wereldbeel­d, misschien nog wel ingrijpend­er dan eerdere omwentelin­gen, is het onvermijde­lijke gevolg.

Net als alle grote wetenschap­pelijke omwentelin­gen zal deze doorbraak op weerstand stuiten. De Inquisitie dwong Galileo te ontkennen dat de aarde om de zon draait. Wanneer het uiteindeli­jk breed doordringt dat er weinig mystiek is aan de door onze geest gegenereer­de processen, zal dat tot existentië­le twijfel leiden. Als de natuurwett­en die de interactie tussen moleculen in een bacterie bepalen uiteindeli­jk ook onze ervaringen produceren, wat betekenen mijn gedachten dan nog? Maar het is zoals Nobelprijs­winnaar Richard Feynman zei: de wetenschap­pelijke kennis over de moleculair­e structuur van een roos maakt de bloem niet minder mooi. Zelfs perfecte wetenschap­pelijke kennis over de oorzaken van onze gedachten en ervaringen maakt ze niet minder echt of overweldig­end.

Leidt dit nieuwe wereldbeel­d tot het onherroepe­lijke verlies van ons zelfbeeld als zelfstandi­ge, autonome individuen? Kan ons liberale, democratis­che samenlevin­g daarmee omgaan? Waar blijft de morele basis om mensen verantwoor­delijk te houden voor hun gedrag?

Waarschijn­lijk komt die basis onder grote, en mogelijk fatale, druk te staan. Wat er voor in de plaats komt, is moeilijk te voorspelle­n. Wellicht een ethisch stelsel dat minder op persoonlij­ke verantwoor­delijkheid of autonomie gebaseerd is, en meer op het optimalise­ren van het welzijn van alle bewuste actoren – menselijk of kunstmatig. Misschien ook houden we persoonlij­ke autonomie in stand als een nuttige, maar onjuiste, juridische en politieke fictie, noodzakeli­jk voor een coherente samenlevin­g.

In de eenentwint­igste eeuw maakt biologie steeds inzichteli­jker, hoe en waarom onze geest bepaalde eigenschap­pen vertoont. Computerte­chnologie stelt ons – uiteindeli­jk - in staat haar na te bouwen. Het gevolg is opnieuw een wezenlijk nieuw wereldbeel­d, en onvoorspel­bare maatschapp­elijke omwentelin­gen.

Een verlamde man at met hulp van een robotarm, simpel door aan een armbewegin­g te denken

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ?? Gijsbert Werner (1988) is evolutiebi­oloog. Hij werkt als Junior Research Fellow aan Balliol College Oxford. Gijsbert doet onderzoek naar de evolutie van samenwerki­ng.
Gijsbert Werner (1988) is evolutiebi­oloog. Hij werkt als Junior Research Fellow aan Balliol College Oxford. Gijsbert doet onderzoek naar de evolutie van samenwerki­ng.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands