Als zelfs ‘liegen tot je doodvalt’ is geoorloofd om bedrijven te helpen Deze week:
Als iemand ervaring heeft met gevoelige dossiers over heimelijke steun aan grote bedrijven is het Gerrit Zalm, de informateur van Rutte III
als zelfs ‘liegen tot je doodvalt’ geoorloofd is om Nederlandse multinationals te helpen. het cadeau van Rutte III voor de linkse samenwerking. openheid, onder druk was gezet onderzoek naar geheime steunoperaties aan Nederlandse multinationals niet te publiceren. Het leidde uiteindelijk tot een afgeslankt rapport.
Het bleek te gaan om een fiscale constructie, een zogenoemde sale-lease-back van technologische kennis – ‘technolease’ – waarmee in 1993 Philips en een jaar later Fokker van de ondergang was gered. In het geval van Fokker een tijdelijk voordeel: het ging in 1996 alsnog failliet.
Met toenmalig NRC-collega Cees Banning kreeg ik documenten in bezit die de Rekenkamer ongepubliceerd moest laten, en na een reeks artikelen volgde een beperkt onderzoek van de Kamer.
Belastingambtenaren hadden zich tegen de constructie verzet omdat die te duur zou zijn – hun berekeningen wezen op miljardenverliezen voor de staat. Politici, onder wie eerst premier Lubbers en opvolger Kok, overruleden de ambtenaren, hoewel kabinetsleden de zorgen van de ambtenaren bleken te hebben gedeeld.
De ministers Zalm en Wijers (Economische Zaken) – nu beide commissaris bij Shell – moesten de zaak verdedigen, in de Kamer en bij de Europese Commissie, en hielden het erop dat de berekeningen van de belastingambtenaren onjuist waren: technolease was geen staatssteun, zeiden ze – het kostte niets.
We vroegen uitleg bij wijlen Frans Rutten, decennia de hoogste ambtelijke baas op EZ en in die rol de ontdekker van Gerrit Zalm. Hij begreep zijn vroegere leerling wel. Had Zalm in Brussel beaamd dat Philips en Fokker inderdaad heimelijk honderden miljoenen toegestopt kregen, dan was Nederland zwaar beboet.
„Gerrit”, zei Rutten, „kon maar één ding doen: liegen tot-ie doodvalt.”
Het eindresultaat was verbluffend – de Kamer en de Europese Commissie geloofden Zalm. En de geschiedenis zou daar zijn geëindigd, als de wetenschap vorig najaar zijn werk niet had gedaan.
Een onderzoeksgroep van Tilburg University, geleid door hoogleraar belastingrecht Peter Essers, concludeerde dat de staat wel degelijk heimelijk steun aan Philips en Fokker gaf, en dat opeenvolgende kabinetten de Kamer hierover „eenzijdig en onvolledig hebben geïnformeerd”. Detail: Essers was tot medio 2015 Eerste Kamerlid voor het CDA.
De moraal: (Nederlandse) bedrijven stiekem steunen, en die steun aan Brussel onthouden, komt in de beste Haagse kringen voor. In die context is het interessant dat Klaver vrijdag een brief aan de Euro- pese Commissie schreef waarin afschaffing van de dividendbelasting wordt afgezet tegen het streven naar minder belastingconcurrentie binnen de EU.
Dit laatste heeft natuurlijk alles te maken met vestigingsbeleid – de motor achter de fiscaal gunstige behandeling voor veel multinationals.
Ook hier weet Zalm alles van: toen Shell in 2004 werd getroffen door een boekhoudschandaal, waarbij het zijn oliereserves te mooi voorstelde, maakte ik met toenmalig NRC-collega Heleen de Graaf maanden studie van de bedrijfscultuur die tot het schandaal leidde.
Als sluitstuk voerde Shell intern debat over een nieuwe structuur: het bedrijf overwoog zijn hoofdkantoor te verplaatsen van Den Haag naar het Verenigd Koninkrijk – en ik zag met eigen ogen hoe groot de angst daarvoor was in de top van Financiën, met Zalm als minister.
Zo bezien was de toezegging destijds om de dividendbelasting op termijn af te schaffen – die Rutte III nu inlost – echt zo vreemd niet: de eventuele verhuizing van het Shell-hoofdkantoor werd destijds gevreesd als een daverende klap voor de nationale economie.
Deze twee zaken laten zien hoe complex de discussie is. Onze traditie van economisch nationalisme past niet bij de Europese regels, waarin individuele steun aan bedrijven verboden is. De concurrentie met omringende economieën vergt dat we fiscaal toeschietelijk zijn voor Nederlandse én niet-Nederlandse multinationals – omdat de grote jongens anders bij de buren intrekken.
Anders gezegd: ja – Nederland geeft bedrijven al decennia gunstige regelingen, fiscaal en anderszins, omdat het als klein land concurreert met grotere buurlanden; en ja – dat kunnen we niet openlijk doen, anders lukt het niet.
Maar dit soort complicaties zijn niet erg geschikt voor Kamerdebatten – en dat is helaas voor Rutte III het métier waar deze discussie nu wordt uitgevochten.
Van een betrokkene bij de onderhandelingen begreep ik deze week dat het inderdaad Rutte zelf was die de afschaffing van de dividendbelasting bij de onderhandelingen inbracht. Het maakt hem, ook komende week, kwetsbaar voor het verwijt van te innige relaties met multinationals – houders van dubbele paspoorten waarmee de gewone Nederlander geen affiniteit heeft.
Intussen is de linkse oppositie veel beter voorbereid aan het gevecht begonnen dan de rechtse. Links draagt bokshandschoenen, rechts de kapotte winterwanten van vorig jaar.
Het laat ook zien dat identiteitspolitiek eenvoudiger is dan vaak wordt gedacht. Na de campagne dachten velen dat vooral culturele thema’s daarvoor geschikt zijn.
Maar identiteit – zie het maatschappelijke debat – wordt vooral gevormd door afkeer van anderen. En nu links zo’n helder thema van Rutte III aangereikt heeft gekregen om zich tegen het nieuwe kabinet af te zetten, verkeert het ineens in een verrassend sterke uitgangspositie.