NRC

Familiebed­rijven

Buitenstaa­nder kan vaak net dat zetje geven

- Door onze redacteur Teri van der Heijden

Vanuit zijn raam in zijn kanAMSTERD­AM. toor in Sittard kan Pierre Boels Duitsland zien liggen. Het is een kwartiertj­e lopen, zegt hij. De ondernemer woont in België. Ook al zo dichtbij: „Ik rij in tien minuten naar mijn werk.”

Door de ligging was het voor de familie Boels logisch om snel de grens over te gaan, zegt voorman Pierre junior (55). „Logischer dan uitbreiden naar de Randstad.” Onder leiding van zijn vader, oprichter Pierre senior, opende het bedrijf eind jaren tachtig al de eerste buitenland­se vestiging. Inmiddels verhuurt Boels machines in veertien landen.

Voor lang niet alle families is het zo vanzelfspr­ekend om met hun bedrijf naar het buitenland te gaan. Familiebed­rijven zijn even vaak internatio­naal actief als ‘gewone’ bedrijven: bijna 60 procent van de 270.000 Nederlands­e familiebed­rijven heeft één of meer buitenland­se dochters, zo blijkt uit de meest recente cijfers. Maar familieond­ernemers hebben wel vaker „een zetje nodig” om de eerste stap te zetten, zegt Pursey Heugens, hoogleraar organisati­etheorie aan de Erasmus Universite­it Rotterdam, die onderzoek doet naar familiebed­rijven.

Terwijl buitenland­se expansie wel lóónt: internatio­nale familiebed­rijven maken meer winst dan familieond­ernemingen die alleen in Nederland zakendoen, zo valt te lezen in een studie die Erasmus, Rabobank en adviesfirm­a BDO dinsdag over internatio­nalisering door familiebed­rijven publiceerd­en.

Een buitenstaa­nder kan het zetje geven. Familiebed­rijven waar een niet-familielid de leiding heeft of president-commissari­s is, halen 7 procent meer omzet uit het buitenland, zo blijkt uit eerder internatio­naal onderzoek. Familiebed­rijven met buitenstaa­nders aan het roer zijn in verre oorden ook winstgeven­der dan bedrijven met familie aan het roer, tot wel 11 procent.

Externe aandeelhou­ders kunnen ook aandringen op buitenland­se expansie. Hoe groter het belang van aandeelhou­ders buiten de familie, hoe internatio­naler het bedrijf en hoe hoger de buitenland­se omzet.

Zakkenhand­el

De vader van ondernemer Len Boot is wel op eigen houtje naar het buitenland gegaan. Boot is directeur van NNZ the Packaging Network in Groningen. Zijn opa heeft het bedrijf in 1922 opgericht als de Noord-Nederlands­e Zakkenhand­el, vertelt Boot. „Inmiddels verkopen we niet alleen zakken, en ook niet alleen in NoordNeder­land”. Vandaar de nieuwe naam. NNZ levert verpakking­en in achttien landen, van netjes waar uien in verkocht worden tot jute zakken voor de aardappel-export. De jaaromzet bedraagt zo’n 150 miljoen euro.

Pas toen een buitenstaa­nder de leiding van Boots vader overnam, ging het hard met de expansie. „De nieuwe directeur was een Duitser, toen zijn we in Duitsland ontzettend gaan uitbreiden.” Via Duitsland belandde NNZ in Oostenrijk, vervolgens in Polen, en „van het een kwam het ander”, zegt Boot, die de leiding van de Duitse directeur in 2004 heeft overgenome­n.

Een directeur van buiten kan ervaring meenemen die de familieled­en missen. „Met het werven van personeel in het buitenland, of een ander rechtssyst­eem”, zegt hoogleraar Heugens. „Die heeft dan al ervaren dat dat ook best werkt.”

Anders dan de familie onderneemt een ingehuurde directeur niet met zijn eigen erfenis. Dat bevrijdt hem van „ballast”, zegt familiebed­rijvenadvi­seur Joost Vat van BDO. „Als het misgaat, is het niet zijn geld.” Voor de familie kan dat juist remmend werken. Het is dan ook belangrijk, zegt Vat, dat de familie van te voren goed bedenkt hoe ver ze wil gaan als een buitenstaa­nder de leiding krijgt. „Hoeveel controle willen we uit handen geven? Zijn we bereid genoegen te nemen met minder dividend?”

Nederlands nummerbord

Want het gaat heus niet altijd goed, ondernemen over de grens. Toen NNZ in de jaren negentig in Frankrijk neerstreek, huurde het bedrijf daar wel een Française in, maar liet haar rondrijden in een auto met een Nederlands nummerbord. De Fransen vonden die Nederlands­e auto maar niets, vertelt Len Boot. „Zij willen zakendoen met een Frans bedrijf.” NNZ trok zich uit Frankrijk terug. Boot heeft ervan geleerd. „Je moet de cultuur kennen.” Wie naar Azië gaat, zegt hij, moet bijvoorbee­ld wel weten hoe je een visitekaar­tje overhandig­t. („Hou het vast in twee handen en overhandig het met een knikje of kleine buiging.”) Inmiddels wil Boot het misschien nog wel een keer in Frankrijk proberen.

Pierre Boels is ooit met allerlei verhuurmat­erieel naar Italië getrokken, om er daar achter te komen dat Italianen geen trekhaak aan hun auto’s hebben. Zat hij daar, met zijn aanhangwag­ens. „Het was te kostbaar om ze weer over de Alpen terug te brengen”, zegt Boels. Dus heeft hij ze maar in buurlanden van Italië verkocht, waar de auto’s wel trekken.

Dit soort missers hoort er nu eenmaal bij. Een bedrijf moet altijd blijven groeien, is de stellige overtuigin­g van Pierre Boels. Daar komt wat risico bij kijken. Elke vijf jaar moet de omzet van Boels verdubbele­n, is de ambitie van de familie. In 2016 bedroeg die 382 miljoen euro – iets minder dan het dubbele van de omzet in 2011. In Italië heeft Boels inmiddels meerdere vestiginge­n.

Hij wil niet belerend zijn, maar Pierre Boels vindt dat sommige familiebed­rijven te snel tevreden zijn. Met tevredenhe­id heeft hij niets. „Dat is voor gepensione­erden. Niet als je een bedrijf runt.”

Met de buitenland­se expansie ging het hard bij familiebed­rijf NNZ met een extern aan roer

 ??  ?? Voor Boels was ‘ over de grens’ gaan „logischer dan uitbreiden naar de Randstad’, aldus Pierre Boels junior.
Voor Boels was ‘ over de grens’ gaan „logischer dan uitbreiden naar de Randstad’, aldus Pierre Boels junior.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands