Buitenland
Voor het smoezelige kantoortje van de bestuurders nippen ambtenaren van de SPLA-IO aan kopjes thee. Een ezel schopt tegen de plastic tafel van gouverneur Koang Rambang die overlegt met het stamhoofd Yien Chwol. „Ik ren niet opnieuw weg”, zegt de gouverneur over de aanstaande aanval op Akobo. „Als kind doolde ik tijdens de oorlog tegen de Arabieren maanden door de bush. Altijd op de vlucht, altijd verloren. Tot ik in buurlanden een opleiding kreeg. Daarna schopte ik het tot een hoge functie en nu is het aan mij om de bevolking te motiveren terug te vechten.”
Tribale sentimenten
Tijdens de langdurige bevrijdingsoorlog tegen het gearabiseerde noorden trokken de Zuid-Soedanese Dinka, Nuer, Shiluk en kleinere stammen gezamenlijk op, verenigd in hun afkeer van de vijand. Maar in de huidige burgeroorlog bespelen krijgsheren tribale sentimenten en begaan hun krijgers verschrikkelijke wreedheden. Diplomaten in hoofdstad Juba spreken van „genocidale trekken” bij de stammenstrijd. Tienduizenden mensen zijn al vermoord op basis van hun stamafkomst.
Gouverneur Koang Rambang windt er geen doekjes om: de boerenpummels van de guerrillabeweging tegen de Arabieren veranderden na de onafhankelijkheid in 2013 in incapabele en schaamteloos ongevoelige regeerders. „Onze leiders hadden geen idee hoe ze na de bevrijding het land moesten besturen”, zegt hij. „Hoofdoorzaak van onze problemen is slecht bestuur. Gevolg is dat de tegenstellingen tussen de stammen Dinka en Nuer worden aangewakkerd”. De meeste clans van de Dinka staan achter president Salva Kiir, de meeste Nuer steunen oppositieleider Machar.
„Onze leiders zijn de weg volledig kwijt geraakt. Als deze strijd ooit eindigt, moeten ze zich verantwoorden voor hun wanbeleid en corruptie. Ook Riëk Machar dient rekenschap af te leggen want hij maakte ooit onderdeel uit van de regering”, zegt gouverneur Rambang.
Het stamhoofd Yien Chwol knikt instemmend. In het neergedaalde stof op de plastic tafel voor de gouverneurs tekent hij met zijn vinger zijn verdedigingslinie tegen de regeringssoldaten. De meeste strijders van Zuid-Soedan zijn on- gedisciplineerde jongeren. „Ik mobiliseer de jeugd om de aanval af te slaan. Wij Nuers zijn nog nooit door de Dinka’s verslagen”, pocht het stamhoofd.
In de rivier die langs Akobo stroomt, dobberen pelikanen tussen vissers en vrouwen die hun potten wassen in het modderige water. Luid loeiende koeien zwemmen de rivier over, begeleid door naakte, maar goed bewapende jongens. De tijd stond hier stil. Koeien, geweren, een eeuwenoude krijgscultuur, chronische onderontwikkeling en een onbarmhartig landschap maakten Zuid-Soedan tot een archaïsche samenleving die gemakkelijk valt te manipuleren door krijgsheren.
Buiten het stadje zetten hulpverleners langs de rivier een noodbasis op om de verwachte duizenden ontheemden van de aanval op Akobo te kunnen opvangen.
Voormalig minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Lilianne Ploumen noemde de Zuid-Soedanese leiders eens „klootzakken”. De Amerikaanse VN-ambassadeur Nikki Haley bestempelde president Kiir onlangs Yien Chwol stamhoofd tot een „minderwaardige partner”. Donorlanden hebben na 2005 miljarden in het land gepompt zonder dat er enig bewijs tegenover stond dat de hulp voor ontwikkeling is gebruikt, klagen diplomaten in de hoofdstad Juba. Na jaren onder moeilijke omstandigheden in de bush gingen de SPLA-commandanten gretig stelen, toen ze ministers werden. „Zuid-Soedan is niet een land met een leger, maar een leger met een land”, schimpt een hoge diplomaat.
In de bevrijdingsoorlog beslechtte het SPLA onderlinge geschillen eerst door wapens, maar daarna door vredesberaad en het uitdelen van geschenken. Eenmaal aan de macht in Juba zette president Salva Kiir die politiek voort en kocht hij ontevreden politici en milities om. Hij beschikte over voldoende geld, want miljarden dollars stroomden binnen uit de oliewinning. Maar na het dalen van de olieprijzen werkte deze patronagepolitiek niet langer, want Kiir had niets meer te vergeven. Het kaartenhuis stortte ineen en de burgeroorlog begon.
Nadat hij zijn vicepresident Riëk Machar in 2013 had ontslagen en tiendui- zend Nuer in Juba waren vermoord, ging de president louter op zijn eigen Dinkastam vertrouwen. De Nuer onder Riëk Machar vermoordden als wraak honderden Dinka. Voor het eerst werd bij oorlogsgeweld verkrachting gebruikelijk. Kiirs legerleider Paul Malong deed het vuile werk voor de president en breidde de oorlog uit naar de zuidelijke regio Equatoria, waarna een miljoen burgers naar Oeganda vluchtten. Totdat Malong zo arrogant en machtig was geworden, dat de president hem vorig jaar ontsloeg.
„Er heeft een grondige machtswisseling plaats”, legt een westerse diplomaat in Juba uit. Niet Malong en het SPLA maar de inlichtingendienst speelt nu de hoofdrol. „De veiligheidsdienst onder Akol Koor maakt tegenwoordig de dienst uit. De veiligheidsagenten hebben toegang tot de laatste oliegelden, dat maakt ze machtig. Het kleine beetje dat er nog binnenkomst aan staatsinkomsten gaat naar het presidentiële paleis en naar de veiligheidsdienst.”
Van regeren is nauwelijks sprake meer. Roept de minister van Gezondheid een vergadering bijeen, dan doet hij dit buiten want zijn ministerie zit zonder stroom. Buitenlandse hulporganisaties bekostigen 90 procent van de gezondheidssector. Ambtenaren ontvangen geen salaris en politieagenten en soldaten in Juba beroven burgers na zonsondergang. Somalische zakenlui verzorgen de distributie van benzine in de hoofdstad, Oegandezen de aanvoer van verse groenten en Kenianen houden de banken draaiende. „En wij Zuid-Soedanezen verzorgen de problemen”, lacht een ZuidSoedanese journalist zuurtjes.
Oorlogseconomie
De noodhulp groeide zo uit tot de belangrijkste sector van de economie. De regering heeft een begroting van 350 miljoen dollar (omgerekend 380 miljoen euro). Buitenlandse donoren hoesten jaarlijks 1,7 miljard dollar (ruim 1,3 miljard euro) op voor hulp. Dat roept de vraag op of de donoren niet helpen een oorlogseconomie in stand te houden. Is humanitaire hulp onderdeel geworden van de logica van de krijgsheren?
David Shearer is hoofd van de VN-operatie in Zuid-Soedan met 16.000 blauwhelmen. Hij knikt. „Ja, de Zuid-Soedanese leiders rekenen op hulp van buitenaf om het volk in leven te houden”, zegt hij. „Ze weten dat er voor de bevolking wordt gezorgd. Misschien maken zij zich minder druk om de bevolking dan om hun eigen portemonnee.” En, vervolgt hij: „De regering zelf erkent dat er op grote schaal corruptie is”.