Van Dongen met Picasso in Parijse kunst-snelkookpan
Kees van Dongen werkte samen met Picasso in een atelier in Parijs. Musée de Montmartre laat zien hoe dat Van Dongen beïnvloedde.
EXPOSITIE
Picasso was er een jaar eerder al neergestreken. De twee ontwikkelden „tegelijk een vriendschap en rivaliteit”, zegt curator Saskia Ooms. In 1970 brandde het houten pand op de Butte de Montmartre af, maar het werd in beton herbouwd en dient nog altijd als kunstenaarshuisvesting. Op de Place Émile-Goudeau is het voor de kale gevel een permanente parade van toeristen uit alle windstreken.
Op de uitlegbordjes lezen ze over Picasso, over Jacob, over Apollinaire en de heimwee die Picasso zijn leven lang naar het gebouw koesterde. Maar niets over Van Dongen. Dat maakt het Musée de Montmartre, samen met het RKD Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, nu goed met een fraaie expositie die probeert aan te tonen dat de korte tijd (tot begin 1907) die Van Dongen onder één dak met Picasso doorbracht cruciaal is geweest voor het verloop van zijn carrière.
Anarchist ontdekt avant-garde
Van Dongen arriveerde in Parijs als anarchistisch angehaucht illustrator (hij tekende voor het satirische blad L’Assiette au Beurre), ontdekte er het avantgardisme en ontwikkelde zich tot fauvist. Maar als hij op het toppunt van zijn succes, genaturaliseerd tot Fransman, in 1951 naar Monaco verhuist, doopt hij zijn villa daar weer Le Bateau-Lavoir.
En in 1949, jaren na zijn vertrek uit Montmartre, blikt hij met intieme illustraties voor het boek Au beau temps de la Butte van Roland Dorgelès met weemoed terug op zijn jaren in wat de „kraamkamer van het kubisme” is gaan heten. Maar ondanks zijn contact met Picasso en Georges Braque werd Van Dongen juist geen kubist. „Van Dongen is altijd heel bewust zijn eigen weg blijven volgen”, zegt Ooms. „En dat is eigenlijk heel moedig als je ziet dat grote critici als Gertrude Stein allemaal rond huisgenoot Picasso hingen.”
Artistieke rivaliteit
Die artistieke rivaliteit komt het best tot uiting in het sensuele en felgekleurde portret dat Van Dongen maakte van nota bene de toenmalige vriendin van Picasso, Fernande Olivier. „Beiden waren geïnspireerd door het primitivisme, maar terwijl Picasso het meer in de geometrie van Afrikaanse maskers zocht, werden voor Van Dongen de kleuren en vormen belangrijk.”
Een nog explicieter „antwoord” op Picasso’s revolutie met Les Demoiselles is volgens haar het groepsportret Les Lutteuses de Tabarin, ( 1907-1908) van tien naakte vrouwen met, anders dan bij Picasso, klassiekere wellustig ronde vormen. „1907 is voor beide schilders sowieso een sleutelmoment.”
De wisselwerking tussen de kunstenaars in de Bateau-Lavoir leidde volgens Van Dongen-kenner en curator Anita Hopmans, die bij het RKD het onderzoek voor de tentoonstelling deed, tot een „snelkookpaneffect”: het was het begin van de avant-garde en Van Dongen zat er middenin.
„Zo ontwikkelde hij zijn eigen handschrift: zijn beweeglijke manier van schilderen, zijn krachtige expressie.” „Maar zonder Picasso en zijn kubisme,” zegt de 97-jarige historica Jeanine Warnod, die alle kunstenaars nog over hun tijd daar geïnterviewd heeft, „was de Bateau-Lavoir waarschijnlijk niet in de geschiedenisboeken gekomen.” Van Dongen & Le Bateau-Lavoir, Musée de Montmartre Parijs, t/m 26 aug. In het Petit Palais is tot 13 mei ook de tentoonstelling Les Hollandais à Paris, met Van Dongen; die eerder te zien was in het Van Gogh Museum in Amsterdam.