De raad maakt ’t verschil – een beetje
Hebben gemeenten werkelijk de ruimte om beleid voor hun burgers te maken, of zijn ze zetbaas van het Rijk? Een rondgang.
Arjen Schreuder Kees Versteegh
‘Feest van de democratie’. ‘Politiek dichter bij de burger’. Het zijn maar twee van de feestkreten tijdens de raadscampagne. Zeker nu volgens prognoses lokale partijen gaan winnen en burgerinitiatieven aandacht krijgen, heeft het idee postgevat dat democratie en politiek lokaal floreren. Klopt dat beeld wel?
Wim Derksen, die als bestuurskundige bijna veertig jaar de lokale politiek volgt, denkt van niet. Veel kiezers volgen woensdag in het stemhokje landelijke overwegingen. Verder zijn lokale politici, ondanks alle decentralisaties, nog steeds grotendeels uitvoerders van rijksbeleid. Hun financiële ruimte is gering. Echte politiek op lokaal niveau bestaat alleen bij grote gemeenten, en beperkt zich tot kwesties als de openstelling van het zwembad of het afvalbeleid. Lokale politici mogen dat eens per vier jaar zichtbaar maken. Niemand zal of wil toegeven vooral zetbaas te zijn van Den Haag, aldus Derksen.
Volgens cijfers van de Kiesraad stemde bij de raadsverkiezingen in 2014 bijna 30 procent van de bijna 7 miljoen opgekomen kiezers op een lokale partij. „Dat betekent dat nog altijd meer dan 70 procent naar de landelijke partijen ging”, zegt Derksen. „Nederlanders voelen zich burgers van de natie, niet van een gemeente. Daarom tolereren wij geen grote verschillen tussen gemeenten.”
Raadsverkiezingen gaan dan ook niet over verschillend beleid, maar over andere bestuurders kansen geven het anders te doen. Derksen: „Belangrijk, want gemeenten hebben goede bestuurders nodig.”
Maar de recente decentralisatie van zorgtaken dan? De overheveling van miljarden euro’s naar de gemeenten zou tot meer keuzevrijheid en dus meer politiek debat moeten leiden. In de praktijk valt dat tegen, aldus een inventarisatie door NRC van gemeentelijke thema’s. Daarin scoren vooral onderwerpen als woningbouw, bereikbaarheid en duurzaamheid.
‘Veel mooie kleine dingen’
Lokale bestuurders bevestigen dat gemeentelijk beleid niet zelden wordt bepaald of gefrustreerd door landelijk beleid. Maar, voegen ze eraan toe, toch blijft er veel vrijheid over. „Juist wij kunnen het verschil maken”, zegt Willemien Treurniet, raadslid voor de ChristenUnie in Middelburg, een van de vier kandidaten voor de titel ‘Beste raadslid van Nederland’. Natuurlijk bepaalt het Rijk de financiële marges, maar er zijn toch veel „mooie, kleine dingen” die je als raadslid voor elkaar kan krijgen.
Enthousiast is Treurniet bijvoorbeeld over extra aandacht in haar gemeente voor laaggeletterdheid. „Er zijn nog steeds veel kinderen die niet voldoende kennis hebben om goed te lezen. Niemand loopt daar mee te koop.” Ambtenaren zijn in Middelburg inmiddels „meer alert” op laaggeletterdheid van burgers. De gemeentelijke website is aangepast, zegt ze, evenals de bewegwijzering in het gemeentehuis. Ook het verkiezingsprogramma van de eigen partij is herschreven met kortere zinnen. „We Leerlingen van het Dr. Nassau College in Assen brengen hun stem uit voor de Scholierenverkiezingen. Scholieren van het voortgezet onderwijs in het hele land doen mee aan deze schaduwverkiezingen. kregen stralende blikken van mensen die zeiden: nu begrijp ik het!”
Het Groningse raadslid Marjet Woldhuis, van eenmansfractie ‘100 % Groningen’ noemt als voorbeeld van frustrerend landelijk beleid het gebrek aan sociale huurwoningen. „Corporaties hebben door het rijksbeleid geen geld meer en kunnen dus weinig bijbouwen.” Van de andere kant: steden mogen zelf beslissen over bijvoorbeeld afvalinzameling. „Daar heb ik een cruciale rol in gespeeld. De stemmen staakten toen het ging over een vast tarief of een tarief per kilo. ,Ik heb alle bewonersorganisaties geraadpleegd. Die bleken bang te zijn voor zwerfafval; mensen kunnen hun afval niet betalen, of zijn zo asociaal om het te dumpen. Daarom heb ik gestemd voor een vast tarief.”
Ruud Grondel (GroenLinks) was wethouder in Amsterdam, Haarlem en Diemen. Over de macht van gemeenten is hij optimistisch. „Het eerste politieke moment is de vorming van een college”, zegt hij. „Daar kun je basiskeuzes maken die een hevig effect op burgers hebben, zoals over de gemeentelijke belastingen, of over marktwerking.” Vervolgens maak je lokaal keuzes bij de uitvoering van landelijk beleid. „Stel je bijvoorbeeld een wijkteam voor de zorg samen waar alle burgers naartoe moeten komen? Of zoek je de mensen op, bijvoorbeeld in scholen? Wij doen het laatste.”