Feitenkanonnade
ijn Indische grootmoeder (1921-2014) wist alles over de jicht van Karel de Vijfde, de epilepsie van Alexander de Grote, de flaporen van Joséphine de Beauharnais. Ze zeggen weleens dat oude mensen brandende bibliotheken zijn, maar mijn oma was meer een feitenfontein. Ze vertelde honderduit: dat Charles Darwin een projectielbraker was en dat Cleopatra geen oorschelpen had. Wikipedia was er niets bij. En dan mokken omdat niemand nog tegen haar wilde trivianten.
Ze kon over bijna elk jaar van de mensheid wel wat weetjes tevoorschijn toveren, behalve over de periode die ze in een jappenkamp doorbracht. We wisten natuurlijk wel dat toen het een en ander was gebeurd (ze had soms spontane woedeaanvallen, kon agressief worden als ze Japans hoorde op tv) maar daarover liet ze alleen op momenten van zwakte wat los. Die ene keer dat ze griep had en een beetje aan het ijlen was, vertelde ze bijvoorbeeld over een kampcommandant die dacht dat zijn ring was gestolen. Hij brak haar neus, gaf haar met de zweep, tot hij hoorde dat de ring gewoon op zijn bureau lag.
Jaren later had ze een aanval van angina pectoris. Terwijl we ’s nachts wachtten op de huisarts begon ze opeens over die keer dat er kamphoeren werden uitgezocht en alle jonge vrouwen zich moesten opstellen. Ze maakte met modder haar tanden zwart, haalde haar haren door de war en wreef as onder haar ogen. In die jaren was ze een stuk, maar nu stond ze als een zombie in de rij. Het meisje naast haar werd meegenomen.