Raadsleden moeten leken blijven met gewone baan
Raadsleden hebben het zo druk, zegt een hoog adviesorgaan, dat alleen de ‘happy few’ tijd en geld ervoor hebben. Dat moet anders.
Het werk van raadsleden wordt al jaren zwaarder. Gemeenten worden groter door herindelingen en krijgen meer taken door decentralisaties, zoals in de zorg. Het gevolg: raadsleden besteden steeds meer tijd aan wat geldt als een nevenfunctie. Gemiddeld bijna 16 uur per week en in gemeenten met meer dan 150.000 inwoners wel 24 uur, bleek vorig jaar uit het Nationaal Raadsledenonderzoek.
Dat moet anders, zegt de Raad voor het Openbaar Bestuur in het advies
Voor de publieke zaak dat deze dinsdag verschijnt. De moeite die het kost om het raadslidmaatschap te combineren met werk en privé vormt voor „veel mensen een drempel om politiek actief te worden”, aldus de raad, die signaleert dat veel politieke partijen moeite hadden om voor deze gemeenteraadsverkiezingen voldoende geschikte kandidaten te vinden.
Om het te redden als raadslid moet je tijd en geld hebben. Uit het raadsledenonderzoek bleek vorig jaar dat nog maar ruim de helft een baan of opleiding naast het raadslidmaatschap heeft. „Zo wordt het iets voor de happy few”, constateert Han Polman, voorzitter van de Raad voor Openbaar Bestuur en commissaris van de koning in Zeeland.
De Raad adviseert dat het raadslidmaatschap 8 tot 12 uur per week mag kosten. Polman: „Wij vinden het belangrijk dat de raad een lekenbestuur blijft, dat raadsleden met beide benen in de maatschappij staan.”
Vergoeding omhoog
Tegelijk moet de vergoeding omhoog – ook weer om het raadslidmaatschap aantrekkelijker te maken. De Raad stelt voor de vergoeding voor raadsleden van kleine gemeenten tot 24.000 inwoners te verhogen.
Het verschil tussen raadsleden in kleine en grote gemeenten is volgens de Raad nu te groot: in gemeenten tot en met 8.000 inwoners ontvangt een raadslid 250 euro per maand (bijna 5 euro per uur), in gemeenten vanaf 150.000 inwoners ruim 1.900 per maand (bijna 20 euro per uur). Niet logisch, aldus Polman. „In kleine gemeenten komen vraagstukken aan de orde die eenzelfde mate van betrokkenheid vragen als in grote.”
De vergoeding voor raadsleden in gemeenten met meer dan 100.000 inwoners moet geleidelijk omlaag, adviseert de raad – in lijn met het streven er minder tijd aan te besteden.
Meer ondersteuning
Maar hoe moeten die razend drukke raadsleden minder tijd aan hun functie besteden? De raad schrijft dat gemeenten meer moeten investeren in de griffie en de lokale rekenkamer, om raadsleden te ondersteunen.
Raadsleden moeten ook anders te werk gaan, vindt Polman. „In plaats van op elk detail mee te willen besturen, kun je als raadslid het bestuur beter bepaalde waarden meegeven.” Een raadslid hoeft zich niet bezig te houden met het aantal fte’s dat de gemeente vrijmaakt voor mensen met een beperking. „Je kunt je ook afvragen: wat verwachten we van de werkgevers in onze gemeente?”
Polman erkent dat de komende jaren veel op de gemeenten afkomt, zoals de Omgevingswet: nieuwe regelgeving rond ruimtelijke ordening vanaf 2021. Maar, zegt hij: „Hierdoor komt meer samenhang tussen milieubeleid en het afgeven van vergunningen. Dat moet het werk lichter maken.”
De Raad voor Openbaar Bestuur schreef het advies in opdracht van de vorige minister van Binnenlandse Zaken Ronald Plasterk (PvdA). Opvolger Kajsa Ollongren (D66) komt voor de zomer met een ‘actieplan’ voor de lokale democratie, onder meer over de vergoeding van raadsleden.
Advies 1: Besteed niet meer dan 8 tot 12 uur per week aan het werk als raadslid. Word geen expert. Advies 2: Hogere vergoeding voor raadsleden in kleine gemeenten, lagere in grote