Militair die meldt, wacht treurig lot
Na berichten van excessen in Schaarsbergen deed een commissie onderzoek naar de cultuur bij defensie. Die trekt harde conclusies.
Karel Berkhout Floor Boon
Stel je bent militair en je wilt pesterijen melden, of ander ongewenst gedrag bij defensie. Je krijgt geen steun, maar wordt uitgescholden, langdurig aangestaard door collega’s of genegeerd. Er wordt over je geroddeld en je krijgt te horen dat je zelf schuld hebt aan wat je is overkomen. Je wordt publiekelijk vernederd met grappen en toespelingen. Er wordt gedreigd met ontslag.
In driekwart van de gevallen is dit wat iemand overkomt na een melding, zo constateert de commissieGiebels in het maandag gepubliceerde rapport over de sociale veiligheid in de krijgsmacht. „Als ik dit vooraf had geweten, had ik nooit een melding gedaan”, is dan ook de verzuchting van een melder tegenover de commissie. Meldingen zijn bovendien snel in brede kring bekend, terwijl onbekend is wie allemaal in de dossiers mogen kijken.
Het treurige lot van de melder is een van de vele spijkers die de commissie-Giebels slaat in de doodskist van het ministerie van Defensie, namelijk de cultuur van de krijgsmacht. De onderzoekers schetsen een vernietigend beeld van een klassieke hiërarchische organisatie, met veel vriendjespolitiek, een old boys net- work dat minderheden snel buitensluit, een ‘niet-zeuren-mentaliteit’ en een fixatie op een publiekelijk ongeschonden imago. Die cultuur voedt ongewenste gedragingen en verhindert de bestrijding ervan.
De harde conclusies noopten staatssecretaris Barbara Visser (Defensie, VVD) tot een bescheiden opstelling: „Dat niet-melden nu de verstandigste keuze is, vinden wij onacceptabel”, zei ze bij de presentatie van het rapport. Visser stelde in december vorig jaar de commissie onder leiding van hoogleraar Ellen Giebels (Universiteit Twente) in na berichten over excessen in de kazerne van Schaarsbergen, waar militairen (seksueel) werden vernederd. Giebels is niet de eerste commissie die schrijft over de cultuur van defensie, wel de eerste die heeft gefocust op de om-
Aanbevelingen Giebels
gangsvormen in het leger.
Giebels keek naar de meldingen over ongewenst gedrag bij defensie en de afhandeling daarvan, en stelde zelf een tijdelijk meldpunt in. Daar kwamen 92 meldingen binnen. Bij wijze van steekproef zijn tien representatieve dossiers uitgeplozen en voerde de commissie gesprekken met ‘stakeholders’, onder wie melders. Het resultaat is een analyse van tachtig pagina’s, die opvalt door de even pijnlijke als precieze manier waarop misstanden zijn vastgelegd.
Geen ‘gedoe’ in de eenheid
Zo legt Giebels gedetailleerd en indringend bloot hoe diepliggende mechanismen de sociale veiligheid in de krijgsmacht ondermijnen. Zo’n mechanisme regeert bijvoorbeeld militairen die in hun carrièrezucht ver- wikkeld raken „in een rat race naar hogere functies”. Of je de promotie wel of niet krijgt, is afhankelijk van positieve beoordelingen, die bestaan uit: „hij heeft zijn manschappen onder controle en zijn boeltje voor elkaar”. Wie hogerop wil, moet geen „gedoe” in zijn of haar eenheid hebben. Leidinggevenden zitten dus „in een lastige spagaat”, zegt Giebels.
Erger is dat nogal wat commandanten helemaal geen interesse hebben om misstanden aan te pakken. Misdragingen worden vaak afgedaan als „geintjes” en pesterijen zijn pas een probleem als iemand „dat zelf zo ervaart”. De ‘ can do- mentaliteit’ leidt er ook toe dat de afhandeling van meldingen wordt afgeschoven op het middenkader met als (onbedoeld) signaal „dat dit ‘gedoe’ maar zo snel mogelijk de wereld uit moet”.
Eerdere onderzoeken
Commandanten die wel voortvarend optreden, verdwijnen vaak uit beeld – naar een andere baan. De krijgsmacht heeft een ‘functieroulatiesysteem’, waarbij mensen na een paar jaar een nieuwe functie krijgen. Deze „industrie rondom verplaatsingen” remt zowel het melden als het afhandelen van ongewenst gedrag. Want melders kunnen altijd weer hun oude kwelgeesten tegenkomen.
De veronderstelde ‘angstcultuur’ bleek lastig te definiëren, maar de commissie stelde voorzichtig vast dat bij belangrijke incidenten „wel degelijk sprake is geweest van aspecten van een organisatiecultuur die tot angst onder gemotiveerde en gekwalificeerde werknemers heeft geleid”.
Om die cultuur te veranderen doet Giebels vijf aanbevelingen, waarvan Visser er twee overneemt. De huidige vijftien verschillende meldpunten worden samengevoegd tot één centraal meldpunt. Ook komt er een nieuw registratiesysteem, waar meldingen afgeschermd en in vertrouwen worden behandeld. Over de andere aanbevelingen, zoals het hervormen van het roulatiesysteem, gaat Visser eerst met de commissie in gesprek. Voor het eind van het jaar zal ze de Kamer daarover informeren.
Visser heeft daarbij de ambitie om met ‘zachte hand’ een ingrijpende cultuuromslag te bewerkstelligen. Anne-Marie Snels, voorzitter van de militaire vakbond AFMP, is sceptisch: „Dit is zo’n bureaucratische en hiërarchische organisatie, ik weet niet of deze in staat is te veranderen. Dat het beter moet, horen we al jaren. Eerst zien, dan geloven.”