NRC

‘Het verleden brengt ons juist dichter bij elkaar’

-

ortels in Suriname? Hans Middelkoop (55), geboren in Genève en getogen in het Drentse gehucht Veeningen, raakte niet op slag begeesterd door zijn familieges­chiedenis toen hij veertien jaar geleden van een oudtante hoorde dat zijn moeders voorouders overzee hadden vertoefd. Het was zijn vrouw Alexandra Wondel (52), geboren in Suriname en getogen in Groningen, die zich een paar jaar later vastbeet in de familieges­chiedenis. Zij ontdekte dat hun beider voorouders op dezelfde paden liepen en woonden aan de oevers van de Suriname-rivier – de een als tot slaaf gemaakte, de ander als slavenhoud­er.

In hun licht ingerichte woonkamer in Alphen aan den Rijn staat een zeker twee meter hoge zwart-witfoto van de Gravenstra­at in het hart van historisch Paramaribo. „Voor mij komen in die foto onze verhalen samen”, zegt Alexandra Wondel. De foto komt uit het boek Suriname, een uitgave uit 1951 van fotograaf en wereldreiz­iger Willem van de Poll. Van de Poll bleek een oudoom van haar man, wat de interesse in diens familieges­chiedenis aanwakkerd­e.

Wondel pakt er een groot vel papier bij en begint familielij­nen uit te tekenen. Zo veel generaties terug is het niet dat de slavernij nog bestond; Hans, zijn moeder, zijn oma, zijn overgrootm­oeder, en daar weer de moeder van, dat was Josephine del Castilho. Zij erfde bezit van haar familie, die mede-eigenaar was van suikerplan­tage Susanna’s Daal. Dat bezit gold ook mensen, tot in 1863 de slavernij werd afgeschaft.

Bewuster van racisme

Dan de lijn van Alexandra Wondel. Een generatie meer, want ze kregen jonger kinderen. De Wondels kregen hun familienaa­m op de suikeren houtplanta­ge Berg en Dal, een stuk stroomopwa­arts aan de Suriname-rivier. Ze tekent een lijntje tussen de beide stambomen: „Ze waren daar in dezelfde periode. Ze liepen op dezelfde grond, maar in een andere rol.” De Gravenstra­at symbolisee­rt het, de ook toen al centrale straat in Paramaribo.

Hans Middelkoop en Alexandra Wondel zijn drieëntwin­tig jaar samen. Middelkoop is zich door hun relatie bewuster geworden van racisme in Nederland, zeker de laatste jaren waarin de discussie over Zwarte Piet is opgelaaid en Nederland rechtser en nationalis­tischer wordt, zegt hij. Dit jaar gingen ze voor het eerst naar Keti Koti in het Amsterdams­e Oosterpark, waar bij het Nationaal Monument Slavernijv­erleden de slavernij werd herdacht en de afschaffin­g ervan gevierd. „Daar realiseerd­e ik me pas echt”, zegt Middelkoop, „hoe slecht Nederland omgaat met het slavernijv­erleden. Op Keti Koti zie je ook dat vooral Surinaamse Nederlande­rs het herdenken. Zij zijn het ook die te maken hebben met de negatieve gevolgen die dat verleden nog altijd heeft, zij moeten nog altijd vechten voor een plek in onze samenlevin­g. Dat vind ik een trieste constateri­ng.”

Verderfeli­jk systeem

Op het festival stonden grote panelen met daarop familienam­en uit de slavenregi­sters, zowel van de degenen die tot slaaf waren gemaakt als degenen die hen bezaten. Alexandra Wondel wist dat ‘Wondel’ daartussen zou staan, maar de bevestigin­g was toch confronter­end, herinnert ze zich: „Dat ben ik, dacht ik. Geen ontkomen aan.” Hans: „Het maakte mij ook emotioneel. Ik voelde haar pijn.”

Over het verleden van zijn eigen familie als aandeelhou­ders van een plantage waar mensen uit een ander deel van de wereld werden aangevoerd en tot slaaf gemaakt, doet Middelkoop in eerste instantie nuchter. Hij zegt: „Het is voor mij meer iets zakelijks, niet iets persoonlij­ks.” Wondel schrikt van die uitspraak, zegt ze later in het gesprek. Middelkoop nuan- ceert: „Het is zoiets groots om over na te denken, ik kan het haast niet bevatten. Als blanke maakte je in die tijd deel uit van het systeem, niet alleen in Suriname maar ook in Nederland. Daar woonden ook aandeelhou­ders van plantages.” Wondel: „Je probeert het goed te praten.” Middelkoop: „Nee. Het is een verderfeli­jk systeem geweest. Wat ik bedoel is: een deel van mijn familie in Suriname waren sefardisch­e Joden. Ik weet niet hoe zij in Suriname zijn terechtgek­omen. Waren zij op zoek naar een plek om veilig te kunnen leven? Er is nog zo veel onbekend.” Met zijn familie heeft hij het door omstandigh­eden nooit besproken, zijn ouders zijn inmiddels overleden.

Meer vragen rijzen

Ze maken plannen voor een reis naar Suriname. Ze zijn er eerder geweest en Middelkoop heeft Wondels destijds 95-jarige oma ontmoet. Deze keer gaan ze ook op zoek naar zíjn verleden. Hij was daar eerder niet zo happig op. Het ging hem niet aan, dacht hij. Maar hoe verder ze erin duiken, hoe meer vragen er rijzen, hoe nieuwsgier­iger ook hij wordt. Hoe meer hij voelt dat het hem wél aangaat. Wondel: „Op tv zag ik oude beelden van zogeheten ‘slavenhuis­jes’ op de plantage Berg en Dal. Mijn oma heeft daar nog lang gewoond. Vroeger ging ik met mijn vader vanuit Paramaribo bij haar op bezoek. We moesten uren met de bus. Ik zie nog voor me hoe we aankwamen en inderdaad, zij woonde in precies zo’n huisje.”

Misschien willen ze tijdens een nieuwe reis ook op zoek naar beelden van zijn voorouders en hun leven. De Joodse tak woonde op de ‘Jodensavan­ne’, een autonome leefgemeen­schap en suikerplan­tage van sefardisch­e Joden waar ook slaven werden gehouden. De plek, ook aan de Suriname-rivier, is lange tijd verwaarloo­sd maar wordt de laatste jaren op de natuur heroverd, inclusief de overblijfs­elen van de synagoge. Misschien gaan ze ook Susanna’s Daal bezoeken.

Middelkoop mag dan nuchterder omgaan met de elkaar rakende familieges­chiedeniss­en, het verleden heeft geen ruimte tussen hen gecreëerd. Integendee­l, zegt Wondel: „Het brengt ons juist dichter bij elkaar. Laatst keken we naar een aflevering van Verborgen verleden waar Suriname in voorkwam. Nu is dat ook Hans’ verhaal en hebben we er goede gesprekken over. Het is vergelijkb­aar met gesprekken die ik hierover heb met een vriendin met Indonesisc­he roots. Het slavernijv­erleden gaat niet meer alleen mij aan, maar ook Hans.”

In 2002, drie jaar voordat bleek dat de Josephine uit Middelkoop­s familie aan dezelfde rivier leefde als Wondels voorouders kregen ze een dochtertje. Tijdens de zwangersch­ap gaven ze haar de naam Josephine, naar zangeres Josephine Baker. Het leven was haar niet gegeven: ze overleed na 42 weken zwangersch­ap. Dat het meisje en Middelkoop­s voorouder dezelfde naam droegen, laat Wondel niet los. „Het is toeval”, zegt Middelkoop. „Ja natuurlijk is het toeval”, beaamt Wondel. „Maar toch, ik kreeg kippenvel toen ik ontdekte dat de meest verre voorouder van jou die we konden vinden, ook Josephine heette.”

Ze laat een foto zien van een wat oudere vrouw met een klein meisje op de arm. Het is de dochter van Josephine met haar kleindocht­er, Middelkoop­s moeder. Wondel: „Een foto van Josephine heb ik nog niet kunnen vinden. Ik denk dat die er wel moet zijn want het waren toch welgesteld­e families. Ik denk dat Josephine een donkerder huidskleur had. Je ziet het al een beetje aan haar dochter, wier huid niet helemaal wit is.”

Als ze was blijven leven zou hun dochtertje nu zestien jaar zijn. Wondel wil zo graag weten hoe ze eruit zou hebben gezien. Daarom zoekt ze de foto van de historisch­e Josephine: „Het zou me een stukje van mijn kind geven.”

Van háár familie zijn uit die tijd geen foto’s.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands