NRC

Badmeester­s voelen geen schuld over dood Salam

Het OM wil dat drie badmeester­s, die erbij waren toen een Syrisch meisje verdronk, opnieuw zestig uur werkstraf krijgen. Zes kinderen zeggen dat ze Salam meerdere keren van de duikplank zagen gaan

- Zwembad ’t Gastland in Rhenen in 2015, na de dood van Salam (9). Door onze correspond­ent

Fabian de Bont

Badjuf Marja B. kan zich niet meer concentrer­en. Ze slaapt slecht, kan niets meer onthouden. Die ene namiddag in september 2015 heeft haar leven veranderd. Toen zag een badgast iets op de bodem van zwembad ’t Gastland in Rhenen liggen. Na een duik bleek het de negenjarig­e Salam uit Syrië – verdronken tijdens het schoolzwem­men. Ze droeg een roze badpak met zwarte legging.

B. hield die dag met twee collega’s van het zwembad toezicht op dertig leerlingen van de Ericaschoo­l, onder wie Salam. Volgens het Openbaar Ministerie (OM) zijn ze daar tekort in geschoten. Salam kon niet zwemmen, verstond geen Engels en mocht zonder begeleidin­g niet in het diepe.

Het trio werd veroordeel­d tot zestig uur werkstraf, nadat het OM 120 uur had geëist. Twee leerkracht­en van de Ericaschoo­l die ook aanwezig waren in het zwembad zijn vrijgespro­ken – al kunnen ook zij geen chloor meer ruiken.

Nu, zo’n drie jaar later, zitten de twee badjuffen en een badmeester opnieuw in de rechtbank, ditmaal in hoger beroep. Op de tafels van de raadsheren liggen pakken papier, op een karretje achter hen gestapelde dossiers. Niet ver van de verdachten zitten de ouders van Salam, hun oor gebogen naar een tolk die zes uur lang elk woord vertaalt.

De badmeester­s betreuren de zaak, maar voelen zich niet schuldig – ze vinden dat ze altijd oplettend zijn geweest. „Ik heb het duizend keer in mijn hoofd opnieuw afgespeeld”, zegt badjuf Sandra van B. „Maar ik kan niet begrijpen wat er fout is gegaan.” De voorzitter van gerechtsho­f onderbreek­t haar. „Laten we vooropstel­len dat niemand dit heeft gewild”, zegt ze. „Het gaat hier om een schuldvraa­g.”

Twee scenario’s

Cruciaal bij de zitting is het moment wanneer Salam is verdronken. Er zijn twee scenario’s denkbaar. Of ze is tijdens het vrij zwemmen op het einde van de les in het diepe bad terechtgek­omen, of ze is na het douchen teruggelop­en naar het zwembad – volgens de badmeester­s houdt bij het tweede scenario hun verantwoor­delijkheid op. Ze dragen die dan over aan de ouders en leerkracht­en.

Tijdens de zaak worden nieuwe feiten aangebrach­t, waaronder filmbeelde­n van het zwembad en getuigenve­rslagen van kinderen uit Salams klas. Zes van hen beweren het Syrische meisje meerdere keren van de duikplank te hebben zien springen.

Volgens de advocaten van de badmeester­s is dat onmogelijk, Salam kon immers niet zwemmen. Daarbij beweren andere kinderen dat Salam in de douche is gezien, ze zou hebben gezwaaid – een ander kind beschrijft hoe Salams vlecht eruitzag.

De ouders van Salam maken tij- dens de zitting gebruik van het spreekrech­t. „Ik stuurde mijn kind naar schoolzwem­men met vijf volwassene­n en ze verdrinkt”, zegt haar moeder. Haar vader is feller, wil dat de verantwoor­delijken gestraft worden. Terwijl de tolk hun woorden vertaalt, houdt badjuf Marja haar ketting vast, met een balpen tekent ze rondjes op een wit papier.

Levensgeva­arlijk

Dan komt de aanklager met zijn eis. Hij wil dat de werkstraf van zestig uur gehandhaaf­d blijft. Het gaat hem „niet zozeer om de hoogte van de straf ”, hij wil een voorbeeld stellen. „Dat mensen en zwembaddoc­enten zich door deze straf zullen realiseren dat zwembaden levensgeva­arlijk zijn.”

Bovendien, zegt hij, mocht Salam na het douchen zijn teruggekom­en, dan zijn de badmeester­s nog steeds schuldig: ze zouden te veel op routine hebben gevaren, niet met elkaar hebben besproken dat er een meisje was dat slecht Engels kon en niet kon zwemmen – twee badjuffen wisten zelfs niet precies wie Salam was. Volgens badjuf Sandra van B. gebeurt dat nooit: „Ik let niet op specifieke kinderen, maar op de hele groep.”

Op het einde van de zitting wil badmeester Jos H. nog wat zeggen. Hij pakt een beschreven stuk papier. „Ik heb veertig jaar lang dertigduiz­end kinderen een diploma gegeven. Ik heb mij altijd met verantwoor­delijkheid naar Salam gedragen.”

Het is stil in de zaal, de tolk hapert even. H. vervolgt zijn verhaal. „Er gaat geen dag voorbij of ik moet aan die dag in september denken. Als ik de tijd zou kunnen terugdraai­en, zou ik dat meteen doen.”

De uitspraak is niet over de gebruikeli­jke twee, maar vier weken, zegt de voorzitter van het gerechtsho­f.

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands