Sergei Polunin valt, rolt, tijgert, faalt
Theater Carré is drie dagen uitverkocht voor ‘bad boy of ballet’ Sergei Polunin. Een revolutie wil de danser ontketenen, maar hij doet niets nieuws.
igned? Signed?” De merchandise-man vraagt het aan iedereen die Sacré bezoekt, de voorstelling van Sergei Polunin (28). Maar hoewel de hype rond deze zogeheten ‘bad boy of ballet’ na zijn optreden tijdens Lowlands nog steeds nazindert, houden de meeste bezoekers de 50 euro die het glimmende programmafoldertje kost liever in hun zak. Misschien na afloop.
Drie avonden lang is Theater Carré in Amsterdam uitverkocht, vier of vijf zouden waarschijnlijk ook zijn gelukt. Polunins levensverhaal, gedocumenteerd in de film Dancer (2016) van Steven Cantor, spreekt dan ook tot de verbeelding: als talentvol knulletje uit Oekraïne werd hij ver weg naar het balletinternaat gestuurd terwijl zijn familie werkte om zijn opleiding te bekostigen. Nog verder van huis, op de prestigieuze Royal Ballet School in Londen, sloeg de heimwee toe. Ondanks zijn benoeming tot eerste solist bij de Royal Ballet – als 19-jarige was hij de jongste ooit in die rang – en kritieken waarin zijn fabuleuze techniek werd bezongen, begon zijn motivatie te verdampen. Hij rebelleerde, dook het uitgaansleven in, gebruikte drugs, liet forse tatoeages zetten en was zo nu en dan spoorloos.
Uiteindelijk besloot hij in 2015 na een inzinking te stoppen met dansen. Om niet lang daarna, clean en aangemoedigd door zijn toenmalige vriendin en sterballerina Natalia Osipova de draad weer op te pakken. Maar niet meer onder het gedisciplineerde regime van een balletgezelschap. Polunin wil het ballet naar de massa’s brengen, op zijn eigen voorwaarden. Hij noemt het zelf een revolutie.
Met de voorstelling Sacré wil hij die ontketenen. Een ambitieuze onderneming: de titel verwijst natuurlijk naar het revolutionaire ballet Le Sacre du Printemps (1913, Het Lenteoffer) van de legendarische danser en choreograaf Vaslav Nijinsky, en Polunin treedt in het stuk op als een soort wedergeboorte van Nijinsky en/of diens getergde geest. In juli is Polunins stuk zelfs in première gegaan in het Zwitserse Sankt Moritz, waar de toen al zwaar gestoorde Nijinsky in 1919 zijn laatste optreden gaf.
Maar Sacré is allesbehalve een artistieke aardverschuiving. De choreografie van de hier volslagen onbekende Yuka Oishi slingert heen en weer tussen (op zijn best) het bombastische melodrama van Maurice Béjart en (op zijn tenenkrommendst) stort zich volledig in het atletische sprong- en draaigeweld, maar zijn techniek is hier niet exceptioneel. het choreografische cliché en de huisvrouwenspiritualiteit van Isabelle Beernaert.
Voor de pauze mijmert Polunin/Nijinsky als een broeierige Hamlet en brengen drie andere dansers herinneringen aan zijn glansrol in Les Sylphides terug. Dat de waanzin al op de loer ligt, valt af te leiden aan het veelvuldig naar het hoofd grijpen, denkbeeldige vliegen vangen of onzichtbare demonen wegslaan. Na de pauze barst hij los in zijn grote solo op Stravinskys monumentale compositie. Hij stort zich volledig in het atletische sprong- en draaigeweld dat Oishi voor hem bedacht. Hij valt, rolt en tijgert, richt zich weer op, zet aan voor grote zweefsprongen en nog een wervelende draaisessie. Hoewel zijn vrijheid van bewegen aantrekkelijk oogt, is het jammer dat de vrijblijvendheid en geringe articulatie Polunins grote potentieel verhullen. En wat hij hier demonstreert, kunnen ze verderop aan de Amstel bij Het Nationale Ballet ook, en beter. Toch klapt het publiek enthousiast bij elke meervoudige tour.
Wie welwillend naar de choreografie kijkt, zal het verhaal kunnen volgen en misschien de citaten herken-