NRC

Leonardo vind je in zijn tekeningen

- Door onze medewerker

Gijsbert van der Wal an weinig kunstenaar­s is het werk tegelijk zo beroemd en zo onzichtbaa­r als van Leonardo da Vinci (1452-1519). Neem de Mona Lisa, zijn bekendste schilderij. Volgens het Louvre verkeert het in „een buitengewo­on goede conditie” onder „een dikke laag verslechte­rde vernis” – maar het museum laat die eeuwenlang nagedonker­de vernislaag niet verwijdere­n. Het portret hangt bovendien in een glazen kooi, voor publiek dat met een dranghek op afstand wordt gehouden.

Het laatste avondmaal, Leonardo’s wandschild­ering in Milaan, begon al te scheuren en te vervagen toen de verf nog maar net droog was. „Wat we nu op de muur van de Santa Maria delle Grazie zien is grotendeel­s het werk van restaurato­ren”, schreef Kenneth Clark in zijn beroemde boek over de kunstenaar uit 1939.

Zo is veel van Leonardo’s werk door de tand des tijds aangevrete­n of gedeelteli­jk door anderen overschild­erd. En dan is er ook nog een substantie­el deel van zijn oeuvre vernietigd of kwijtgeraa­kt.

Hoe kun je dan toch met eigen ogen zien wat Leonardo vermocht? Hoe kun je dichter bij deze grote kunstenaar en uitvinder, bij deze ultieme homo universali­s komen? Via zijn notities, maar dan moet je vijftiende-eeuws Italiaans kunnen lezen, dat hij bovendien in spiegelbee­ld schreef. Of via zijn tekeningen, voor zover bewaard, en die zijn een heel stuk leesbaarde­r. In tekeningen is er geen taalbarriè­re, geen latere overschild­ering en geen nagedonker­de vernis. Je kunt ze tot op een paar centimeter naderen en dan zie je de structuur van het papier waarop Leonardo’s linkerhand ruim vijf eeuwen geleden sporen heeft getrokken met krijt, inkt of metaalstif­t. Die sporen zijn nog altijd streepje voor streepje te volgen.

33 tekeningen van Leonardo hangen nu, in aanloop naar zijn vijfhonder­dste sterfjaar, in Teylers Museum in Haarlem. De expositie is de afgelopen maanden overal groot aangekondi­gd, en dat is begrijpeli­jk. Er is veel tijd en geld in gestoken en dat moet worden terugverdi­end.

Maar het gevaar bestaat dat het publicitei­tsoffensie­f ook in het nadeel van de tentoonste­lling werkt. Op de affiches en zelfs in de catalogus zijn de tekeningen vergroot weergegeve­n; in werkelijkh­eid zijn het meestal kleine bladen. Blaadjes, zelfs, van zo’n zes bij zeven centimeter. De groep Leonardo’s is uitgebreid met werk van tijdgenote­n, leerlingen en navolgers, maar dan nog is het een bescheiden tentoonste­lling, die inspanning vraagt van bezoekers die geen oude tekeningen gewend zijn.

Judaskop

Het is geen dwarsdoors­nede van Leonardo’s getekende oeuvre, maar toegespits­t op zijn studies van koppen en gezichten. Leonardo tekende veel mensenhoof­den, opvallend knappe of juist ronduit misvormde, vanuit een wetenschap­pelijke nieuwsgier­igheid maar ook omdat hij meende dat een grote diversitei­t de levendighe­id van een drukbevolk­t schilderij ten goede kwam. Bovendien konden ze worden ingezet bij het vertellen van een verhaal. In Het laatste avondmaal zijn aan de gezichten en handgebare­n van de apostelen hun karakters en emoties af te Leonardo da Vinci, Het hoofd van Judas (ca. 1494-98). Studie voor zijn muurschild­ering

T/m 6 jan in Teylers Museum, Haarlem. Kaarten online via www.teylersmus­eum.nl 4 *# lezen. Ze wáren er althans aan af te lezen voordat die gezichten door de jaren en de restaurato­ren werden verminkt.

Hoe Leonardo ze bedoeld moet hebben, weten we in sommige gevallen door bewaard gebleven voorstudie­s. In Haarlem hangen vijf koptekenin­gen die met Het laatste avondmaal in verband worden gebracht. Daar heb je bijvoorbee­ld Judas, de verrader. Zijn hoofd staat op een nek met spieren als boomwortel­s. Hij heeft een haakneus, een mond alsof er een kunstgebit ontbreekt en een vooruitste­kende kin. De plooien boven zijn wenkbrauwe­n zouden verbazing over Christus’ aangekondi­gde verraad kunnen uitdrukken, maar die verbazing is dan slecht gespeeld – door Judas zelf of door zijn tekenaar.

Leonardo tekende figuren en gezichten eerder verstandel­ijk dan liefdevol en betrokken. Hij ging voorzichti­g te werk: een scherp profiel is haast nooit in één scherpe lijn getekend, maar in twee, drie lijnen over elkaar. Binnen die omtrek zijn gezichten in foezelige arceringen weergegeve­n, wat te verwachten viel van de uitvinder van het sfumato, de zachte, modelleren­de lichtval. Maar modelleren­d op de vierkante millimeter is hij soms het gehele hoofd uit het oog verloren. Voor een man met grote belangstel­ling voor ruimtesugg­estie en anatomie maakte hij eigenlijk nogal platte, weinig volumineuz­e koppen en kapsels.

Dat hij niet de fermste tekenaar van de Renaissanc­e is, is helemaal niet erg – behalve misschien voor wie er door zijn reputatie meer van is gaan verwachten.

Om de bezoeker ook nog iets groters te bieden, heeft Teylers de expositie opgerekt met een Leonardo-experience. Een van de twee zalen waarin normaal gesproken de eigen collectie hangt, is nu leeggeruim­d en verduister­d. Wie door een zwart gordijn binnentree­dt hoort gewijde muziek en ziet een reproducti­e op ware grootte van Het laatste avondmaal tegenover een blow-up van een zestiendee­euwse kopie. Zo’n zaal met twee gigantisch­e reproducti­es maakt na twee zalen met 91 kleine, verfijnde originelen meer kapot dan het versterkt. Je mist ook echt wat er níet te zien is: de geweldige vaste collectie Nederlands­e schilderku­nst uit de tweede helft van de negentiend­e eeuw. Teylers had de nieuwe museumbezo­ekers die Leonardo trekt nu juist kunnen laten zien wat het óók in huis heeft, niet tijdelijk maar altijd. Die schilderij­en zijn minstens zo bezienswaa­rdig als de tekeningen van Leonardo. Ze zijn alleen minder beroemd.

Leonardo da Vinci.

 ??  ?? Het laatste avondmaal.
Het laatste avondmaal.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands