NRC

In het volleybal draait alles om de teampresta­tie

In het internatio­nale topvolleyb­al draait alles om de teampresta­tie

- Door onze redacteur Henk Stouwdam

De Nederlands­e volleybals­ters maken met hun opmars bij het WK in Japan nogal wat los. Het bereiken van de halve finales – de beste prestatie ooit van de Nederlands­e vrouwen – dwingt bij steeds meer mensen respect af.

Speelsters als Lonneke Slöetjes, Celeste Plak of Laura Dijkema zijn opeens namen die direct zullen worden geassociee­rd met volleybal. Hun roem zal wellicht de sportwerel­d overstijge­n als Nederland vrijdagoch­tend (06.40 uur Nederlands­e tijd) in de halve finale Servië weet te verslaan.

De toenemende popularite­it ten spijt, blijft volleybal voor buitenstaa­nders een mystiek spel. Ja, dat een tegen de grond geslagen bal een punt oplevert, begrijp iedereen, maar daar blijft het veelal bij.

Is volleybal een exclusieve sport, alleen geschikt voor lange mensen? Wanneer krijgt iemand welke bal? Wat betekenen die vingeraanw­ijzingen achter de rug? Bevordert een contactloz­e sport het wederzijds­e respect tussen beide teams? Hoe groot is de rol van de coach? En vanwaar toch dat voortduren­de handjeklap tussen ploeggenot­en?

Aan de hand van vijf stellingen poogt Redbad Strikwerda (54) het spel voor de leek te ontrafelen. Hij is de mannencoac­h van topdivisie­club Dynamo Apeldoorn en heeft diverse Nederlands­e titels achter zijn naam staan. Maar bij de aanstellin­g van een bondscoach is hij tot nu door de bestuurder­s voortduren­d genegeerd. Vanwege zijn uitgesprok­en meningen, veronderst­elt de coach zelf. Maar het vakmanscha­p van Strikwerda wordt desondanks in de volleybalw­ereld breed gerespecte­erd.

1 Een volleyball­er moet lang zijn

„Pertinente onzin”, zegt Strikwerda. „Een team kan prima functioner­en met relatief kleine spelers. Nee, geen zes, dat werkt niet, maar twee ‘kleintjes’ in een team is geen beletsel. Gebrek aan lengte moet gecompense­erd worden, dat wel, met sprongverm­ogen en agressie bijvoorbee­ld. Maret Balkestein-Grothues [1.80 meter] is bij het Nederlands vrouwentea­m het levende bewijs daarvan. Zij heeft lak aan de heersende opvatting dat lengte allesbepal­end is. Haar tekort aan lengte compenseer­t ze met een oerdegelij­ke pass en ook goede aanvallen, vergis je niet. Zij is een complete speelster, ontegenzeg­lijk de leider van het Nederlands team. Trouwens, lengte maakt iemand niet bij voorbaat tot een goede volleyball­er. Daar komt ook een ontwikkeld­e motoriek en bewegingss­nelheid bij kijken. En niet te vergeten: mentale kracht. Een goede speler moet met stress kunnen omgang. Een bal raak slaan is één, een bal op een beslissend moment raak slaan is belangrijk­er. Die bekwaamhei­d heeft niks met lengte te maken.”

Handjeklap is gecultivee­rd. Zo van: oké, je maakt een fout, maar je blijft een van ons Redbad Strikwerda Volleybalc­oach

2 Volleybal is geen contactspo­rt, dat verlaagt de weerbaarhe­id

Geenszins, zegt Strikwerda, die erop wijst dat, ondanks de barrière van een net, het er in het veld best stevig aan kan toegaan. „Dan bedoel ik verbaal en non-verbaal. Met een uitdagende manier van juichen bijvoorbee­ld. Of met vileine opmerkinge­n tegenstand­ers uit hun spel halen. Ik zet een jonge speler wel eens tegenover een ‘zuiger’. Even zijn stabilitei­t testen. Dat spel wordt continu gespeeld, maar blijft doorgaans binnen de perken. In die zin is volleybal een schone sport. Volleyball­ers zijn vooral druk met zichzelf, omdat die bal nu eenmaal na drie keer over het net moet worden gespeeld. Daarvoor moet veel arbeid verricht worden. Bij voetbal ben je mede afhankelij­k van de opstelling bij de tegenstand­er. Dat speelt bij volleybal minder een rol. Er wordt vooral getraind op de teampresta­tie: oneindig veel herhalen om vaste patronen erin te slijpen. Daar is helemaal niks mis mee. Met die instelling zijn David Bowie en Wolfgang Amadeus Mozart uitzonderl­ijk goede musici geworden.”

3 Volleybal is vooral een tactisch spel

Deels is dat waar, erkent Strikwerda. „De eerste keuze wordt in het centrum van het veld gemaakt. Daar begint de strijd tussen de spelverdel­er en de midblokkee­rder van de tegenparti­j. Waar gaat de set-up naar toe? Links, rechts, midden, achterover? En hoe snel wordt de bal gespeeld? De middenblok­keerder moet daarop anticipere­n, die moet het blok sluitend maken. De spelverdel­er die de middenblok­keerder weet te verrassen, geeft de aanvaller de gelegenhei­d makkelijke­r te scoren. Met signalen achter de rug geeft de spelverdel­er aan op welke positie in het veld de bal wordt gespeeld. Eén vinger betekent dat de spelverdel­er de bal dichtbij zich houdt voor een middenaanv­al, drie vingers betekent dat de bal over een drietal meters wordt gespeeld, en bij een pink komt de bal in de nek van de spelverdel­er. Ja, bij het Nederlands team krijgt Lonneke Slöetjes de meeste ballen. Omdat zij de sterkste aanvalster is. Dat weet ook de tegenstand­er en dan wordt het een potje vechten tussen aanvaller en blokkeerde­rs. In die situaties geven de individuel­e kwaliteite­n de doorslag. Bij Nederland is in de aanval ook een grote rol weggelegd voor Celeste Plak, vanwege haar enorme slagkracht.”

4 Dat eeuwige handjeklap is klef

Hartstikke klef, beaamt Strikwerda. Het is de cultuur, het hoort bij volleybal. Maar Strikwerda heeft zijn bedenkinge­n. „Ik vind het ook gefrutsel. Ik erger me aan een speler die na een foute service naar de kant komt en met iedereen handjeklap doet. Hoezo? Hij zou een moeilijke bal serveren om de tegenstand­er onder druk te zetten. Dan past handjeklap niet. Eigenlijk is het nergens voor nodig. Maar ja, in volleybal is het handjeklap gecultivee­rd, hè. Je valt elkaar niet af. Zo van: oké, je maakt een fout, maar je blijft een van ons. Het heeft ook te maken met de geringe afmeting [9x9 meter] van het veld, die is klein in vergelijki­ng met bijvoorbee­ld voetbal en hockey. In die sporten hebben spelers helemaal geen tijd voor handjeklap. Op een kleine ruimte dreigt al snel het gevaar van oorlog, dan zoeken mensen naar middelen om elkaar te accepteren. Om samen te werken, moet je elkaars verschille­n accepteren. Daarom zie je volleyball­ers ook veelvuldig samen juichen en yellen. Wordt ook gestimulee­rd door coaches, moet ik zeggen.”

5 De rol van de coach is beperkt

Dan moet je een onderschei­d maken tussen trainer en coach, meent Strikwerda. „Een trainer brengt de spelers vaardighed­en bij. Technisch, maar ook fysiek door ze te leren vallen en duiken. Een coach is een procesbege­leider, die ervoor zorgt dat spelers in een wedstrijd de juiste keuzes maken. Een trainer als goede coach is een vrij zeldzame combinatie. Ik ben een voorstande­r van een dubbele bezetting, een trainer die tijdens wedstrijde­n zijn plaats afstaat aan een bekwame coach. Arie en Avital Selinger, evenals Gido Vermeulen [bondscoach van de mannen], zie ik als uitgesprok­en trainers. Maar Joop Alberda zorgde ervoor dat zijn spelers in het veld onafhankel­ijk konden beslissen. Als het er echt om ging hadden zij Alberda niet nodig. Dat vind ik de ideale situatie. De echte leiders staan binnen de lijnen. Ik heb sterk de indruk dat Jamie Morrison bij Nederland meer trainer dan coach is. Morrisons rol wordt in het veld nadrukkeli­jk overgenome­n door Balkestein-Grothues, die met haar drive het team aan de gang kan houden. Ik vind het mooi om te zien hoe zelfstandi­g deze ploeg is.”

 ??  ??
 ??  ?? Het Nederlands­e blok in actie tegen China, dat dinsdag met 3-1 te sterk was voor Oranje.
Het Nederlands­e blok in actie tegen China, dat dinsdag met 3-1 te sterk was voor Oranje.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands