Zorgakkoorden tonen eerste barsten
Op hoofdlijnen zijn er akkoorden, maar hoe gaat de zorg er daadwerkelijk uitzien?
„Alle Nederlanders profiteren van de hoofdlijnenakkoorden die het huidige kabinet heeft gesloten met de verschillende zorgsectoren.” Het klonk trots in de Miljoenennota. Er wordt 1,9 miljard euro minder uitgegeven dan bij ‘natuurlijke groei’ van de zorgkosten, zoals het Centraal Planbureau die raamt. Was remmen niet gelukt, dan was dat een „risico” voor de rijksbegroting op de lange termijn, aldus de Miljoenennota.
Deze week, woensdag en donderdag, debatteert de Tweede Kamer over de begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport – met ruim 80 miljard euro de grootste in Den Haag. Van de 764 vragen die Kamerleden hebben aangekondigd, bevatten er slechts drie het woord ‘hoofdlijnenakkoord’. Opmerkelijk weinig, want er zijn zoveel vragen te stellen: hoe de akkoorden die het voorbije jaar met huisartsen, wijkverpleegkundigen, medisch specialisten en de geestelijke gezondheidszorg zijn gesloten in de praktijk gestalte krijgen, bijvoorbeeld.
Regionale onderhandelingen
Op dit moment voeren zorgverzekeraars regionale onderhandelingen met ziekenhuizen, huisartsen, wijkverpleegkundigen en geestelijke gezondheidszorg. Hierin werken ze de hoofdlijnenakkoorden nader uit, en bepalen zo hoe de zorg er de komende jaren daadwerkelijk uitziet.
In de akkoorden zijn grote lijnen getrokken. Zo is afgesproken dat ziekenhuizen minder groeien. Volgend jaar mag hun budget met slechts 0,8 procent omhoog, en over een paar jaar krijgen ze helemaal geen extra geld meer. Ziekenhuiszorg is te duur, waarschuwt de Miljoenennota. ’s Lands begroting kan het niet aan als er nog meer wordt geopereerd en nog meer dure technieken worden ingezet.
Daarom krijgen huisartsen en wijkverpleegkundigen juist wat meer geld – zij leveren goedkopere zorg en moeten dat vaker dichtbij huis gaan doen. Er komt bijvoorbeeld 12 miljoen euro extra voor huisartsenzorg in achterstandswijken. Het idee: als de huisarts er daar eerder bij is, hoeven minder mensen naar het ziekenhuis.
Probleem is dat afspraken niet vanzelfsprekend worden nagekomen. De Algemene Rekenkamer concludeerde twee jaar terug dat eerdere akkoorden nauwelijks leidden tot inhoudelijke verbetering, terwijl dat – naast geld besparen – hét doel is van de akkoorden.
Discussie tussen huisartsen en verzekeraars over zo’n eerder akkoord laat zien hoe moeilijk het kan worden om eruit te komen. Huisartsen zagen afgelopen jaren hun wachtkamer vollopen en dachten: verzekeraars moeten geld geven, dat is immers zo afgesproken. Maar verzekeraars wilden niet zomaar betalen; ze wezen op hun taak goede zorg in te kopen en artsen efficiënt te laten werken. Lopen lokale onderhandelingen spaak door zulke ruzietjes, dan blijft het zorgakkoord een papieren werkelijkheid.
Dat geldt ook voor de ziekenhuizen. De onderhandelingen voor nieuwe contracten zijn begonnen. Directeur zorginkoop Olivier Gerrits van zorgverzekeraar Zilveren Kruis wil, zei hij onlangs, dat zo’n 10 procent van de zorghandelingen die in het ziekenhuis worden gedaan in 2022 bij mensen thuis wordt geleverd. Anders is het onmogelijk de groei van 0,8 procent uit het hoofdlijnenakkoord waar te maken. Dure geneesmiddelen en innovatieve behandelmethoden doen een groeiend beroep op het budget, zodat de rest van de ziekenhuiszorg fors moet worden ingekrompen.
Hoe dat krimpen verantwoord kan? Bijvoorbeeld door het bloed van honderden dialysepatiënten thuis te zuiveren. Of door meer dan tienduizend patiënten met darmziekten en -infecties veel minder in het ziekenhuis te laten komen door telemonitoring. Met Isala in Zwolle is over dat soort projecten al een driejarig contract gesloten. En zo zullen er meer contracten worden gesloten in lijn met de Haagse zorgakkoorden.
Maar de eerste barsten zijn al zichtbaar. Gerrits, van Zilveren Kruis, ziet dat sommige ziekenhuizen de ambities delen, maar heeft „bij veel ziekenhuizen twijfels”. „Ik weet niet of we eruit gaan komen.” Vakblad Zorgvisie ontdekte dat sommige ziekenhuizen bij onderhandelingen inzetten op 15 procent groei, véél meer dan de afgesproken 0,8 procent.
David Jongen, vicevoorzitter van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, noemt die opstelling „ketelmuziek, want de onderhandelingen zijn nog maar net begonnen”.
Wim van Harten, bestuurder van het Rijnstate-ziekenhuis in Arnhem begrijpt dat de onderhandelingen moeizaam verlopen. Hij vindt de zorgakkoorden slecht onderbouwd en op onderdelen „te ambitieus”. Mensen hebben steeds meer zorg nodig en zullen voor bijvoorbeeld oncologie naar het ziekenhuis blijven komen, zegt hij. Dat kán niet goedkoper.
Wankele afspraken
Ook andere afspraken lijken wankel en meer een politiek-financieel succes dan praktisch uitvoerbaar. Veel „Dat zijn risico’s voor de uitvoering van de hoofdlijnenakkoorden.”
Heleen Post, manager kwaliteit bij Patiëntenfederatie Nederland, heeft twijfels. Doel van alle vier akkoorden is dat arts en patiënt vaker en beter samen beslissen, dat er goede digitale zorgdossiers komen, en dat de patiënt beter moet kunnen zien waar de zorg het beste is. Niemand weet hoe dat precies moet gebeuren. Post: „Liefst hadden we concretere afspraken gemaakt. Nu moeten we vier jaar lang met de akkoorden zwaaien om iedereen erop te wijzen dat het nu móét.”
Dit is het laatste deel van een tweeluik. Het eerste verscheen op 16 oktober.