‘Mijn kaart gaf de Palestijnen een schok’
Kaarten spelen een grote rol in het Israëlisch-Palestijnse conflict. Cartograaf Jan de Jong poogde jarenlang een creatieve bijdrage te leveren.
Al tientallen jaren maakt de Nederlandse cartograaf Jan de Jong (69) kaarten van de Palestijnse gebieden, die door zowel Palestijnen als Israëliërs worden gewaardeerd. Door de jaren heen heeft hij voor uiteenlopende opdrachtgevers gewerkt, van de hoogste Palestijnse leiders tot de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Kerry.
Kaarten liggen gevoelig, zeker in het Israëlisch-Palestijnse conflict. Ze kunnen zaken zeer aanschouwelijk maken of juist verhullen. „Ik heb soms een schok op het gezicht van een Palestijnse minister gezien als hij een van mijn kaarten onder ogen kreeg”, vertelt De Jong telefonisch uit Rotterdam, waar hij na decennia in Jeruzalem neerstreek. „Pas dan beseften ze hoe groot die joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever waren. Velen van hen hadden nooit een voet in zo’n nederzetting gezet maar ik kon daar wel terecht.”
Een voorbeeld van een misleidende kaart trof De Jong aan in het vredesplan van president Donald Trump, dat nu de basis vormt voor plannen van de Israëlische regering delen van de bezette Palestijnse gebieden te annexeren. „Daaruit blijkt niet dat de zuidelijke gebieden die de Palestijnen als compensatie voor te annexeren gebieden op de Westelijke Jordaanoever zouden krijgen in de woestijn liggen. Dat is niet meer dan een zandbak. Het is beschamend dat een dergelijke kaart in zo’n plan wordt opgenomen. Op mijn kaart zie je dat wel en is meteen duidelijk dat compensatie in die vorm absurd is.”
Hoe bent u in die regio beland?
„Het waren de kaarten die me naar het Midden-Oosten dreven. Voor cartografen was dat een soort paradijs, waar grenzen voortdurend veranderden, een prachtig laboratorium, vooral ook op de Westelijke Jordaanoever en in Gazastrook. Halverwege de jaren tachtig was ik in Jeruzalem om onderzoek te doen voor een politieke reisgids. Daar kwam ik in contact met Palestijnen die me vroegen kaarten te maken met trends ten gevolge van de nederzettingenbouw en wat daardoor zou resteren aan Palestijnse ontwikkelingskansen.”
Hoe kwam u aan uw informatie?
„Vooral in de beginjaren was dat erg lastig. De Israëliërs hadden toen het monopolie op de luchtfotografie. Ik moest vaak zelf de situatie ter plekke verkennen met potlood en papier. Inmiddels
zijn er satellietbeelden beschikbaar en is de cartografie technisch een stuk behulpzamer geworden. Maar nog altijd geeft Israël niet alle belangrijke informatie vrij. Dat geldt vooral voor de ontwikkeling van de nederzettingen. Dat ligt ook heel gevoelig. Met Israëliërs heb ik overigens door de jaren heen ook goed kunnen samenwerken.”
Vond u het moeilijk om professioneel gezien neutraal te blijven?
„Ik vond altijd dat de Palestijnen een legitieme positie hadden. Israël heeft dat niet, het bezet de Palestijnse gebieden. Daarmee conformeer ik me aan het internationaal recht. Ik was veelal aan Palestijnse zijde gestationeerd als adviseur maar ook de Israëliërs waren geïnteresseerd in zulke kaarten. Als cartograaf hielp ik zoeken naar een creatieve oplossing voor het conflict. Het is een prikkelende uitdaging opties voor een gebiedsruil te karteren vanuit een ‘win-win’-perspectief voor beide partijen. Dat vergt van Israël het besef dat de Palestijnen iets anders geboden moet worden dan marginale zandvlaktes in ruil voor groeigebieden rond de Palestijnse steden die Israël wil annexeren ten bate van nederzettingen. ”
Bent u vaak bedolven onder kritiek?
„Dat valt mee. Alle partijen erkennen min of meer de cartografische realiteit. Van Israëlische kant werd mijn werk ook steeds serieus genomen. Wel riep een kaart die ik had gemaakt van vernietigde Palestijnse dorpen woede op bij Israëlische nationalisten. De laatste jaren is de belangstelling voor het conflict afgenomen, mede omdat het diplomatieke proces tot stilstand is gekomen.”