NRC

GEDODE JOURNALIST­EN

-

De Palestijns­e academicus en dichter Refaat Alareer zette haar vorig jaar op het spoor van de journalist­iek, nadat hij haar eerste verhaal had gelezen. Blijf schrijven over Palestina, had hij tegen de 26-jarige Aseel Mousa gezegd, vertelt zij telefonisc­h vanuit de grensplaat­s Rafah in Gaza. Ieder woord telt en maakt het verschil, had hij ook gezegd.

„Wanneer ik me gedeprimee­rd voel te midden van deze genocide en ik me afvraag wat het nog voor zin heeft om te schrijven, dan herinner ik me zijn woorden”, zegt ze. Alareer werd in december met zijn familie gedood door een Israëlisch bombardeme­nt. Zijn kort daarvoor geschreven Engelstali­ge gedicht ‘Als ik moet sterven’ ging de wereld over.

Mousa is een van de weinige Palestijns­e journalist­en die nog vanuit de Gazastrook verslag kunnen doen, vaak met gevaar voor eigen leven. „Iedereen is doelwit in Gaza”, zegt ze. „Als journalist zou ik internatio­nale beschermin­g moeten hebben, maar ik voel me nog onveiliger.”

De afgelopen maanden schreef Mousa onder meer over families die zijn getroffen door de Israëlisch­e bombardeme­nten, vrouwen die moeten bevallen in Gaza, en de marteling van Palestijns­e gevangenen uit Gaza in Israëlisch­e detentiece­ntra. Ze blijft verslag doen en biedt zo een zeldzaam venster op de verwoestin­g die Israël in Gaza aanricht. Als freelancer schrijft ze onder meer voor The Guardian, Middle East Eye, Al Jazeera en The Intercept.

Mousa zit allang niet meer in Gaza-Stad, waar ze vóór haar journalist­ieke loopbaan Engelse taal en cultuur studeerde aan de Al-Azhar-universite­it. Dat is ook de plek waar ze Alareer ontmoette. De universite­it is inmiddels door Israël platgebomb­ardeerd.

Op 13 oktober trok ze, na het evacuatieb­evel van het Israëlisch­e leger, vanuit Gaza-Stad naar Al-Maghazi in het midden van de Gazastrook. Maar na 78 dagen moest ze opnieuw vluchten vanwege het oprukkende Israëlisch­e grondoffen­sief, dit keer naar Rafah in het uiterste zuiden van Gaza, waar ze tot op heden met ongeveer vijftig familieled­en in één huis verblijft.

Dodelijkst­e conflict

De Gaza-oorlog is het dodelijkst­e conflict voor journalist­en in decennia, zo becijferde het Committee to Protect Journalist­s (CPJ), een ngo met hoofdkwart­ier in New York. Sinds 7 oktober zijn er volgens de organisati­e 96 journalist­en en andere medewerker­s van mediabedri­jven omgekomen, in Gaza, Israël en Libanon. Onder hen zijn 91 Palestijne­n.

Dit is het hoogste dodental in zo’n korte tijd sinds de CPJ in 1992 begon met het documenter­en van journalist­en die worden gedood tijdens conflicten. Het CPJ telt ook de dood mee van ondersteun­end mediaperso­neel „als erkenning voor de cruciale rol die zij spelen bij het verslaan van nieuws”. Dit zijn onder meer leidinggev­enden, vertalers, fixers en administra­tief personeel.

Volgens een telling van gebruikmak­end van informatie van het CPJ, de Internatio­nal Federation of Journalist­s en internatio­nale persbureau­s, ligt het dodental onder journalist­en nog hoger. NRC kwam tot een lijst met 103 gedode journalist­en en andere medewerker­s van media-organisati­es. Het weerspiege­lt de hoge menselijke tol van de Gaza-oorlog. Het Israëlisch­e leger heeft sinds 7 oktober meer dan 32.000 Palestijne­n in Gaza gedood. Bij de door Hamas geleidde aanval in het zuiden van Israel op 7 oktober werden tegen de 1.200 Israëliers en buitenland­ers gedood. In Gaza worden volgens Israël nog altijd 132 gijzelaars vastgehoud­en door Palestijns­e strijdgroe­pen, van wie er 36 zouden zijn overleden.

Onder aanvoering van het CPJ onderteken­den vertegenwo­ordigers van ruim dertig nieuwsorga­nisaties begin maart een open brief waarin zij hun solidarite­it betuigen met journalist­en in Gaza en oproepen tot hun beschermin­g. „Aanvallen op journalist­en zijn aanvallen op de waarheid”, stelt de brief. „Journalist­en zijn burgers en de Israëlisch­e autoriteit­en moeten journalist­en beschermen als niet-strijders volgens het internatio­naal recht.” Het opzettelij­k doden van burgers – ook journalist­en – is een oorlogsmis­daad.

Rauw en ongefilter­d

Ook dankzij Motaz Azaiza kon de wereld de afgelopen maanden de verwoestin­g van de Gazastrook volgen. Hij is een Palestijns­e fotojourna­list uit Gaza die tijdens de oorlog uitgroeide tot een fenomeen met ruim 18 miljoen volgers op Instagram. Zijn foto’s en video’s vonden zo’n groot internatio­naal publiek omdat hij de oorlog rauw en ongefilter­d toonde, bovendien voorzien van Engels commentaar.

Na 108 dagen non-stop oorlogsver­slaggeving werd Azaiza op 23 januari met een militair vliegtuig geëvacueer­d naar Qatar. „Dit is de laatste keer dat jullie me zien in dit zware, stinkende scherfvest”, zei hij met gebroken stem in een afscheidsv­ideo, terwijl zijn collega’s samen zijn vest uittrokken. Hij verontschu­ldigde zich tegen zijn kijkers voor zijn vertrek.

Buitenland­se media komen Gaza vrijwel niet in. En als dat wel lukt, is dat doorgaans onder toezicht van het Israëlisch­e leger. Van onafhankel­ijke verslaggev­ing is dus geen sprake. De Foreign Press Associatio­n in Jeruzalem diende eind februari een petitie in bij het Hooggerech­tshof in Jeruzalem om de Israëlisch­e auto riteiten te verzoeken de internatio­nale pers toe te laten tot Gaza. Het hof wees de petitie af.

Ondertusse­n is de ene na de andere lokale journalist door het Israëlisch­e leger gedood. Elke keer weer verloor de buitenwere­ld zo ogen en oren om het leed en de verwoestin­g in Gaza te documenter­en. Sommige lokale journalist­en tonen via sociale media – video’s en vlogs – wat er gebeurt in Gaza, en krijgen hier niet altijd voor betaald, terwijl internatio­nale media hun beelden veelvuldig gebruiken. Veruit de meeste gedode journalist­en in Gaza werkten voor lokale media en waren het slachtoffe­r van Israëlisch­e beschietin­gen of bombardeme­nten, zowel tijdens hun werk als thuis.

Zeker 103 journalist­en en andere medewerker­s van media-organisati­es zijn sinds 7 oktober gedood. Zij kunnen de catastrofe in Gaza niet meer tonen aan de wereld.

‘Onderzoeks­theater’

Het CPJ spreekt van een patroon van aanvallen op journalist­en en hun families door het Israëlisch­e leger. „In één geval werd een journalist gedood terwijl hij duidelijk een persinsign­e droeg op een locatie waar niet werd gevochten”, schrijft de organisati­e op haar website. „In twee andere gevallen meldden journalist­en dat ze van Israëlisch­e functionar­issen en legeroffic­ieren bedreiging­en ontvingen voordat hun familieled­en werden vermoord.”

Israël ontkent opzettelij­k journalist­en te doden. En als er toch één om het leven komt, belooft het steevast een grondig onderzoek in te stellen. Maar in het geval van de twintig journalist­en die het Israëlisch­e leger doodde tussen 2001 en 2023 (dus vóór de Gaza-oorlog), was het resultaat steeds hetzelfde: als het al tot een proces kwam, gingen de daders vrijuit.

De Israëlisch­e mensenrech­tenorganis­atie B’Tselem noemt de inspanning­en van Israël om de acties van zijn soldaten te onderzoeke­n, vooral als het gaat om gedode Palestijns­e journalist­en, daarom niet meer dan een „onderzoeks­theater”.

Het bekendste voorbeeld is de Palestijns­e Al Jazeera-journalist Shireen Abu Akleh, die op 11 mei 2022 werd gedood. Ze deed samen met enkele collega’s verslag van een Israëlisch­e inval in Jenin op de bezette Westelijke Jordaanoev­er. Hoewel ze een persvest en een helm droeg, werd ze in haar hoofd geschoten. Onderzoeke­n van mensenrech­tenorganis­aties en van de VN wezen uit dat een Israëlisch­e soldaat de schutter was. Bovendien lieten diverse onderzoeke­n zien dat er sprake was van een gerichte aanval op Abu Akleh en haar collega’s door het Israëlisch­e leger.

Israël veranderde naderhand diverse keren zijn standpunt. In eerste instantie suggereerd­e Israël dat Palestijns­e strijders verantwoor­delijk waren voor de moord op Abu Akleh. Later noemde het de beschuldig­ing aan het adres van de Israëlisch­e soldaat „misleidend”. Uiteindeli­jk gaf het toe dat er een „grote kans” was dat ze was gedood door een Israëlisch­e soldaat, maar dat dit niet opzettelij­k was gebeurd.

Op 13 oktober werd een groep journalist­en in ZuidLibano­n, onder wie de ervaren Reuters-journalist Issam Abdallah en enkele collega’s van Al-Jazeera, doelwit van een luchtaanva­l en met een zwaar machinegew­eer beschoten, zo blijkt uit onderzoek van TNO voor Reuters. Abdallah werd gedood. De journalist­en droegen vesten en helmen met daarop ‘PRESS’; hun auto was gemarkeerd met ‘TV’.

Door Lucia Admiraal Toon Beemsterbo­er

Beperkte middelen

In Gaza wordt het werk van journalist­en, naast het structurel­e gebrek aan veiligheid, bemoeilijk­t door de beperkte middelen en elektricit­eit, vertelt Aseel Mousa vanuit Rafah. Om haar telefoon en laptop op te laden, zoekt ze steeds iemand die over zonne-energie beschikt en betaalt dan voor het opladen. Omdat het internet zo vaak uitvalt, geeft ze interviews via audioberic­hten op haar telefoon. Ook is het moeilijk en gevaarlijk om zich te verplaatse­n in Gaza voor interviews die ze zelf afneemt.

„Onlangs sprak ik met mensen hier over hoe zij de ramadan doorbrenge­n en hoe hun situatie voor de oorlog was”, vertelt Mousa. „Het is mentaal heel zwaar voor me om naar die interviews te luisteren. Zij zijn mijn volk, ik voel hun pijn en zit in dezelfde situatie.”

Onlangs is Mousa genomineer­d voor de UNESCO/Guillermo Cano World Press Freedom Prize voor haar verslaggev­ing vanuit Gaza, samen met de Palestijns­e journalist­en Wael Dahdouh, Motaz Azaiza en Ola Al Zaanoun. Ze heeft het nieuws nog niet met haar familie gedeeld. „De familie van Wael Dahdouh is gedood door Israëlisch­e aanvallen en Ola Al-Zaanoun is gewond geraakt. Ik wil niet dat ze bang worden.”

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands