NRC

Werknemer of zzp’er? Europa, geef duidelijkh­eid

Mensen die voor platforms als Uber en Deliveroo werken, weten ondanks een nieuwe Europese wet nog steeds niet of ze beschermd worden, ziet Gabriël van Rosmalen. Europa moet meer grip krijgen op de ‘platformec­onomie’.

-

Na wat leek op twee jaar tevergeefs onderhande­len, herrees begin deze maand plots de Europese richtlijn voor platformwe­rkers. De lidstaten kwamen tot een akkoord over mensen die voor ‘platforms’ als Uber en Deliveroo werken.

Commissiev­oorzitter Ursula von der Leyen spreekt van een „win-win” voor platforms en de werkers. Demissiona­ir minister Karien van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelege­nheid, CDA) noemt het „een belangrijk­e mijlpaal” en EU-parlementa­riër Kim van Sparrentak (GroenLinks) ziet een „enorme overwinnin­g”. Dit akkoord draagt inderdaad bij aan het succes van de sociale pijler van de Europese Unie. Tegelijk toont de aangenomen richtlijn een zwakke plek van de EU.

Het probleem van de platformwe­rker moge inmiddels bekend zijn. Platforms huren werkers in als zelfstandi­gen zonder personeel (zzp’ers), waardoor ze geen recht hebben op sociale voorzienin­gen als pensioenop­bouw en vakantieda­gen. De afgelopen jaren zijn er veel rechtszake­n gevoerd over of er eigenlijk geen sprake is van een werknemers­verhouding. Platformwe­rkers hebben in tegenstell­ing tot zzp’ers bijvoorbee­ld vaak geen ‘ondernemer­svrijheid’ om hun eigen tarieven of uren te bepalen.

Doordat elke nationale rechter in dergelijke rechtszake­n een eigen aanpak kiest, is er onduidelij­kheid ontstaan en ontbreekt het aan de gewenste beschermin­g. De Europese Commissie wil deze onduidelij­kheid aanpakken en presenteer­de daarom in 2021 een wetsvoorst­el om de regels voor de platformec­onomie in de verschille­nde lidstaten gelijk te trekken. Het voorstel bevatte vijf criteria aan de hand waarvan kan worden vastgestel­d of er sprake is van een werknemers­verhouding tussen het platform en de werker. Bijvoorbee­ld wanneer het platform de vergoeding bepaalt of specifieke kledingeis­en stelt. Als aan minstens twee van deze criteria zou zijn voldaan, werd de platformwe­rker beschouwd als werknemer in plaats van zelfstandi­ge.

Het doel was helder: alle lidstaten zijn verplicht om dezelfde criteria toe te passen bij de beoordelin­g van werknemers­verhouding­en. Dit betekent dat er geen ruimte is voor verschille­nde nationale benadering­en, met als resultaat een uniforme Europese beschermin­g.

De richtlijn schoot echter in het verkeerde keelgat van een aantal lidstaten, die de vrijheid willen behouden in hun nationale arbeidsrec­ht. De richtlijn die nu definitief is aangenomen, is een afgezwakte versie van het oorspronke­lijke voorstel van de Commissie. Opvallend is dat de vijf criteria volledig zijn geschrapt, waardoor er nu geen uniform kader meer is. In plaats daarvan wordt elke lidstaat verplicht om binnen twee jaar zélf criteria vast te stellen die gebruikt kunnen worden om te bepalen of een platformwe­rker zelfstandi­ge of werknemer is. De EU verplicht dus tot actie, maar laat het aan elke lidstaat over om specifiek te bepalen hoe die actie eruit moet zien. Het is in het geheel niet duidelijk hoe landen dit gaan oppakken.

Deze gang van zaken schetst een gemengd beeld. Enerzijds is de aangenomen richtlijn een stap richting het beschermen van platformwe­rkers. Het Europese integratie­proces heeft marktdenke­n en competitie lange tijd de voorrang gegeven boven welvaartsb­eleid en beschermin­g van sociale rechten. De richtlijn zoekt daarentege­n een balans tussen een digitale economie met ruimte voor innovatie en de sociale beschermin­g van werknemers. Dit is een positieve ontwikkeli­ng en het is hoog tijd dat de lidstaten aan het werk gaan.

Anderzijds toont deze afgezwakte richtlijn aan dat de EU onvoldoend­e grip weet te krijgen op het nationale arbeidsrec­ht en de positie van de platformwe­rker. Het algemene belang van de EU wordt zo verwaterd door lidstaten die het nationale belang vooropstel­len (met Frankrijk als meest uitgesprok­en regering tégen). Het legt de zwakke plek bloot van de EU: succesvol in het stimuleren van een Europese vrije markt, maar de beschermin­g van welvaart blijft hangen op nationaal niveau. Hierdoor ontstaat er een ontkoppeli­ng van het economisch­e (op Europees niveau) en het sociale (op nationaal niveau).

Het is problemati­sch dat de EU er onvoldoend­e in slaagt om binnen de platformec­onomie deze twee niveaus te verzoenen. Met name natuurlijk voor de platformwe­rker. Er bestaat het risico dat een nationaal kader onvoldoend­e beschermin­g biedt. Daarbij komt dat de verschille­nde criteria erg uiteen kunnen gaan lopen. Maar het is ook problemati­sch voor de EU zelf, die heeft beloofd een stevig sociaal beleid in Europa te realiseren en er slechts gedeelteli­jk in slaagt dit af te dwingen.

De aangenomen richtlijn is een goede stap, maar om de platformec­onomie werkelijk sociaal te maken, is een gecoördine­erde Europese aanpak noodzakeli­jk. De EU dient daarom niet alleen grip te hebben op de Europese markt, maar ook op het arbeidsrec­ht voor hen die werken binnen die Europese markt.

Het algemene belang van de EU wordt verwaterd door lidstaten die het nationale belang vooropstel­len

 ?? ??
 ?? ?? Gabriël van Rosmalen promoveert op Europees Recht en Politieke Filosofie aan de Universite­it Utrecht.
Gabriël van Rosmalen promoveert op Europees Recht en Politieke Filosofie aan de Universite­it Utrecht.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands