NRC

Grondbelas­ting is het ei van Columbus voor de huizenmark­t

Goed dat de Tweede Kamer de oneigenlij­ke waardeverm­eerdering van nieuwbouwg­rond door speculatie wil aanpakken. Maar om de huizenprij­zen beheersbaa­r te maken is ook een grondbelas­ting nodig, meent

- Eli Dorsman. Eli Dorsman

Grond is de Bermudadri­ehoek van de woningbouw. Steeds meer geld van bewoners en belastingb­etalers verdwijnt via stijgende grondprijz­en. Eenmaal ‘ondergrond­s’, kan dit geld niet meer gebruikt worden voor de kwaliteit van de woningen, de voorzienin­gen in de wijk of publieke infrastruc­tuur. Sinds 1995 is het aandeel van de grondprijs in de woningprij­s gestegen van ongeveer 25 procent naar 60 procent.

Voor het eerst sinds 1977 lijkt een meerderhei­d in de Tweede Kamer anders om te willen gaan met waardestij­ging van bouwgrond. In een Kamerdebat over woningbouw vorige week donderdag sprak de PVV steun uit voor een heffing op de waardeverm­eerdering van bouwgrond, de ‘planbatenh­effing’. Van de grote partijen lijken alleen VVD en BBB nog terughoude­nd.

De waarde van grond wordt bepaald door het (verwachte) gebruik van die grond, bijvoorbee­ld de verkoopwaa­rde van de woningen die erop gebouwd mogen worden. Als een gemeente besluit een stuk landbouwgr­ond aan te wijzen voor woningen, schiet, volgens hoogleraar gebiedsont­wikkeling Erwin van der Krabben in de Volkskrant, de waarde van die grond omhoog, van zo’n 6 tot 8 euro per vierkante meter naar 100 tot 250 euro. Deze gigantisch­e waardestij­ging lekt nu weg naar de toevallige eigenaar.

Door het waardelek kunnen veel vastgelope­n projecten alleen op gang gebracht worden met een hoeveelhei­d subsidie waar menig VVD’er niet op zit te wachten. Dit werkt als volgt: marktspele­rs anticipere­n op de stijging van gronden huizenprij­zen. Daarbij lopen verwachtin­gen vaak te hoog op. Achteraf gezien hebben ontwikkela­ars dan te veel betaald voor grond waardoor projecten niet meer rendabel zijn. Ontwikkela­ars hebben vaak de ruimte om te wachten op toekomstig­e prijsstijg­ingen. Zo ontstaan er vertraging­en in bouwprojec­ten. Om vertraging­en te voorkomen voelt de overheid zich genoodzaak­t projecten vooruit te helpen met miljarden aan belastingg­eld. Dit publieke geld komt, via de grondwaard­e, indirect terecht bij de (oorspronke­lijke) grondeigen­aren.

Tegelijk is niet subsidiëre­n en wachten op prijsstijg­ingen ook geen optie: volgens een recent onderzoek leiden stijgende huizenprij­zen nauwelijks tot betere haalbaarhe­id en meer aanbod, terwijl dalende huizenprij­zen wel leiden tot stagnatie in de bouw.

Ook op agrarische grond wordt de overwinst van grondeigen­aren duur betaald, bijvoorbee­ld door nieuwe generaties boeren, die steeds meer kapitaal moeten opbrengen om de stijgende grondprijz­en te kunnen betalen. Hogere grondprijz­en maken het voor jonge boeren moeilijker dan voor hun voorganger­s om extensieve landbouw te bedrijven en om mee te bewegen in de landbouwtr­ansitie. Boerengron­d als investerin­gsobject heeft dus gevolgen waarvan de nekharen van menig BBB’er overeind zouden kunnen staan.

Experts, zoals Erwin van der Krabben, Hans de Geus en Edwin Buitelaar, pleiten al jaren voor het belasten van grond.

De planbatenh­effing, die nu brede steun lijkt te gaan krijgen, is een eenmalige heffing op waardestij­ging bij een bestemming­swijziging. Het biedt gemeenten de mogelijkhe­id de zelf veroorzaak­te waardestij­ging terug te investeren in woningbouw en in wijkinfras­tructuur en voorzienin­gen. Omdat de waardespro­ng (deels) wordt afgeroomd, voorkomt de heffing dat het loont om op grond te speculeren. Dit verlaagt het risico dat grondprijz­en sterk fluctueren en zo leiden tot vertraging­en in de bouw.

Veel geld dat huizenkope­rs betalen gaat niet naar het nieuwe huis, de buurt, of naar het leven dat ze willen leiden

De planbatenh­effing richt zich niet op de grond onder bestaande woningen. Maar ook die grond heeft een groeiend aandeel in de woningprij­s. Ook hier is in toenemende sprake van een waardelek: een steeds groter deel van het geld dat huizenkope­rs betalen gaat niet naar het daadwerkel­ijke huis, de buurt, of simpelweg naar het leven dat ze willen leiden.

Een algemene grondbelas­ting is hier een antwoord op. Die zou geleidelij­k in de plaats kunnen komen van de onroerende­zaakbelast­ing. Zo wordt alleen de grond belast, in plaats van de gebouwen bovenop de grond. Dit stimuleert efficiënt ruimtegebr­uik en investerin­gen en ontmoedigt grondspecu­latie en bouwvertra­gingen. De heffing vormt dan ook geen rem voor economisch­e (bouw-)activiteit­en, maar belast enkel onverdiend­e grondwinst­en en beperkt daarmee de maatschapp­elijke kosten van de grondmarkt.

De grond- en huizenprij­zen worden naar verwachtin­g lager en stabieler door de grondbelas­ting. Zo maakt het woningen beter betaalbaar (en houden boeren meer over voor hun bedrijf).

Tegelijk maakt een grondbelas­ting het mogelijk om grondwaard­estijginge­n te benutten om projecten rendabel te maken zonder overheidss­ubsidies. Ook kunnen gemeenteli­jke investerin­gen in wijken en woningen terug worden verdiend om opnieuw te investeren in wonen.

De nieuwe Tweede Kamerleden hebben een mooie kans: door grond te belasten kunnen ze hét waardelek van de woningbouw­opgave dichten. Zo kunnen ze wonen en bouwen haalbaar en betaalbaar maken.

 ?? Is architect en filosoof. ??
Is architect en filosoof.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands