Wantrouwen richting anti-Israël-demonstranten onterecht
De kritiek van Frits Abrahams (De beer is los, 27/3) is vaker te horen; er is (te) weinig oog voor de daden van Hamas op 7 oktober. Mij lijkt het nochtans lastig protesteren met leuzen als ‘Hamas is een nare organisatie, maar wij vinden dat óók Palestijnen vrijheid moeten kennen, liefst van de rivier tot aan de zee’. Protesteerders zullen bovendien – niet onterecht – wijzen op het feit dat deze geschiedenis niet op 7 oktober begon. Ik verafschuw Hamas. Zij zijn even eng en fascistisch als Netanyahu en zijn clan. Maar het is een drogredenering om (an sich terecht) te wijzen op het barbaarse karakter van Hamas, en van daaruit te redeneren dat de regering van Netanyahu de moreel superieure partij is. Had Hamas de luxe van het modernste wapentuig en ongebreidelde westerse steun gehad, dan had 7 oktober er ongetwijfeld ook anders uit gezien. Ik stel me Gazaanse beelden voor en ik gruwel van het idee. Maar waar we Hamas terecht veroordelen geven we aan Israëlisch geweld al decennialang ruim baan. Het is daarom tijd dat men minder wantrouwend naar demonstranten tegen Israëlisch geweld kijkt. 7 oktober was een evidente gruweldaad die enkel afkeer en afschuw verdient. Maar zolang het buitensporige Israëlische geweld voortduurt zal de focus bij protesten daarover vooral op het onderwerp ervan liggen: het Israëlische geweld dus. Dat ontkent of bagatelliseert het geweld van Hamas geenszins. En als Lenny Kuhr voorstander van de Israëlische reactie is, dan is haar podium wat mij betreft een legitiem doelwit voor protest.